ECLI:NL:RBMNE:2025:5323

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
C/16/596292 / FL RK 25-760
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen grootmoeder en kleinkind in het kader van familierechtelijke geschillen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de omgangsregeling tussen een grootmoeder en haar kleinkinderen. De grootmoeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.M.H. Vriesde, verzocht de rechtbank om een omgangsregeling vast te stellen met haar kleinkinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder van de kinderen, bijgestaan door haar advocaat mr. A.S. Bissumbhar, verzocht de rechtbank om de verzoeken van de grootmoeder af te wijzen. De vader van de kinderen werd als belanghebbende aangemerkt.

De rechtbank heeft de verzoeken van de grootmoeder om provisionele voorzieningen afgewezen, omdat deze niet meer relevant waren gezien de eindbeslissing die in de bodemprocedure zou volgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de grootmoeder ontvankelijk is in haar verzoeken, omdat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen haar en de kinderen. De rechtbank heeft vervolgens een omgangsregeling vastgesteld waarbij [minderjarige 2] eenmaal per maand een weekend bij de grootmoeder verblijft en om de week op woensdagmiddag bij haar is. Voor [minderjarige 1] is geen specifieke omgangsregeling vastgesteld, maar zij mag zelf bepalen of zij meegaat naar de grootmoeder.

De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de regeling onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kosten van de procedure zijn voor iedere partij afzonderlijk, zonder dat een van de partijen in de proceskosten is veroordeeld. De rechtbank heeft ook een brief gestuurd naar [minderjarige 1] om haar over de uitspraak te informeren, waarbij de rechtbank de nadruk legt op het belang van haar keuzevrijheid in de omgang met haar grootmoeder.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Almere
Zaaknummer: C/16/596292 / FL RK 25-760
Omgang
Beschikking van 14 oktober 2025
in de zaak van:
[grootmoeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de grootmoeder,
advocaat: mr. G.M.H. Vriesde,
tegen
[moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.S. Bissumbhar.
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de grootmoeder, binnengekomen op 8 juli 2025;
  • het verweerschrift met daarin een aantal zelfstandige verzoeken met bijlagen van de moeder, binnengekomen op 24 juli 2025;
  • het bericht met bijlage van de grootmoeder van 18 september 2025;
  • de brief met bijlagen van de moeder van 21 september 2025, met daarin een aanpassing van de zelfstandige verzoeken.
1.2.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van
23 september 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de grootmoeder met haar advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader;
  • [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.3.
De rechtbank heeft aan [minderjarige 1] , de dochter van de moeder en vader, gevraagd wat zij van de verzoeken vindt. [minderjarige 1] heeft op 19 september 2025 met de rechter gesproken.
1.4.
De rechtbank heeft [minderjarige 2] , de zoon van de moeder en vader, niet gevraagd wat hij van de verzoeken vindt. De rechtbank vraagt dat alleen aan kinderen van acht jaar of ouder. Kinderen onder de acht jaar vindt de rechtbank daar nog te jong voor.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De grootmoeder is de moeder van de vader.
2.2.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad.
2.3.
Zij hebben samen twee kinderen:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2021 in [geboorteplaats] .
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.4.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over hen nemen.
2.5.
De grootmoeder verzoekt de rechtbank om:
- bij provisionele voorziening (zoals bedoeld in artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)) te bepalen dat tussen de grootmoeder en de kinderen de volgende omgangsregeling zal gelden:
 ten aanzien van [minderjarige 2] : zodra [minderjarige 2] naar de basisschool gaat elke woensdagmiddag uit school tot donderdagochtend naar school;
 ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] : om het weekend van vrijdagmiddag uit school/de BSO tot zondag 18:00 uur. De grootmoeder haalt op vrijdag (na haar werk) de kinderen op en de moeder haalt de kinderen op zondag bij de grootmoeder op;
 een regeling vast te stellen welke de rechtbank juist en in het belang van de kinderen acht;
- in de bodemprocedure te bepalen dat tussen de grootmoeder en de kinderen de volgende omgangsregeling zal gelden:
 ten aanzien van [minderjarige 2] : elke woensdagmiddag uit school tot donderdagochtend naar school;
 ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] : om het weekend van vrijdagmiddag uit school/de BSO tot zondag 18:00 uur. De grootmoeder haalt op vrijdag (na haar werk) de kinderen op en de moeder haalt de kinderen op zondag bij de grootmoeder op;
 een regeling vast te stellen welke de rechtbank juist en in het belang van de kinderen acht.
2.6.
De moeder verzoekt de rechtbank om de verzoeken van de grootmoeder af te wijzen. Verder verzoekt de moeder de rechtbank – na wijziging van haar verzoek – om:
  • te bepalen dat [minderjarige 2] eenmaal per maand een weekend bij de grootmoeder verblijft van zaterdag 17:00 uur tot zondag 18:00 uur. Indien de verjaardag van de moeder op een zaterdag of zondag valt, zal [minderjarige 2] bij de moeder verblijven. [minderjarige 2] zal op Moederdag ook bij de moeder zijn. Indien de vader in Nederland verblijft, kan de moeder afwijken van deze omgangsregeling. In dat geval dient de vader zelf met de grootmoeder afspraken te maken over de omgang;
  • een omgangsregeling te bepalen die tegemoet komt aan de belangen van de kinderen.

3.De beoordeling

Provisionele voorziening
Niet-ontvankelijk ten aanzien van provisionele voorzieningen
3.1.
De rechtbank verklaart de grootmoeder niet-ontvankelijk in haar verzoeken om provisionele voorzieningen te treffen. Provisionele voorzieningen zijn bedoeld als voorziening tijdens de looptijd van de procedure. Omdat de rechtbank in deze zaak een eindbeslissing zal nemen, heeft de grootmoeder geen belang meer bij het treffen van zulke provisionele voorzieningen. Als iemand geen belang heeft bij zijn verzoek, wordt diegene niet-ontvankelijk verklaard.
In de bodemprocedure
Ontvankelijkheid: het verzoek van de grootmoeder kan inhoudelijk worden beoordeeld (zij is ‘ontvankelijk’)
3.2.
Op grond van artikel 1:377a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft een kind recht op omgang met zijn ouders en met degene die ‘in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat’. De rechtbank moet dus beoordelen of er een nauwe persoonlijke betrekking is tussen de grootmoeder en de kinderen. Daarvoor is nodig dat er, kort gezegd, sprake is van meer dan de gebruikelijke band tussen grootouders en kleinkinderen. De grootmoeder heeft gesteld dat dit zo is, en de moeder heeft dit niet betwist. De rechtbank stelt daarom vast dat aan dit vereiste is voldaan en dat de grootmoeder ontvankelijk is in haar verzoeken. De rechtbank gaat daarom over tot een inhoudelijke behandeling van de verzoeken.
Omgangsregeling
3.3.
De rechtbank zal de volgende omgangsregeling vaststellen tussen de grootmoeder en [minderjarige 2] :
  • [minderjarige 2] verblijft één keer per maand een weekend bij de grootmoeder van zaterdag 17:00 uur tot zondag 18:00 uur;
  • [minderjarige 2] verblijft om de week een woensdagmiddag bij de grootmoeder, waarbij de grootmoeder [minderjarige 2] uit school ophaalt en om 19:00 uur weer terugbrengt naar de moeder.
Ten aanzien van [minderjarige 1] zal de rechtbank geen omgangsregeling vastleggen. Zij mag zelf kiezen of zij in de weekenden met [minderjarige 2] meegaat naar de grootmoeder. De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissingen neemt.
3.4.
Als iemand een recht op omgang heeft, kan de rechtbank op verzoek een omgangsregeling vaststellen. Dat staat in de wet. [1] De rechter moet daarbij het belang van het kind voorop stellen. [2]
3.5.
De grootmoeder heeft een veel uitgebreidere omgangsregeling met [minderjarige 2] verzocht. Zo’n uitgebreide regeling vindt de rechtbank echter niet in het belang van [minderjarige 2] . Daarbij weegt de rechtbank het volgende mee:
- Weliswaar heeft de grootmoeder lange tijd elke week van dinsdagmiddag tot donderdagochtend voor [minderjarige 2] gezorgd, maar dit was voordat [minderjarige 2] naar school ging. Nu gaat [minderjarige 2] wel naar school. Voor ieder kind is dat wennen, en de moeder heeft onderbouwd dat dit voor [minderjarige 2] extra moeilijk blijkt te zijn en hij een lastige start heeft gemaakt op school. De rechtbank vindt het, net als de moeder en de Raad, heel belangrijk dat er voor [minderjarige 2] rust, structuur en routine zijn. Elke week een nacht logeren bij oma, en dan ’s ochtends voor schooltijd van Diemen naar Almere gebracht worden, past daar niet bij;
- Als [minderjarige 2] om de week op woensdagmiddag bij zijn grootmoeder is, heeft zij regelmatig doordeweeks een middag met hem. Tegelijkertijd heeft hij op de andere woensdagen tijd voor sociale activiteiten, zoals feestjes en spelen met vriendjes in [plaats] . De rechtbank vindt dat op die manier ook genoeg tegemoet wordt gekomen aan het belang van de moeder om na school met de juf te kunnen overleggen. Het is immers maar één op de tien schooldagen waarop de grootmoeder [minderjarige 2] ophaalt van school. Als er iets dringends is, kan de school altijd telefonisch contact met de moeder opnemen;
- Het maandelijkse weekend van zaterdag 17.00 uur tot zondag 18.00 uur zorgt ervoor dat de grootmoeder, naast de tweewekelijkse woensdag, meer tijd met [minderjarige 2] heeft en bijvoorbeeld iets leuks met hem kan doen. Ook is er op die manier ook nog een vast moment voor een overnachting. Doordat [minderjarige 2] pas op zaterdag aan het eind van de middag naar de grootmoeder gaat, kan de moeder wel met hem naar voetbal. Een uitgebreidere weekendregeling, van meerdere weekenden per maand, of van vrijdag tot en met zondag, vindt de rechtbank niet in [minderjarige 2] ’ belang. Dat is een intensieve regeling die over het algemeen meer bij de omgang tussen een ouder en kind past. De moeder moet de ruimte hebben om in de weekenden met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] ook nog andere dingen te doen. Ook is die flexibiliteit nodig voor als de vader in Nederland is: de moeder heeft dan de ruimte om, naast het maandelijkse weekend met de grootmoeder, de kinderen ook extra tijd met hun vader te gunnen;
3.6.
Voor [minderjarige 1] zal de rechtbank bepalen dat zij zelf mag kiezen of ze in het weekend dat [minderjarige 2] bij de grootmoeder gaat logeren met [minderjarige 2] meegaat naar de grootmoeder. De rechtbank vindt dit passend bij de leeftijd van [minderjarige 1] . Ook moet de eerste prioriteit, zoals de Raad ook heeft geadviseerd, liggen bij het ouderhouden van het contact tussen [minderjarige 1] en haar vader. [minderjarige 1] daarnaast opleggen dat zij op bepaalde tijdstippen contact met haar grootmoeder heeft, past daar niet bij. Natuurlijk is het fijn als [minderjarige 1] een goede band met haar grootmoeder heeft en staat het [minderjarige 1] daarom vrij om zelf afspraken met de grootmoeder te maken. De moeder heeft toegezegd dat zij dat niet zal belemmeren.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.7.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
De kosten van deze procedure
3.8.
De rechtbank zal beslissen dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt, omdat zij geen reden ziet om één van de partijen in de proceskosten te veroordelen.
De rechtbank stuurt [minderjarige 1] een brief over de uitspraak
3.9.
De rechtbank stuurt, zoals met haar afgesproken, [minderjarige 1] een brief over deze uitspraak. De tekst van die brief neemt de rechtbank in deze beschikking op:
Beste [minderjarige 1] ,
Op 19 september hebben we elkaar gesproken op de rechtbank in Lelystad. Zoals wij met elkaar hebben afgesproken, stuur ik je deze brief om je uit te leggen welke beslissingen ik heb genomen, en waarom. In deze brief vertel ik je over de beslissingen over het contact met je oma; over het contact met je vader schrijf ik je een aparte brief.
Ik zal geen omgangsregeling voor jou en je oma vaststellen. Dat betekent dat ik niet ga beslissen wanneer en hoe vaak jij contact met je oma zou moeten hebben. Ik vind dat niet passen bij jouw leeftijd en bij de band tussen een oma en een kleindochter. Jij mag dat dus, in overleg met je moeder, je vader en natuurlijk je oma, zelf bepalen.
[minderjarige 2] gaat wel één keer per maand logeren, en misschien kun jij af en toe meegaan. Het is namelijk wel fijn als je je oma af en toe ziet. Zij heeft me verteld dat ze dol op je is. Als het niet lukt om heel vaak op bezoek te gaan in [woonplaats] , kun je misschien ook af en toe appen. Ik denk dat je oma dat ook heel leuk zou vinden.
Ik hoop dat ik het je zo goed heb uitgelegd en wens je het beste!

4.De beslissing

De rechtbank:
in de provisionele voorziening
4.1.
verklaart de grootmoeder niet-ontvankelijk in haar verzoeken tot het treffen van provisionele voorzieningen;
in de bodemprocedure
4.2.
stelt de volgende omgangsregeling vast tussen de grootmoeder en [minderjarige 2] :
  • [minderjarige 2] verblijft één keer per maand een weekend bij de grootmoeder van zaterdag 17:00 uur tot zondag 18:00 uur;
  • [minderjarige 2] verblijft om de week een woensdagmiddag bij de grootmoeder, waarbij de grootmoeder [minderjarige 2] uit school ophaalt en om 19:00 uur weer terugbrengt naar de moeder;
4.3.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
bepaalt dat partijen ieder hun eigen proceskosten betalen;
4.5.
wijst de verzoeken van partijen voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. J.M. Atema, (kinder)rechter in samenwerking met mr. L.J. Pel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:377a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 3 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK).