9.2In de beroepsfase hebben eisers de heffingsambtenaar wederom in gebreke gesteld, omdat hij het verweerschrift te laat heeft ingediend. De rechtbank had namelijk in haar brief van 22 april 2024 aan de heffingsambtenaar verzocht om de stukken uiterlijk 17 juni 2024 in te dienen en de heffingsambtenaar heeft het verweerschrift uiteindelijk ingediend op 9 juli 2024. Volgens eisers hebben zij nu recht op een dwangsom vanwege het 22 dagen te laat ingediende verweerschrift. De rechtbank volgt eisers ook hierin niet. Er is namelijk geen wettelijke grondslag voor het opleggen van een dwangsom omdat het verweerschrift te laat is ingediend. Eisers doelen naar de rechtbank aanneemt op artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit artikel ziet echter op het nemen van een besluit (op aanvraag of op bezwaar) en niet op het indienen van stukken zoals het verweerschrift. Voor het indienen van een verweerschrift bestaat geen wettelijke termijn. De rechtbank ziet ook hierin dus geen reden om een dwangsom op te leggen aan de heffingsambtenaar.
10. Eisers geeft aan dat het onderzoek naar de verschillen tussen de woning en de referentiewoningen waarschijnlijk vanachter een bureau heeft plaatsgevonden. Eisers ziet graag de onderbouwing van de heffingsambtenaar met de bijbehorende gegevens en afbeeldingen van het locatiebezoek ter beoordeling.
11. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar niet verplicht is om een inpandige opname/taxatie te verrichten. Er is sprake van vrije bewijsleer. De heffingsambtenaar heeft bij de waardebepaling de beschikking over hulpmiddelen zoals oblieke foto’s. Dat zijn foto’s genomen vanuit de lucht. Ten aanzien van de secundaire objectkenmerken zoals de staat van onderhoud en het voorzieningenniveau is het aan eisers om met een onderbouwing te komen. Bij hen ligt daarvoor de bewijslast. De beroepsgrond slaagt niet.
12. Eisers voert aan dat het stijgingspercentage is gebruikt om aan te geven dat de stijging van ongeveer 27,6% buitensporig is. Volgens eisers maken register taxateurs bij het opstellen van taxatierapporten wel degelijk gebruik van prijsontwikkelingsgegevens.
13. De heffingsambtenaar geeft aan dat het de bedoeling van de Wet WOZ is dat de waarde van een woning voor elk belastingjaar opnieuw wordt bepaald aan de hand van de verkoopcijfers van referentiewoningen op of rond de waardepeildatum, zonder dat de waarde die voor vorige waardepeildatum aan de woning is toegekend daarbij van belang is. Vergelijking met een eerdere vastgestelde waarde, verhoogd of verlaagd met regionale of landelijke percentages, is onvoldoende nauwkeurig en kan daarom niet als maatstaf worden gebruikt. De rechtbank kan de heffingsambtenaar hierin volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
De staat van onderhoud en het voorzieningenniveau
14. Eisers voert aan dat er te weinig rekening is gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentiewoningen ten aanzien van de staat van onderhoud en het voorzieningenniveau. In de bezwaarfase heeft eisers hier foto’s en offertes van overlegd. Daarnaast heeft de woning geen zonnepanelen en de referentiewoningen hebben dat wel.
15. De heffingsambtenaar geeft aan dat de m²-prijs van de woning is vastgesteld op
€ 2.240,- en dat de m²-prijzen van de referentiewoningen hoger ligt. De vraag ligt voor of de beschikte waarde van de woning ten opzichte van de gehanteerde referentiewoningen, rekening houdend met de waardeerbare verschillen, niet te hoog is vastgesteld. Volgens de heffingsambtenaar blijkt uit de matrix dat de waarde niet te hoog is vastgesteld, rekening houdend met de waardeerbare verschillen. Het is niet noodzakelijk dat de referentiewoningen identiek zijn, er mogen verschillen zijn, maar met de waardeerbare verschillen moet wel rekening gehouden worden. Dat wordt aangetoond in de matrix. Ten aanzien van het ontbreken van zonnepanelen geeft de heffingsambtenaar aan dat de invloed van de aan- of afwezigheid van zonnepanelen kan worden verantwoord in de bouwkundige kwaliteit, het voorzieningenniveau of het onderhoudsniveau van de woning. Volgens de Wet WOZ moet de onroerende zaak gewaardeerd worden. Daarom wordt aan het onderdeel ‘zonnepanelen’ geen vast bedrag toegekend. Nu de staat van onderhoud en het voorzieningenniveau van de woning met factor 2 (ondergemiddeld) is gewaardeerd, wordt volgens de heffingsambtenaar voldoende rekening gehouden met de omstandigheid dat de woning geen zonnepanelen heeft en de referentiewoningen wel. De rechtbank kan de heffingsambtenaar hierin volgen en voegt hieraan toe dat het verschil tussen de m²-prijs van de woning en de gemiddelde m²-prijs van de referentiewoningen neerkomt op een verschil van € 64.024,-. Daarmee maakt de heffingsambtenaar aannemelijk dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld en dat er voldoende rekening is gehouden met de verschillen in staat van onderhoud en voorzieningenniveau tussen de woning en de referentiewoningen. De beroepsgrond slaagt niet.
De dakopbouw bij referentiewoning [adres 2]
16. Eisers voeren aan dat de referentiewoning [adres 2] een dakopbouw heeft. Verderop in de straat wordt momenteel een vergelijkbare dakopbouw geplaatst. Dat kost
€ 100.000,-. Doordat zij geen dakopbouw hebben is volgens hen de woning van eisers te hoog gewaardeerd.
17. Tijdens de zitting is door de taxateur aangegeven dat de dakopbouw vanaf de oplevering in 1999 al aanwezig was. Daarom is de gebruiksoppervlakte van de dakopbouw meegenomen bij het volume van de woning aan de [adres 2] . De woning heeft een gebruiksoppervlakte van 151 m², de referentiewoning aan de [adres 2] heeft een gebruiksoppervlakte van 162 m², daar zit de 11 m² van de dakopbouw bij in. De heffingsambtenaar geeft aan dat hieruit volgt dat er rekening is gehouden met de aanwezigheid van de dakopbouw bij deze referentiewoning. De rechtbank kan de heffingsambtenaar hierin volgen en voegt hieraan toe dat de kosten voor het alsnog laten plaatsen van een dakopbouw voor de waardebepaling in het kader van de Wet WOZ niet relevant zijn. Het plaatsen van een dakopbouw draagt alleen bij aan een grotere gebruiksoppervlakte. De beroepsgrond slaagt niet.