ECLI:NL:RBMNE:2025:542
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- P.J.M. Mol
- L.M. Janssens-Kleijn
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaald verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 31 januari 2025 uitspraak gedaan in een herhaald verzoek om een voorlopige voorziening door verzoekster, een B.V. uit Utrecht. Het verzoek volgde op een eerdere afwijzing van een vergelijkbaar verzoek op 4 november 2024, waarin de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herhaling van het verzoek rechtvaardigden. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een waarschuwing voor preventieve stillegging van werk, gegeven door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 1 oktober 2024.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat een herhaald verzoek om voorlopige voorziening alleen kan worden toegewezen als er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die niet eerder bekend waren. Verzoekster heeft echter geen nieuwe argumenten of feiten aangedragen die de eerdere afwijzing zouden kunnen onderbouwen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek kennelijk ongegrond is en heeft daarom zonder zitting uitspraak gedaan, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
De voorzieningenrechter heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier mr. L.M. Janssens-Kleijn.