ECLI:NL:RBMNE:2025:5303
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.A.J. Woutersen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen educatieve maatregel rijgedrag
Op 1 oktober 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. V.A. van Biljouw, en het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), vertegenwoordigd door mr. J.J. Kwant. Eiser had beroep aangetekend tegen de beslissing van het CBR van 15 april 2025, waarin zijn bezwaar tegen een educatieve maatregel vanwege zijn rijgedrag niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep behandeld, waarbij eiser niet aanwezig was, maar zijn gemachtigde wel. Na de zitting heeft de rechtbank direct uitspraak gedaan.
De rechtbank oordeelde dat het CBR terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard, omdat eiser geen bezwaargronden had ingediend. Eiser had wel verzocht om het mutatierapport dat bij de mededeling van de politie aan het CBR over zijn rijgedrag zou moeten zitten, en dit rapport had hij ontvangen. Het CBR had eiser zelfs extra tijd gegeven om bezwaargronden in te dienen, maar hij had dit nagelaten. De rechtbank concludeerde dat eiser voldoende informatie had om inhoudelijk bezwaar te maken tegen het primaire besluit en dat zijn argument dat het onmogelijk was om gronden in te dienen, niet werd gevolgd.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekende dat eiser geen griffierecht terugkreeg en ook geen vergoeding van proceskosten ontving. Partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter mr. J.A.J. Woutersen, in aanwezigheid van griffier P. Molenaar.