ECLI:NL:RBMNE:2025:532

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
11306324
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst auto wegens non-conformiteit en dwaling

In deze zaak heeft eiser een auto gekocht van gedaagde, maar wil hij de koopovereenkomst ontbinden omdat de auto als schadeauto wordt beschouwd. Eiser stelt dat de auto mankementen vertoont die voortkomen uit eerdere schade. Gedaagde betwist dit en stelt dat de mankementen niet het gevolg zijn van de eerdere schade. De kantonrechter heeft op 19 februari 2025 geoordeeld dat de koopovereenkomst niet kan worden ontbonden, omdat er geen sprake is van non-conformiteit of dwaling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de informatieplichten zijn nageleefd en dat er geen oneerlijke bedingen zijn. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat de auto bij aflevering niet aan de overeenkomst voldeed. De kantonrechter concludeert dat de auto de eigenschappen bezat die eiser op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Eiser is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van gedaagde betalen.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11306324 \ UC EXPL 24-6238
Vonnis van 19 februari 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. M.S. Aziz,
tegen
[gedaagde] , handelend onder de naam [handelsnaam],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft de volgende stukken ontvangen:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 21 januari 2025. [eiser] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en vergezeld door [A] en [B] . [gedaagde] is eveneens in persoon verschenen, vergezeld door zijn vader. Door of namens partijen zijn de standpunten toegelicht en is antwoord gegeven op vragen. Daarvan heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Op de mondelinge behandeling is aan partijen gezegd dat op 19 februari 2025 een vonnis zal worden gegeven.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] heeft een auto van [gedaagde] gekocht. Die koop wil [eiser] ongedaan maken (ontbinden/vernietigen), omdat het een schadeauto betreft. Hierdoor vertoont de auto volgens [eiser] mankementen. [gedaagde] is het daar niet mee eens. Hij meent dat de eerdere schade aan de auto niet kan hebben geleid tot de door [eiser] aangevoerde mankementen. De kantonrechter zal beslissen dat de koopovereenkomst niet door [eiser] kan worden ontbonden of vernietigd, omdat geen sprake is van non-conformiteit of dwaling.

3.De achtergrond van de zaak

3.1.
[eiser] heeft naar aanleiding van een marktplaatsadvertentie op 15 januari 2022 een Kia Stonic (hierna: de auto) van [gedaagde] gekocht. Het gaat om een auto uit 2020 met een kilometerstand van 30.022 kilometer.
3.2.
Kort na de aankoop bleek dat niet alle opties en accessoires, zoals die in de marktplaatsadvertentie genoemd stonden, waaronder de cruise control, in de auto aanwezig waren. Ook bleek de airco van de auto defect. Vanaf februari 2022 is hierover contact tussen partijen geweest, wat erin heeft geresulteerd dat de cruise control op kosten van [gedaagde] is geïnstalleerd en de airco op kosten van [eiser] is hersteld.
3.3.
Vervolgens deed er zich vanaf april 2022 een nieuwe mankement voor, namelijk aan het start-stopsysteem en/of de accu. Dit mankement is op kosten van [eiser] hersteld.
3.4.
In juli 2023 verloor de auto herhaaldelijk koelvloeistof en/of olie en vertoonde de auto onverklaarbare geluiden en trillingen tijdens het rijden. Er zijn door verschillende garages pogingen gedaan om deze mankementen te verhelpen, maar zonder succes.
3.5.
In januari 2024 is de auto op verzoek van [eiser] door een KIA-dealer en in februari 2024 door een autoschadeherstelbedrijf onderzocht. Naar aanleiding van deze onderzoeken zijn rapporten opgesteld, waarin – kort gezegd – staat dat uit de historie van de auto volgt dat er eerder schade aan de rechtervoorzijde van de auto door een aanrijding is geweest en dat die schade destijds niet (goed) is gerepareerd.
3.6.
Op basis van de hiervoor genoemde rapporten heeft [eiser] met een brief van 22 juni 2024 aan [gedaagde] bericht de koopovereenkomst te ontbinden. [gedaagde] heeft niet op deze brief gereageerd. [eiser] is daarom tot dagvaarding overgegaan.

4.De beoordeling

Er is sprake van een consumentenovereenkomst
4.1.
Vooropgesteld wordt dat de overeenkomst tussen partijen met betrekking tot de koop van de auto een consumentenkoop is als bedoeld in artikel 7:5, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW). [gedaagde] handelde immers in het kader van zijn bedrijfsactiviteit en [eiser] is een natuurlijk persoon, die handelt voor doeleinden buiten een bedrijfsactiviteit. Dit betekent dat de kantonrechter (zo nodig ambtshalve, dus ook als de consument daar niet om vraagt), moet toetsen of een aantal belangrijke consumentenbeschermende bepalingen uit het Europese en Nederlandse recht is nageleefd. In dit geval gaat het om de bepalingen over informatieplichten en oneerlijke bedingen.
De informatieplichten zijn niet geschonden
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat in dit geval de informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing zijn. Uit de processtukken leidt de kantonrechter af dat [eiser] bij het sluiten van de koopovereenkomst moet hebben beschikt over alle essentiële informatie, omdat die uit de context bleek, dan wel op duidelijke en begrijpelijke wijze door [gedaagde] aan [eiser] was verstrekt. [1]
Er zijn geen oneerlijke bedingen
4.3.
De kantonrechter constateert dat er in dit geval geen algemene voorwaarden van toepassing zijn op de koopovereenkomst. Er zijn aldus geen bedingen overeengekomen die getoetst moeten worden.
Geen sprake van non-conformiteit
4.4.
In deze procedure vordert [eiser] primair voor recht te verklaren dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst en voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst met de brief van 22 juni 2024 is ontbonden. Hieruit volgt dan een ongedaanmakingsverplichting, op grond waarvan [eiser] terugbetaling van het aankoopbedrag van de auto vordert. Hierbij maakt [eiser] ook aanspraak op een schadevergoeding vanwege aan de auto gemaakte kosten. Ook maakt [eiser] aanspraak op alle door hem gemaakte en nog te maken (buitengerechtelijke) kosten en de kosten van deze procedure.
4.5.
De kantonrechter zal deze vorderingen van [eiser] afwijzen. De kantonrechter is namelijk van oordeel dat niet is gebleken dat de door [eiser] gekochte auto niet aan de tussen partijen gesloten koopovereenkomst beantwoordt. Een geldige reden voor ontbinding ontbreekt; [gedaagde] hoeft de auto dus niet terug te nemen en de aankoopprijs niet terug te betalen. Dat wordt als volgt toegelicht.
4.6.
[eiser] stelt dat hij vrijwel vanaf de datum van de aankoop mankementen aan de auto heeft gehad. Op de mondelinge behandeling heeft hij verduidelijkt dat de auto volgens hem non-conform is omdat de auto een schadeauto blijkt te zijn en de auto daardoor mankementen vertoont. Het gaat hierbij om herhaaldelijke lekkages van olie en/of koelvloeistof en om nog onverklaard gebleven geluiden en trillingen. Gelet op dit standpunt, laat de kantonrechter de mankementen die zich eerder zouden hebben voorgedaan aan de airco en de accu buiten beschouwing bij de beoordeling van de vraag of sprake is van non-conformiteit. Ditzelfde geldt ook voor het ontbreken van specifieke accessoires in de auto.
4.7.
De door [eiser] aangevoerde mankementen, namelijk de herhaaldelijke lekkages van olie en/of koelvloeistof en de onverklaarbare geluiden en trillingen, zijn volgens [eiser] vanaf juli 2023 ontstaan. Dat betekent dat het bewijsvermoeden van artikel 18a van het BW, waarin is bepaald dat bij een consumentenkoop wordt vermoed dat de zaak (in dit geval de auto) bij aflevering niet aan de overeenkomst beantwoordt indien zich binnen één jaar na aflevering een afwijking (lees: gebrek) openbaart van wat is overeengekomen, geen toepassing vindt. De koopovereenkomst is namelijk op 15 januari 2022 gesloten, waardoor de mankementen buiten het genoemde jaar vallen. Dit leidt er toe dat de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de non-conformiteit van de auto bij aflevering, en dus ten aanzien van eventuele gebreken aan de auto, bij [eiser] ligt.
4.8.
Ter onderbouwing van zijn standpunt dat sprake is van een schadeauto, en dat daaruit gebreken zijn voortgekomen die de auto non-conform maken, heeft [eiser] – voor zover relevant – een tweetal rapporten overgelegd. Het gaat om een rapport van een KIA-dealer van 22 januari 2024 en een expertiserapport van [onderneming] , opgesteld in opdracht van OHRA, van 26 februari 2024. [gedaagde] heeft de inhoud van deze rapporten niet weersproken, zodat de kantonrechter van de juistheid ervan uitgaat.
4.9.
De kantonrechter begrijpt dat [eiser] met het begrip ‘schadeauto’ bedoelt dat sprake is van een auto waaraan op enig moment substantiële schade is geweest. Uit het rapport van de KIA-dealer volgt een diagnosestelling voor olielekkage en wordt vermeld dat de auto rechtsvoor schade heeft gehad. Naar aanleiding van dat rapport heeft [eiser] gepoogd om de schade bij OHRA, waar hij zijn autoverzekering heeft, te verhalen. OHRA heeft daarom het schadebedrijf [onderneming] opdracht gegeven de auto te onderzoeken. In dat rapport staat dat de KIA-dealer vermoedde dat de olielekkage het gevolg was van een aanrijding. Het [onderneming] schrijft in haar rapport dat er in het verleden schade aan de rechter voorzijde van de auto is geweest en dat die schade in het verleden niet goed is gerepareerd. [eiser] ziet in deze constatering de verklaring voor de door hem ervaren gebreken. De kantonrechter is dat niet met hem eens. Uit het rapport van [onderneming] blijkt namelijk niet wat de oorspronkelijke schade aan de auto zou zijn geweest, wanneer die schade zich zou hebben voorgedaan en wat daar niet goed aan zou zijn gerepareerd. Het staat daarom niet vast dat de mankementen hun oorsprong in de niet goed gerepareerde schade vinden en daardoor moeten worden aangemerkt als gebrek dat (in aanleg) reeds bij de koop aanwezig was. De enkele omstandigheid dat er in het verleden schade aan de auto is geweest en dat die niet goed gerepareerd is, maakt de auto op zichzelf niet non-conform. Immers is daarvoor nodig dat daaruit ook daadwerkelijk gebreken voortkomen. In dat verband overweegt de kantonrechter dat in het rapport van OHRA geen direct verband tussen de niet goed herstelde schade en de lekkage van olie wordt gelegd. [onderneming] volstaat met de enkele constatering dat de auto in het verleden schade heeft gehad. Evenmin blijkt uit het rapport een verband tussen de geluiden en trillingen, nu dat ook niet de insteek van het onderzoek van [onderneming] lijkt te zijn geweest.
4.10.
De kantonrechter is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat niet is gebleken dat de auto bij levering niet aan de koopovereenkomst heeft beantwoord. [eiser] heeft met de door hem overgelegde rapporten onvoldoende onderbouwd dat er op het moment van de levering gebreken bestonden die, al dan niet, voortkwamen uit het feit dat sprake was van een schadeauto.
4.11.
De kantonrechter ziet voorts geen aanwijzingen dat [eiser] op grond van de overeenkomst meer mocht verwachten van de door hem gekochte auto. Een koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. Bij een gebruikte auto is van belang dat de koper mag verwachten dat de auto in een staat is die bij de ouderdom, het aantal gereden kilometers en de onderhoudstoestand past. De door [eiser] aangevoerde mankementen, namelijk de lekkages van olie en/of koelvloeistof en de onverklaarbare geluiden en trillingen, zijn anderhalf jaar na de aankoop van de auto ontstaan. In die periode heeft [eiser] (minimaal) 60.000 kilometer met de auto gereden. Gelet hierop, en op de omstandigheid dat een direct verband tussen de niet goed herstelde schade en de door [eiser] aangevoerde mankementen niet is komen vast te staan, is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] er redelijkerwijs rekening mee had moeten houden dat er mankementen aan de auto konden ontstaan. Temeer nu ook niet is gebleken dat [gedaagde] garanties heeft verstrekt of expliciete toezeggingen heeft gedaan over de onderhoudsstaat of onderdelen van de auto.
4.12.
De kantonrechter concludeert dat de auto ook na de levering de eigenschappen bezat die [eiser] op grond van de overeenkomst mocht verwachten en dus ook om die reden niet non-conform was.
4.13.
Gelet op het voorgaande, komt [eiser] niet de bevoegdheid toe om de koopovereenkomst op grond van artikel 7:22, eerste lid, onder a, van het BW (buitengerechtelijk) te ontbinden. Ook bestaat er met deze uitkomst geen aanleiding om de gevorderde schadevergoeding toe te kennen.
Er is geen sprake van dwaling
4.14.
Subsidiair vordert [eiser] om voor recht te verklaren dat hij heeft gedwaald bij het aangaan van de koopovereenkomst en voor recht te verklaren dat [gedaagde] op de hoogte had kunnen zijn, of behoren te zijn, van de staat van de auto, met name dat het een schadeauto betreft. Op basis van dwaling vordert [eiser] vernietiging van de koopovereenkomst en terugbetaling van het aankoopbedrag van de auto. Wederom maakt [eiser] hierbij ook aanspraak op een schadevergoeding. Ook maakt [eiser] aanspraak op alle door hem gemaakte en nog te maken (buitengerechtelijke) kosten en de kosten van deze procedure.
4.15.
De kantonrechter is van oordeel dat geen sprake is van dwaling in de zin van artikel 6:228 van het BW en wijst deze vorderingen van [eiser] daarom ook af. Een geldige reden voor vernietiging ontbreekt, waardoor ook op deze grond geen aanleiding bestaat om de gevorderde schadevergoeding toe te kennen; De kantonrechter overweegt hierover het volgende.
4.16.
Vast staat dat [eiser] een tweedehands auto heeft gekocht die op enig moment schade aan de rechtervoorzijde heeft gehad. De stelling van [eiser] dat door die schade sprake is van een schadeauto in de zin dat er substantiële schade is geweest, is echter onvoldoende onderbouwd en daardoor niet komen vast te staan. Over de omvang van de schade is namelijk niets bekend. Ondanks dat [gedaagde] middels het chassisnummer kon weten dat de auto op enig moment schade heeft gehad, maakt dat hier niet dat sprake is van dwaling. Uit de betreffende informatie is zoals gezegd niet af te leiden wat de aard en omvang van de schade is. Omdat elke tweedehands auto in de regel niet volledig schadevrij is, had [gedaagde] niet hoeven te begrijpen dat [eiser] daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden. Gelet hierop had [gedaagde] [eiser] daarover dus ook niet hoeven in te lichten.
Bewijsaanbod
4.17.
Op de mondelinge behandeling heeft [eiser] aangeboden om een document van de KIA-dealer te overleggen, waaruit zou volgen dat de auto mankementen heeft. Ook zou daaruit volgen dat de KIA-dealer die mankementen aan de eerdere schade zou kunnen relateren als ze de auto uit elkaar halen voor nader onderzoek. De kantonrechter zal dit aanbod passeren. Vast staat immers al dat sprake is van mankementen. Ten aanzien van het nader onderzoek is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn stelling dat sprake is van een direct verband tussen de niet goed herstelde schade en de lekkage van olie/koelvloeistof en de onverklaarbare geluiden en trillingen te onderbouwen. Hij heeft reeds twee rapporten ingebracht waaruit op geen enkele wijze blijkt van een relatie tussen de oude schade en de aanwezige mankementen. Daarom wordt aan het bewijsaanbod niet toegekomen.
[eiser] wordt veroordeeld in de proceskosten
4.18.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van [gedaagde] betalen. [gedaagde] is op de mondelinge behandeling verschenen om in persoon te procederen. Er worden daarom zogenoemde verletkosten begroot, omdat hij daardoor (mogelijk) inkomsten is misgelopen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op € 50,00.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 50,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H. Charbon en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.
LHJ/63796

Voetnoten

1.Vergelijk in dit verband de Hoge Raad (HR) 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677 (het arrest heeft betrekking op een overeenkomst waarop de informatieplichten van de artikelen 6:230m en 6:230v BW van toepassing zijn, maar algemeen wordt aangenomen dat het analoog kan worden toegepast op een overeenkomst waarop de informatieplichten van artikel 6:230l BW van toepassing zijn).