ECLI:NL:RBMNE:2025:5284

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
C/16/591377 / JE RK 25-520
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling, uithuisplaatsing en wijziging contactregeling met onvoldoende perspectiefonderzoek

Op 30 september 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaken betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 1 juni 2026, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing. De rechtbank oordeelt dat de GI onvoldoende perspectiefonderzoek heeft uitgevoerd, waardoor het perspectief van de kinderen niet goed is vastgesteld. De moeder heeft verzocht om een deskundigenonderzoek, maar de rechtbank ziet hier geen aanleiding voor. De rechtbank heeft de contactregeling tussen de moeder en de kinderen gewijzigd, waarbij de kinderen om de week op woensdagmiddag contact hebben met de moeder en één zaterdag per vier weken bij haar verblijven. De rechtbank benadrukt dat de kinderen voorlopig niet bij de moeder kunnen wonen, gezien de onduidelijkheid over haar emotionele stabiliteit en de zorgen over de opvoedvaardigheden van de vader. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummers: C/16/591377 / JE RK 25-520 (verlenging ondertoezichtstelling en
machtiging tot uithuisplaatsing) en
C/16/595967 / JE RK 25-1022 (wijziging contactregeling met moeder)
Datum uitspraak: 30 september 2025
Beschikking van de meervoudige kamer
in de zaken van
de gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND, hierna: de GI,
gevestigd in Utrecht,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboortedatum] ,
hierna: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2016 in [geboortedatum] ,
hierna: [minderjarige 2] .
De rechtbank merkt in beide zaken als
belanghebbendeaan:
[moeder], hierna: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. E.J. Coxon,
De rechtbank merkt in de procedure met zaaknummer C/16/591377 / JE RK 25-520 als
belanghebbendeen in de procedure met zaaknummer C/16/595967 / JE RK 25-1022 als
informantaan:
[vader], hierna: de vader,
formeel zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
feitelijk verblijvende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

In de procedure met zaaknummer C/16/591377 / JE RK 25-520:
1.1.
De rechtbank heeft eerdere beschikkingen gegeven op 28 mei 2025 en 27 juni 2025. Het procesverloop tot 27 juni 2025 blijkt uit deze beschikkingen.
1.2.
In de beschikking van 28 mei 2025 heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 1 juli 2025. De beslissing op het resterende deel van de verzoeken heeft de rechtbank aangehouden.
1.3.
In de beschikking van 27 juni 2025 [1] heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 1 oktober 2025. De beslissing op het resterende deel van het verzoek is aangehouden in afwachting van een nader te bepalen zittingsdatum. De rechtbank heeft de GI verzocht om uiterlijk op 25 juli 2025 nadere stukken over te leggen.
1.4.
De rechtbank heeft daarna het bericht van de GI van 14 juli 2025 met bijlagen ontvangen.
In de procedure met zaaknummer C/16/595967 / JE RK 25-1022:
1.5.
Het procesverloop tot 24 juli 2025 blijkt uit de beschikking van 24 juli 2025. De kinderrechter heeft in die beschikking een vakantieregeling vastgesteld voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de beslissing op de reguliere contactregeling aangehouden. Ook heeft de kinderrechter de zaak naar een meervoudige kamer verwezen.
1.6.
De rechtbank heeft daarna de brief van de GI van 2 september 2025 ontvangen.
In beide zaaknummers:
1.7.
De behandeling van de verzoeken van de GI is voortgezet tijdens de mondelinge behandeling van 3 september 2025. Verschenen zijn:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader;
  • [A] namens de GI.
De rechtbank heeft bijzondere toegang verleend aan de persoonlijk begeleider van de moeder, [B] .
1.8.
De rechtbank heeft [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld om zijn mening te geven over de verzoeken. [minderjarige 1] heeft geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.
1.9.
Aan het einde van de zitting is de uitspraakdatum op heden bepaald.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven in gezinshuis ‘ [naam] ’ in [plaats] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 1 juni 2022 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 1 oktober 2025.
2.4.
In de beschikking van 29 september 2022 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit huis te plaatsen. Deze machtiging is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 1 oktober 2025.
2.5.
In de beschikking van 22 januari 2025, hersteld bij beschikking van 20 maart 2025, heeft de kinderrechter de volgende contactregeling tussen de moeder en de kinderen vastgesteld:
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben op woensdag middag van 12.30 uur tot 16.30 uur onder begeleiding omgang met de moeder in Oss, voor zover het schoolrooster van de kinderen dit toelaat;
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven minimaal een dag per maand onder begeleiding op een zaterdag van 10.00 uur tot 19.00 uur bij de moeder;
  • zodra er een gezinsbuddy beschikbaar is, verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog een extra dag per maand bij de moeder waarbij de gezinsbuddy het bezoek monitort door een gedeelte van de omgang aanwezig te zijn, en verder op afstand beschikbaar is voor de moeder en/of de kinderen;
  • waarbij de GI de regie voert over deze regeling en deze kan uitbreiden als zij daartoe aanleiding ziet in het belang van de kinderen.

3.De verzoeken

In de procedure met zaaknummer C/16/591377 / JE RK 25-520:
3.1.
De rechtbank moet nog beslissen op het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen tot 1 juni 2026.
Ook moet de rechtbank nog beslissen op het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Verder vindt de GI dat de kinderen het beste in het gezinshuis kunnen opgroeien. De GI vindt dat daar hun perspectief ligt en vraagt de rechtbank om zich daarover uit te laten.
3.2.
De moeder is het eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, maar niet met de beslissing over het perspectief van de kinderen. De moeder verzoekt de rechtbank primair het perspectiefbesluit van 25 april 2025 te vernietigen, althans als onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd vervallen te doen verklaren. Subsidiair verzoekt de moeder de rechtbank een deskundigenonderzoek te bepalen op grond van artikel 810a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) teneinde het opvoedperspectief van de kinderen te onderzoeken.
3.3.
De vader is het niet eens met het perspectiefbesluit van de GI. Hij vindt dat het onderzoek niet goed is uitgevoerd. De vader zou willen dat de kinderen doordeweeks in het gezinshuis zijn en in de weekenden bij hem of bij de moeder. Hoewel de vader het er niet mee eens is, berust hij wel in het besluit. Hij wil hierover niet meer de strijd aangaan, hij ziet in dat dit niet helpend is voor de kinderen.
In de procedure met zaaknummer C/16/595967 / JE RK 25-1022:
3.4.
De rechtbank moet nog beslissen op het verzoek van de GI om de door de kinderrechter op 22 januari 2025, hersteld bij beschikking van 20 maart 2025, vastgestelde contactregeling te wijzigen en de volgende contactregeling vast te leggen:
- de moeder heeft omgang met de kinderen:
o iedere woensdagmiddag om de week van 12:30 tot 16:30 uur, onder begeleiding;
o één zaterdag per maand van 10:00 tot 19:00 uur, onder begeleiding van de Gezinsbuddy, Solid of een andere organisatie;
o waarbij in overleg met de GI wordt gekeken naar mogelijke omgangs-momenten in de vakanties.
Op de zitting van 3 september 2025 heeft de GI haar verzoek gewijzigd, in die zin dat zij nu verzoekt dat de regeling op woensdag om 12.30 uur start vanuit school en dat het gaat om één zaterdag per vier weken.
3.5.
De moeder is het, afgezien van de frequentie van de bezoekregeling op woensdag, niet met het verzoek van de GI eens. Zij verzoekt de rechtbank om de verzoeken van de GI over het wijzigen van de contactregeling af te wijzen. Daarnaast verzoekt de moeder de rechtbank bij wijze van zelfstandig verzoek om de zorgregeling zoals opgenomen in de (herstel)beschikking van de rechtbank van 20 maart 2025 te bekrachtigen.

4.De beoordeling

De beslissing
4.1.
De rechtbank verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van acht maanden, tot 1 juni 2026. Verder verlengt de rechtbank de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 1 juni 2026. De rechtbank zal ook een oordeel geven over het verrichte perspectiefonderzoek en de daarop gebaseerde perspectiefbesluiten van de GI, nu dat noodzakelijk is voor de beoordeling van de beslissingen, maatregelen en verzoeken die (mede) voortvloeien uit of samenhangen met dat perspectiefbesluit.
Daarnaast zal de rechtbank de eerdere beslissing over de contactregeling tussen de moeder en de kinderen wijzigen. Het overige of anders verzochte zal de rechtbank afwijzen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.
Verlenging van de ondertoezichtstelling
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat nog steeds aan de wettelijke vereisten voor het
verlengen van de ondertoezichtstelling is voldaan. [2] Daar is iedereen het over eens.
Sinds de kinderen in het gezinshuis verblijven, gaat het goed met hen. Er is nu sprake van fysieke veiligheid, rust en de kinderen worden gestimuleerd in hun ontwikkeling op een manier die passend is bij hun leeftijd. Indien nodig wordt er hulp ingezet voor de kinderen. In de afgelopen jaren hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ook een grote groei doorgemaakt ten aanzien van onderwijs. De rechtbank vindt het belangrijk dat deze positieve ontwikkelingen worden voorgezet en dat de GI betrokken blijft om deze ontwikkelingen te volgen.
Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat nog steeds aan de wettelijke vereisten voor het
verlengen van de machtiging tot uithuisplaatsing is voldaan. [3]
4.4.
De GI heeft de rechtbank gevraagd om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen en om zich uit te laten over het perspectief van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De GI is van mening dat hun perspectief in het gezinshuis ligt. Die beslissing is mede gebaseerd op het onderzoek dat vanuit Youké is gedaan door Samen Sterk Vooruit (hierna: SSV).
4.5.
Uit het Eindverslag van SSV
over de vaderblijkt dat de vader te weinig ontwikkeling heeft laten zien in zijn opvoedvaardigheden. De vader heeft binnen de mogelijkheden van het begeleid bezoek niet verder geïnvesteerd in het meer verdieping opzoeken in het contact met de kinderen en in het oefenen met opvoedvaardigheden.
Daarnaast is er te weinig duidelijkheid ontstaan over de persoonlijke situatie van de vader op verschillende leefgebieden.
De GI heeft een aantal basisvoorwaarden opgesteld waarover duidelijkheid zou moeten komen om te kunnen bezien of de situatie van de vader stabiel en veilig is, waaronder over zijn medische situatie, woonsituatie, financiën en daginvulling. Deze duidelijkheid is niet gekomen, waardoor het verdere traject gestagneerd is om het perspectief bij de vader nader te onderzoeken. De vader heeft zich ook tegenover de kinderen onvoldoende open en kwetsbaar opgesteld. De kinderen hebben daardoor tijdens de bezoeken niet meer inzicht gekregen in hoe het met de vader zelf gaat, wat zijn en eventueel hun gezamenlijk toekomstperspectief zou kunnen zijn, en ook niet in hoe de leefsituatie van vader is (bijvoorbeeld waar woont hij, wat vindt hij leuk om te doen, welk gemeenschappelijk verleden delen ze met elkaar, hoe geven ze dat gemeenschappelijk verleden een plek, hoe is de toekomstvisie van vader).
4.6.
Op grond hiervan heeft de GI geconcludeerd dat er geen perspectief is dat de kinderen bij de vader kunnen gaan wonen. De rechtbank onderschrijft deze conclusie.
De afgelopen jaren heeft de vader geen openheid van zaken gegeven over zijn medische situatie. Hij zou ongeneeslijk ziek zijn en bij diverse specialisten behandeld zijn of worden. Die informatie is bij navraag door de GI door de diverse ziekenhuizen ontkracht. De vader staat ook nergens ingeschreven. Hoewel hij zegt al twee jaar bij zijn huidige partner en haar gezin te wonen, is ook daarover geen duidelijkheid ontstaan. De vader heeft daar ook tijdens de diverse zittingen geen concrete opheldering over gegeven. Dit geldt ook voor zijn financiële situatie. Bovendien heeft de vader nog steeds een beperkte en begeleide bezoekregeling van een middag per twee weken. Omdat deze duidelijkheid over de situatie van de vader niet is verkregen ondanks dat daar bij herhaling om is verzocht en de informatie die wel is verkregen niet juist blijkt te zijn, is zijn situatie te onstabiel om te kunnen besluiten dat het verantwoord is dat de kinderen bij hem komen wonen. De rechtbank begrijpt dat de vader zich bij deze conclusie ook heeft neergelegd.
4.7.
Uit het Eindverslag van SSV over
de moederblijkt dat de moeder heeft laten zien dat ze volhardend heeft gewerkt aan het praktisch op orde brengen van haar eigen leven, zoals het zorgen voor huisvesting, inrichting, financiën, daginvulling, vervoer voor de bezoeken en hulpverlening voor zichzelf. In het contact met de kinderen is zij in staat enthousiast op hen te reageren, hen vragen te stellen en met hen mee te leven.
Anderzijds wordt gezien dat de moeder nog veel problemen heeft met het bieden van rust en emotionele stabiliteit aan de kinderen. Zo kan zij door haar eigen onrust en emotionele instabiliteit niet goed afstemmen op wat nodig is voor de kinderen en kan zij niet altijd een lijn vasthouden. Moeder reageert emotioneel sterk op grote en kleine situaties die haar overvallen en die nemen haar dan sterk in beslag. Zij heeft op zo'n moment vooral zelf geruststelling en bevestiging nodig om weer overzicht te krijgen en afstand te kunnen nemen van het betreffende voorval. Zij heeft dan weinig ruimte voor de beleving van anderen, waaronder haar kinderen. Deze emotionele problematiek hindert haar bij het vergroten van haar opvoedvaardigheden zoals het bieden van voldoende duidelijkheid, het geven van rustige aandacht, overzicht en basisrust.
Vanuit SSV zijn onder andere de volgende adviezen gegeven:
  • Moeder moet eerst de gelegenheid krijgen om te profiteren van haar behandeling. Haar emotieregulatie problemen belemmeren haar op dit moment nog te veel in het vormgeven van de rust en begeleiding die de kinderen nodig hebben.
  • Moeder houdt samen met haar behandelaren de GI op de hoogte van de voortgang van haar behandeling bij PsyQ zodat gezamenlijk bepaald kan worden wanneer zij er klaar voor is om met het NIKA te werken aan het versterken van de band met haar kinderen en haar opvoedingsvaardigheden.
4.8.
Op grond van deze adviezen heeft de GI geconcludeerd dat er geen perspectief is dat de kinderen nu of binnen redelijke termijn bij de moeder kunnen gaan wonen.
De rechtbank volgt de GI niet in haar standpunt dat het perspectief van de kinderen op basis van het onderzoek door SSV over de moeder definitief in het gezinshuis kan worden vastgesteld. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek daarvoor niet aan de minimumeisen voldoet.
Zoals de rechtbank in de beschikking van 27 juni 2025 al heeft overwogen, was het op basis van de oorspronkelijk ingediende stukken niet mogelijk om vast te stellen of de door SSV in de eindverslagen getrokken conclusies logischerwijs konden volgen uit en dus worden gedragen door de onderliggende stukken. Om tot een zorgvuldig oordeel te kunnen komen over het opgroeiperspectief van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] heeft de rechtbank die stukken daarom opgevraagd. Het ging om de tussenevaluaties waarnaar wordt verwezen, de evaluatieverslagen van Solid waar in het korte verslag van 5 maart 2025 naar wordt verwezen, zo nodig het genoemde ‘Evaluatie verslag t.b.v. einde perspectiefonderzoek’ (Solid d.d.: 05-03-2025) en de omgangsverslagen.
4.9.
Op 14 juli 2025 heeft de GI 24 bijlagen overgelegd. Daar zitten onder andere elf ingevulde vragenlijsten bij waarvan het soms niet duidelijk is door wie deze zijn ingevuld of op welke datum. Bovendien zijn de vragenlijsten slechts summier ingevuld. Ook zitten er dubbele stukken bij, wat het erg onoverzichtelijk maakt. De GI heeft deze bijlagen ook niet van een toelichting of een leesadvies voorzien waarmee een begrijpelijk overzicht had kunnen ontstaan.
De conclusies over het perspectief lijken voor een groot deel te zijn gebaseerd op de summiere omgangsverslagen van de moeder met de kinderen. De omgangen werden steeds door dezelfde omgangsbegeleidster begeleid, [C] van Solid. Het is de rechtbank niet bekend welke achtergrond of opleiding zij heeft. De rechtbank heeft ook geen concrete omgangsverslagen ontvangen, behoudens twee korte samenvattende verslagen, namelijk een ‘Concept verslag begeleide omgang [minderjarige 1] en [minderjarige 2] [familienaam] d.d. 15-01-2025’ over het contact met de moeder in de periode september 2024 tot en met 4 januari 2025 en een ‘Verslag begeleide omgang [minderjarige 1] en [minderjarige 2] [familienaam] d.d. 05-03-2025’ dat kennelijk diende ter evaluatie van het perspectiefonderzoek. De rechtbank kan deze omgangverslagen niet goed op waarde schatten, aangezien concrete voorbeelden van voorvallen en situatiebeschrijvingen die de conclusies zouden kunnen ondersteunen (nagenoeg) ontbreken.
Vanaf 26 oktober 2024 tot en met 4 januari 2025 zijn er vier zaterdagen geweest waarop de kinderen de hele dag bij de moeder op bezoek zijn geweest. Daarbij is [D] , pleegzorgbegeleider bij Youké Sterke Jeugd, in ieder geval één keer gedurende anderhalf uur aangesloten. Hiervan zijn geen verslagen overgelegd.
4.10.
Het Eindverslag van SSV is ongedateerd. De eindevaluatie over de moeder heeft plaatsgevonden op 16 januari 2025. Op 13 maart 2025 is de beslissing van de GI met de moeder besproken, nadat de kinderen al op 4 maart 2025 waren ingelicht.
Het advies van SSV was steeds dat de omgang tussen de moeder en de kinderen uitgebreid moest worden, zodat de moeder voldoende de gelegenheid zou hebben om te oefenen met de gestelde doelen. Deze uitbreiding is er pas met de beschikking van 22 januari 2025 gekomen, toen een extra zaterdag in de maand is toegevoegd aan de bezoekregeling. Toen had SVV echter al geconcludeerd dat het perspectief van de kinderen niet bij de moeder ligt. Dit is voor de rechtbank moeilijk te volgen, mede omdat er zoals gezegd nauwelijks verslagen zijn overgelegd van de door Solid begeleide contactmomenten waarin de situatiebeschrijvingen nagenoeg geheel ontbreken. Bovendien kan in zo’n korte periode geen verandering worden verwacht bij de moeder. Dit is temeer het geval nu de moeder pas in december 2024 is gestart met de intake bij PsyQ, waar zij een behandeling zal krijgen waarvan het doel is om te leren omgaan met emoties.
Het hele proces van het verrichte perspectiefonderzoek naar de moeder is ondoorzichtig en niet te volgen gebleven voor de rechtbank. De eindconclusie dat de doelen niet (volledig) zijn behaald valt met de overgelegde stukken onvoldoende te toetsen.
4.11.
Dat alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat op basis van dit onderzoek niet een dermate ingrijpende beslissing over het opgroeiperspectief van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kan worden genomen, als het gaat om de mogelijkheid van terugkeer bij de moeder.
Om die reden onderschrijft de rechtbank het perspectiefbesluit van de GI niet. Anders dan de moeder verzoekt, zal de rechtbank het perspectiefbesluit echter niet vernietigen. Daar bestaat geen wettelijke grondslag voor.
4.12.
Voor de rechtbank is het ondanks het vorenstaande wel duidelijk dat de kinderen voorlopig nog niet bij de moeder thuis kunnen wonen. Daarom moet de machtiging tot uithuisplaatsing wel verlengd worden tot 1 juni 2026.
Onder andere uit de door de GI overgelegde tijdlijnen blijkt dat de kinderen in hun jeugd veel onrust hebben gekend. Zo zijn er meerdere (dreigende) uithuiszettingen geweest, was er regelmatig sprake van schoolverzuim, waren er zorgen over drugsgebruik bij de moeder thuis, zijn er diverse meldingen uit de buurt geweest van dierenmishandeling en
-verwaarlozing, waren er vermoedens van huiselijk geweld en ruzies en is het gezin eind 2022 tegen de afspraken in vertrokken naar Frankrijk voor een paar maanden.
Daar komt bij dat de rechtbank ook zorgen ziet met betrekking tot de emotionele disbalans van de moeder. Dit komt terug in het eindverslag van SSV en vindt ondersteuning in het verslag van de gezinsbuddy (van Stichting GezinsBuddy) van 27 mei 2025.
In verband hiermee heeft de moeder zich vorig jaar aangemeld bij PsyQ. Op de zitting heeft zij verteld dat zij is of zal worden doorverwezen naar Fivoor. Fivoor is een specialist in forensische en intensieve zorg en begeleiding. Zij begeleiden mensen met een psychiatrische stoornis die een gevaar vormen voor de samenleving en voor zichzelf en mensen met een licht verstandelijke beperking in combinatie met psychiatrische stoornissen of gedragsproblemen.
De rechtbank deelt daarom de aanbevelingen vanuit SSV wel dat het belangrijk is dat de moeder voor haar emotionele disbalans en de achterliggende oorzaken daarvan een gedegen behandeling krijgt, zodat zij emotioneel stabieler gaat functioneren en minder snel ontregelt en uitbarst. Daar komt bij dat ook de moeder op dit moment een beperkt contact met de kinderen heeft omdat een substantieel contact van meerdere dagen per week nog niet tot de mogelijkheden behoort. Ook zijn er nog steeds financiële zorgen.
4.13.
Sinds april 2023 verblijven de kinderen in het gezinshuis en is er rust ontstaan in hun opvoedsituatie. Zij ontwikkelen zich goed nu. Er zijn met betrekking tot [minderjarige 2] nog wel zorgen over haar taalontwikkelingsstoornis. Zij wordt daarvoor doorverwezen naar Kentalis, omdat de logopedie onvoldoende lijkt te helpen. De rechtbank vindt het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat zij de komende tijd in het gezinshuis kunnen blijven wonen en vanuit die situatie de hulp krijgen die zij nodig hebben.
Geen deskundigenonderzoek
4.14.
De rechtbank ziet geen aanleiding om conform het subsidiaire verzoek van de moeder op grond van artikel 810a lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een deskundigenonderzoek te gelasten. Het draagt namelijk niet bij aan het oordeel van de rechtbank dat de kinderen de komende periode niet bij een van de ouders thuis kunnen wonen. Onderzoeken leiden bovendien tot veel onrust. Dat acht de rechtbank na alle onrust van de afgelopen periode nu niet in het belang van de kinderen.
Wijziging contactregeling
4.15.
De GI verzoekt op grond van artikel 1:265g lid 2 BW de contactregeling met de moeder te wijzigen, omdat de omstandigheden gewijzigd zijn.
De GI heeft geen verzoek ingediend met betrekking tot de omgangsregeling met de vader, daarom zal de rechtbank enkel beslissen over het contact tussen de moeder en de kinderen.
4.16.
Vast staat dat de kinderen iedere woensdag van 12.30 uur tot 16.30 uur bij één van de ouders verblijven: de ene week bij de moeder, de andere week bij de vader. Omdat dit verkeerd in de laatste (herstel)beschikking staat, zal de rechtbank die regeling wijzigen. Partijen zijn het er namelijk over eens dat de kinderen om de week op woensdagmiddag bij de moeder zijn, in plaats van iedere week. Aan die regeling wordt ook al sinds de laatste beschikking uitvoering gegeven.
Daar komt nog een extra wijziging bij, omdat de schooltijden van [minderjarige 2] gewijzigd zijn. Dit schooljaar is [minderjarige 2] pas om 12.30 uur klaar op school. Daarom verzoekt de GI om te bepalen dat de moeder [minderjarige 2] om 12.30 uur uit school haalt, in aanwezigheid van de begeleiding. Daartegen is door de moeder geen verweer gevoerd. Dat betekent dat zij [minderjarige 2] vanaf nu niet meer in het gezinshuis hoeft op te halen, maar dat zij haar om 12.30 uur op school kan ophalen.
Voor [minderjarige 1] geldt nog steeds dat hij aansluit bij deze omgangsmomenten voor zover zijn schooltijden dat toelaten.
4.17.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de regeling
tussen de moeder en [minderjarige 2]die nu feitelijk wordt uitgevoerd op de zaterdagen te wijzigen, behoudens dat de regeling een zaterdag per vier weken wordt in plaats van per maand.
De huidige contactregeling is begin dit jaar na een zorgvuldige afweging door de kinderrechter vastgesteld. Uit de evaluatiemomenten van SSV kwam namelijk naar voren dat het belangrijk was om de contactmomenten uit te breiden, zodat de moeder meer mogelijkheden zou krijgen om de relatie met haar kinderen te versterken en om te oefenen met haar pedagogische vaardigheden. In juli 2025 heeft de GI al het verzoek om wijziging van deze regeling ingediend. De wijziging ziet op de extra zaterdag waarop de moeder contact heeft met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , waarbij er deels begeleiding is door de gezinsbuddy.
Uit het verzoekschrift van de GI maakt de rechtbank op dat de enige reden om het contact tussen de moeder en [minderjarige 2] te verminderen door de extra zaterdag te laten vervallen, gelegen lijkt te zijn in het feit dat [minderjarige 1] heeft aangegeven dat hij zijn vader vaker wil zien.
De GI wil ook de vader de gelegenheid geven om de kinderen eens per vier weken in het weekend te zien. De GI wil daarom de weekenden volgens een vierwekelijks schema verdelen: moeder, gezinshuis, vader, gezinshuis.Echter heeft de GI nog geen concreet verzoek gedaan met betrekking tot het contact met de vader op een zaterdag.
4.18.
De rechtbank begrijpt dat er ook ruimte moet zijn voor contact met de vader, maar op dit moment is het nog onduidelijk of deze regeling tot stand gaat komen en of de kinderen ook daadwerkelijk een zaterdag per vier weken naar de vader zullen gaan. Zolang dat niet aan de orde is, ziet de rechtbank geen reden om de huidige contactregeling te wijzigen. Zodra de GI een concreet plan heeft voor de omgang tussen de kinderen en de vader, zal zij het totaalplaatje moeten voorleggen aan de kinderrechter als er iets gewijzigd moet worden in de contactregeling met de moeder.
Bovendien is niet gebleken dat de extra zaterdag per vier weken belastend is voor [minderjarige 2] . Daarom zal de rechtbank de huidige regeling, waarbij [minderjarige 2] om het weekend bij haar moeder verblijft op zaterdag, vastleggen in het dictum van deze beschikking. Daarbij geldt dat één zaterdag volledig begeleid is en de andere zaterdag voor zoveel als mogelijk. De rechtbank laat het aan de GI over om te beoordelen of het nodig is dat er meer begeleiding aanwezig moet zijn bij het contact tussen de moeder en [minderjarige 2] , gelet op de zorgen die ten aanzien van [minderjarige 1] naar voren zijn gekomen en waar de rechtbank hieronder in rechtsoverweging 4.19 nader in zal gaan. De GI krijgt hierbij ook de regie om deze regeling uit te breiden met een overnachting indien zij dit in het belang van [minderjarige 2] acht.
4.19.
De rechtbank ziet wel aanleiding om de regeling
tussen de moeder en [minderjarige 1]te wijzigen. Uit het verzoek van de GI blijkt dat er zorgen zijn ontstaan over [minderjarige 1] bij de (deels) onbegeleide omgangsmomenten op de zaterdag. Hij geeft bij het gezinshuis aan dat hij spanning voelt, last heeft van buikpijn in aanloop naar het bezoekmoment en dat hij zich onder druk gezet voelt door de moeder om zich uit te spreken over zijn woonsituatie. Zo zou er tijdens autoritten gesproken worden over juridische procedures. De moeder ontkent dat dit het geval is.
De rechtbank kan niet beoordelen of [minderjarige 1] daadwerkelijk beïnvloed wordt door de moeder tijdens de onbegeleide omgangsmomenten, omdat zij daar niet bij is. De rechtbank vindt het wel zorgelijk dat [minderjarige 1] deze signalen afgeeft, waar zij niet aan twijfelt. Mogelijk hebben de procedures hun weerslag op [minderjarige 1] . De rechtbank vindt het daarom, mede gelet op de leeftijd van [minderjarige 1] , belangrijk om naar zijn wensen te luisteren. Om die reden zal de rechtbank beslissen dat [minderjarige 1] zelf mag kiezen of hij op de zaterdag dat het contact mogelijk deels onbegeleid plaatsvindt wil aansluiten bij het contact tussen de moeder en [minderjarige 2] .
4.20.
De rechtbank zal tenslotte bepalen dat de GI de regie krijgt om deze contactregeling uit te breiden, bijvoorbeeld met een overnachting, als zij dat in het belang van de kinderen acht. Ter zitting is gebleken dat dit op termijn een mogelijkheid is om de kinderen wat langer bij de moeder te laten verblijven. In overleg met de GI wordt gekeken naar de omgangsmomenten in de vakanties.
Kindbrief
4.21.
De kinderrechter stuurt [minderjarige 1] , tegelijk met het versturen van de beschikking, een brief waarin de beslissing wordt uitgelegd. In die brief is de volgende tekst opgenomen:

Beste [minderjarige 1] ,
Op 14 augustus 2025 heb ik jou een brief gestuurd waarin ik jou de mogelijkheid heb gegeven om weer met mij in gesprek te gaan op 3 september 2025. Jij hebt ervoor gekozen om dat niet te doen, dat is natuurlijk helemaal goed.
Er moest nog een beslissing worden genomen over de verlenging van de ondertoezichtstelling, jouw woonplek en over het contact met je moeder. Dat heb ik samen met twee andere rechters gedaan. Ik ga je in deze brief uitleggen wat onze beslissing is.
Onze beslissing is dat jij in ieder geval tot 1 juni 2026 een jeugdbeschermer hebt en in het gezinshuis blijft wonen, samen met [minderjarige 2] . Dat vinden wij het meest in jullie belang en dat willen jullie ook graag.
Daarnaast hebben wij beslist dat jij je moeder op de volgende momenten ziet:
Om de week op woensdag van 12.30 uur tot 16.30 uur als jouw schooltijden dat toelaten. In de andere week zie jij je vader. Hier is begeleiding bij.
Eén zaterdag per vier weken van 10.00 uur tot 19.00 uur bij je moeder thuis. Hier is de hele dag begeleiding bij.
Verder mag je kiezen of je nog een extra zaterdag per vier weken wil aansluiten bij het contact tussen [minderjarige 2] en je moeder van 10.00 uur tot 19.00 uur. Dit moment is nu deels begeleid, deels onbegeleid. De jeugdbeschermer bepaalt vanaf nu hoeveel begeleiding er nodig is tijdens dit contactmoment. Wij begrijpen dat jij in het gezinshuis hebt verteld dat je het prettig vindt dat de begeleiding erbij is. Daarom mag jij zelf kiezen of je op die tweede zaterdag in de vier weken de hele dag of een gedeelte van de dag aan wil sluiten bij dit bezoek of dat je die dag in het gezinshuis blijft.
In de vakanties wordt in overleg met jouw jeugdbeschermer gekeken naar de omgangsmomenten.
Ook heb je aangegeven dat je meer contact met je vader wil. De jeugdbeschermer gaat bekijken wat hierin mogelijk is en daarvoor een plan opstellen. Zij zal daarbij ook rekening houden met jouw wens om ook weekenden in het gezinshuis door te brengen.
Ik hoop dat onze beslissing zo duidelijk voor jou is. Ik wens je veel succes met het nieuwe schooljaar.”
Uitvoerbaar bij voorraad
4.22.
De rechtbank verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 1 juni 2026;
5.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 1 juni 2026;
5.3.
wijzigt de beschikking van 22 januari 2025, die hersteld is bij beschikking van 20 maart 2025, en stelt de volgende contactregeling tussen de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vast:
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben eens per twee weken op woensdagmiddag van 12.30 uur uit school tot 16.30 uur onder begeleiding contact met de moeder in [plaats] , voor zover het schoolrooster van de kinderen dit toelaat;
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven minimaal eenmaal per vier weken onder begeleiding op een zaterdag van 10.00 uur tot 19.00 uur bij de moeder;
  • [minderjarige 2] verblijft daarnaast ééns per vier weken nogmaals op zaterdag bij de moeder van 10.00 uur tot 19.00 uur, waarbij de GI de regie heeft over de vorm en mate van begeleiding tijdens dit contactmoment. [minderjarige 1] mag zelf kiezen of hij gedurende (een deel van) dit contactmoment wil aansluiten;
  • de GI krijgt de regie om deze contactregeling uit te breiden, bijvoorbeeld met een overnachting, als zij dat in het belang van de kinderen acht;
  • in overleg met de GI wordt gekeken naar mogelijke omgangsmomenten in de vakanties;
5.4.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het overige of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2025 door mr. R.R. Everaars-Katerberg (voorzitter), mr. A.G. van Doorn en mr. L.A. Banga, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. S. Clement als griffier. In verband met afwezigheid van de voorzitter is de beschikking getekend door kinderrechter mr. A.G. van Doorn.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

2.Artikel 1:255 jo. 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
3.Artikel 1:265c BW.