ECLI:NL:RBMNE:2025:5276

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
25/1833
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N. Durdabak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van huurtoeslag wegens overschrijding van de vermogensgrens

Deze uitspraak betreft de definitieve berekening en terugvordering van de aan eiseres toegekende voorschot huurtoeslag over het berekeningsjaar 2023. Eiseres is het niet eens met de herziening en terugvordering van de huurtoeslag door de Dienst Toeslagen, die heeft vastgesteld dat haar vermogen de wettelijk vastgestelde vermogensgrens overschrijdt. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij heeft geoordeeld dat de Dienst Toeslagen terecht de huurtoeslag heeft herzien en het voorschot teruggevorderd. De rechtbank legt uit dat de huurtoeslag een inkomensafhankelijke regeling is en dat de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) van toepassing is. Eiseres voerde aan dat haar vermogen, verkregen als ontslagvergoeding door ziekte, niet in verhouding staat tot het teruggevorderde bedrag. De rechtbank oordeelt echter dat de overschrijding van de vermogensgrens een harde grens is en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. De rechtbank heeft begrip voor de persoonlijke situatie van eiseres, maar concludeert dat de Dienst Toeslagen de huurtoeslag terecht heeft herzien en het teruggevorderde bedrag volledig moet worden voldaan. De uitspraak is gedaan door mr. N. Durdabak, rechter, en is openbaar uitgesproken op 10 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/1833

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: F.C.W. Gaasbeek),
en

Belastingdienst/Toeslagen, hierna Dienst Toeslagen

(gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de definitieve berekening en terugvordering van de aan eiseres toegekende voorschot huurtoeslag over het berekeningsjaar 2023. Eiseres is het hiermee niet eens en heeft beroep ingesteld. Zij voert daartoe twee beroepsgronden aan, aan de hand waarvan de rechtbank de herziening en terugvordering van de huurtoeslag beoordeelt.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is en eiseres geen gelijk heeft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Aanleiding en procesverloop

2. Dienst Toeslagen heeft bij voorschotbeschikking van 28 december 2022 een voorschot huurtoeslag voor het jaar 2023 aan eiseres toegekend. Als gevolg van de verhuizing van haar toenmalige medebewoner is dat voorschot op 22 februari 2023 gewijzigd naar een (hoger) bedrag van € 5.013,-. Op 12 juni 2024 heeft Dienst Toeslagen de inkomensgegevens vanuit de Basisregistratie inkomens ontvangen, waarbij het vermogen van eiseres over het jaar 2023 is vastgesteld op een bedrag van € 35.335,-. Omdat dit bedrag de wettelijk vastgestelde vermogensgrens overschrijdt, heeft Dienst Toeslagen de definitieve huurtoeslag op nihil gesteld en het eerder toegekende voorschot inclusief wettelijke rente teruggevorderd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 4 februari 2025 op het bezwaar van eiseres is Dienst Toeslagen bij dat besluit gebleven.
3. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
4. De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres via videoverbinding en de gemachtigden van Dienst Toeslagen.

Beoordeling door de rechtbank

Toetsingskader
5. De huurtoeslag is een tegemoetkoming in de kosten van het huren van een woning. [1] De hoogte hiervan is afhankelijk van iemands draagkracht op basis van diens inkomen en vermogen. [2] Dit betekent dat de huurtoeslag een inkomensafhankelijke regeling is. De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) is daarom hierop van toepassing. [3] Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Awir wordt ter bepaling van de draagkracht het toetsingsinkomen van de aanvrager en diens eventuele partner in aanmerking genomen. Het toetsingsinkomen betreft de op het berekeningsjaar betrekking hebbende inkomensgegevens.
6. Op grond van artikel 21, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awir, kan Dienst Toeslagen een toegekende tegemoetkoming herzien. In dat geval is de belanghebbende gehouden het bedrag van de terugvordering geheel te voldoen. [4] Dienst Toeslagen kan echter van volledige terugvordering afzien als de nadelige gevolgen van de terugvordering onevenredig zijn ten opzichte van de te dienen doelen van de volledige terugvordering. [5]
7. De rechtbank beoordeelt in deze zaak allereerst of Dienst Toeslagen de huurtoeslag terecht heeft herzien.
Wat vindt eiseres?
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het vermogen waarover zij beschikt, verkregen als ontslagvergoeding door ziekte, met een bedrag van € 1.587,- minimaal de wettelijke grens overschrijdt. Zij is van mening dat deze kleine overschrijding van de vermogensgrens niet in verhouding staat tot het teruggevorderde bedrag van € 5.034,-.
Heeft Dienst Toeslagen de huurtoeslag terecht herzien?
7. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [6] is Dienst Toeslagen gehouden het toetsingsinkomen, dat door de inspecteur van de inkomstenbelasting wordt vastgesteld, tot uitgangspunt te nemen. De inspecteur heeft het vermogen van eiseres op de peildatum van 1 januari 2023 vastgesteld op een bedrag van € 35.335,-. Op grond van artikel 7, derde lid, van de Awir heeft een aanvrager geen recht op huurtoeslag als de rendementsgrondslag [7] aan het begin van het berekeningsjaar 2023 meer dan € 33.748- bedraagt. Het vastgestelde vermogen van eiseres overschrijdt daarmee de wettelijk vastgestelde vermogensgrens. Eiseres betwist dat ook niet. Dit is een harde vermogensgrens, in die zin dat Dienst Toeslagen geen ruimte toekomt om hiervan af te wijken. Daarom is de rechtbank van oordeel dat Dienst Toeslagen de huurtoeslag van eiseres over 2023 terecht heeft herzien en op nihil heeft gesteld.
Heeft Dienst Toeslagen het toegekende bedrag terecht teruggevorderd?
8. Op grond van artikel 26, tweede lid, van de Awir vordert Dienst Toeslagen in geval van herziening het volledige bedrag terug. Dienst Toeslagen kan van volledige terugvordering afzien als de nadelige gevolgen hiervan onevenredig zijn ten opzichte van de te dienen doelen. Een terugvordering dient het algemene belang dat gemeenschapsgelden juist worden besteed. Dienst Toeslagen kan op grond van artikel 3:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen en onder bijzondere omstandigheden van terugvordering afzien of het terug te vorderen bedrag matigen. [8]
9. In het Verzamelbesluit Toeslagen is opgenomen dat alleen bijzondere omstandigheden zich verzetten tegen gehele terugvordering. Als hiervan sprake is en gehele terugvordering onevenredig is, kan Dienst Toeslagen het bedrag matigen of afzien van terugvordering. In het Verzamelbesluit zijn voorbeelden van bijzondere omstandigheden opgenomen. Hierin staat uitdrukkelijk dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden als de terugvordering het gevolg is van het overschrijden van een vermogensgrens. Volgens rechtspraak van de Afdeling [9] is een geringe overschrijding van de vermogensgrens, zoals eiseres stelt, niet dusdanig bijzonder dat hierom van terugvordering moet worden afgezien. Dat ook een geringe overschrijding leidt tot terugvordering is namelijk inherent aan het stellen van een vermogensgrens. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de verdrietige omstandigheden waarin eiseres zich bevindt nu zij ongeneeslijk ziek is, kan de rechtbank Dienst Toeslagen volgen in de motivering dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat van terugvordering moet worden afgezien of dat deze moet worden gematigd.
10. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk heeft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N. Durdabak, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.B. Thépass, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2025.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 1, onder a, van de Wet op de huurtoeslag.
2.Artikel 7, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag.
3.Artikel 1, eerste lid, van de Awir.
4.Artikel 26, eerste lid, van de Awir.
5.Artikel 26, tweede lid, van de Awir.
6.Bijvoorbeeld de uitspraak van 7 juli 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BN0487.
7.De rendementsgrondslag is het vermogen (banktegoeden en overige bezittingen die meetellen) minus (aftrekbare) schulden.
8.Uitspraak van de Afdeling van 23 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3536.
9.Uitspraak van de Afdeling van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3491.