ECLI:NL:RBMNE:2025:5250

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 augustus 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
UTR 24/4221
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit van het Uwv om geen ZW-uitkering toe te kennen aan eiser wegens arbeidsgeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 1 augustus 2025, wordt het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beoordeeld, waarbij eiser vanaf 1 februari 2024 geen Ziektewet (ZW) uitkering meer ontvangt. Het Uwv stelt dat eiser arbeidsgeschikt is voor zijn eigen werk, gebaseerd op een eerdere beoordeling in het kader van de Eerstejaars Ziektewet Beoordeling (EZWb). Eiser is het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiser arbeidsgeschikt is, omdat er geen nieuwe medische feiten zijn die een andere conclusie rechtvaardigen. Eiser heeft geen medische informatie overgelegd die aantoont dat zijn situatie is verslechterd sinds de eerdere beoordeling. De rechtbank oordeelt dat de motivering van de verzekeringsarts voldoende is en dat de eerder geduide functies nog steeds geschikt zijn voor eiser. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen recht heeft op een ZW-uitkering en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4221

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.S. Pot),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: mr. R.M.H. Rokebrand).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het besluit van het Uwv om eiser vanaf 1 februari 2024 geen uitkering toe te kennen op grond van de Ziektewet (ZW-uitkering). Het Uwv legt aan dit besluit ten grondslag dat eiser vanaf 1 februari 2024 arbeidsgeschikt is voor zijn eigen werk. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan, die de rechtbank beoordeelt.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiser vanaf 1 februari 2024 arbeidsgeschikt is voor zijn eigen werk. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Voorgeschiedenis en besluitvorming

2. Eiser heeft voorheen gewerkt als [functie] voor 36 uur per week. Hij heeft zich op 26 april 2021 ziekgemeld en kreeg een ZW-uitkering toegekend. Na een Eerstejaars Ziektewet Beoordeling (EZWb) heeft het Uwv beslist dat deze ZW-uitkering per 4 september 2022 eindigt. Eiser werd ongeschikt geacht voor zijn eigen werk, maar wel geschikt geacht voor ander werk waarmee hij meer dan 65% van maatmaninkomen kon verdienen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. Hij kreeg een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Eiser heeft zich op 21 oktober 2022 opnieuw ziek gemeld terwijl hij een WW-uitkering ontving. Volgens het Uwv waren de klachten van eiser ongewijzigd en werd hij geschikt geacht voor de eerder (in het kader van de EZWb) geduide functies. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. In het kader van de heroverweging terzake de twee bezwaren werd eiser gezien door een arts onder supervisie van een verzekeringsarts. In de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 25 mei 2023 zijn per 4 september 2022 aanvullende beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk functioneren en dynamische handelingen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep concludeerde dat eiser niet geschikt was voor alle eerder geduide functies, maar de arbeidsdeskundige kon in dezelfde SBC-codes wel andere geschikte functies duiden. Het ging om de functies: ‘wikkelaar’ met SBC-code 267053, productiemedewerker industrie met SBC-code 111180 en productiemedewerker textiel met SBC-code 272043. De functie inpakker met SBC-code 111190 werd als reserve functie geduid. Het Uwv heeft de twee bezwaarschriften van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen geen beroep ingesteld.
2.1
Eiser heeft zich op 1 februari 2024 opnieuw ziek gemeld, terwijl hij een WW-uitkering ontving. De arts die eiser onderzocht concludeerde dat geen sprake was van nieuwe medische feiten of omstandigheden en dat eiser niet volledig arbeidsongeschikt was. Met het besluit van 4 maart 2024 heeft het Uwv daarom beslist dat eiser vanaf 1 februari 2024 arbeidsgeschikt is voor zijn eigen werk en hij daarom vanaf deze datum geen ZW-uitkering krijgt. Met het bestreden besluit van 6 mei 2024 op het bezwaar van eiser is het Uwv hierbij gebleven.
2.2
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft gereageerd met een verweerschrift.
2.3
De rechtbank heeft het beroep op 17 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde. Het Uwv is met voorafgaand bericht niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Grondslag van het besluit
3. Het Uwv legt aan het bestreden besluit ten grondslag dat de arts naar aanleiding van de nieuwe ziekmelding heeft vastgesteld dat de medische beperkingen van eiser sinds de eerdere EZWb niet zijn toegenomen op 1 februari 2024. Hierdoor is eiser arbeidsgeschikt voor zijn eigen werk. Met zijn eigen werk worden de voorbeeldfuncties bedoeld die eerder in het kader van de EZWb zijn geduid. Deze functies zijn openomen in het arbeidsdeskundigrapport van 30 mei 2023. Het gaat om de hiervoor onder 2 genoemde functies. Eiser heeft zich namelijk ziek gemeld nadat eerder bij een EZWb het recht op ziekengeld is beëindigd en hij heeft daarna niet meer gewerkt.
Toetsingskader
4. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
De rapporten en de besluiten die daarop gebaseerd zijn, zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de drie genoemde voorwaarden is voldaan. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
4.1
Als sprake is van een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken en de verzekerde hierdoor ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid dan heeft degene recht op een ZW-uitkering. [1]
Beoordeling van de beroepsgronden van eiser
De zorgvuldigheid van het onderzoek van het Uwv
5. Eiser voert aan dat het opmerkelijk en onzorgvuldig is dat het Uwv de uitslag niet afwacht van onderzoek dat loopt ten tijde van de hoorzitting en waarvan de uitslag spoedig beschikbaar zou komen.
5.1
De rechtbank stelt voorop dat het bij de beoordeling van de nieuwe ziekmelding van eiser per 1 februari 2024 gaat om de medische situatie van eiser op die datum, de zogenaamde datum in geding. De rechtbank ziet geen aanleiding om het onderzoek onzorgvuldig te vinden en overweegt daartoe als volgt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de dossiergegevens bestudeerd, eiser gesproken en lichamelijk onderzocht op het fysieke spreekuur op 1 mei 2024 en de door eiser ingebrachte medische informatie van de reumatoloog en neuroloog in de beoordeling betrokken. De rechtbank kan volgen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangeeft dat hij hiermee voldoende gegevens voorhanden had voor een weloverwogen oordeel. Dit wordt niet anders doordat de uitslag van het EMG-onderzoek dat kort voor 1 mei 2024 bij eiser is verricht nog niet bekend was. Het is de rechtbank namelijk niet gebleken dat de uitslag van dat onderzoek zag op de medische situatie van eiser op de datum in geding. Als de uitslag van het onderzoek volgens eiser wel relevant was, had eiser deze informatie zelf tijdig kunnen indienen. Dat heeft hij niet gedaan. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze zaak aan te houden zodat eiser die informatie alsnog kan overleggen, omdat eiser de uitslag van het onderzoek al sinds mei 2024 had en eiser dus voldoende gelegenheid had om de informatie in te dienen. De beroepsgrond slaagt niet.
De medische beoordeling
6. Eiser voert aan dat zijn beperkingen zodanig zijn dat een ZW-uitkering nog steeds noodzakelijk is aangezien hij in de huidige gezondheidssituatie geen arbeid kan verrichten. Tijdens de zitting heeft eiser toegelicht dat de functies niet geschikt zijn, omdat eiser niet kan tillen en dat is wel vereist in de functies.
6.1
Het Uwv voert aan dat geen sprake is van een toename van beperkingen op 1 februari 2024 in vergelijking met de functionele mogelijkheden uit de FML van 25 mei 2023. Dat wel sprake zou zijn van toegenomen beperkingen wordt in beroep niet medisch onderbouwd.
6.2
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) wordt als een verzekerde zich ziekmeldt na een EZWb en hij sindsdien niet in enig werk heeft hervat, gekeken naar de functies die zijn geduid bij de EZWb. Dit is bij eiser het geval dus de onder punt 2 genoemde geduide functies zijn het uitgangspunt. Als iemand geschikt is voor de drie destijds bij de EZWb geduide functies, dan heeft hij na de nieuwe ziekmelding geen recht op een ZW-uitkering. Hiervan is volgens de CRvB in ieder geval sprake als de verzekeringsarts naar aanleiding van een nieuwe ziekmelding vaststelt dat de medische beperkingen van de verzekerde sinds de eerdere EZWb niet zijn toegenomen. Daarmee staat dan ook vast dat de bij de EZWb geselecteerde functies in medisch en arbeidskundig opzicht ook op de datum in geding voor betrokkene geschikt zijn. Deze vaststelling is dan voldoende om een weigering van ziekengeld op grond van artikel 19 van de ZW te kunnen dragen. [2] Dan hoeft een arbeidsdeskundige de geschiktheid van de functies dus niet meer te beoordelen.
6.3
De rechtbank stelt vast eiser zich op 1 februari 2024 heeft ziekgemeld omdat hij last heeft van zware lichamelijke klachten aan zijn armen, handen en voeten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep erkent in het rapport van 1 mei 2024 de door eiser geclaimde klachten aan zijn armen, benen, nek, rug, vingers en hoge bloeddruk. De rechtbank stelt verder vast dat eiser bij zijn vorige ziekmelding op 21 oktober 2022 en tijdens de EZWb claimde dat hij last had van zware lichamelijke klachten aan zijn rug en nek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft destijds in het rapport van 25 mei 2023 deze klachten erkend en hiervoor beperkingen aangenomen in de FML. De rechtbank concludeert dat eiser dezelfde klachten claimt tijdens zijn ziekmelding op 1 februari 2024 als tijdens de eerdere beoordelingsmomenten. Eiser heeft tijdens de zitting ook aangegeven dat er kort voor 1 februari 2024 niets aan zijn medische situatie was veranderd.
6.4
De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 1 mei 2024 de klachten van eiser beschrijft en concludeert dat uit de beschikbare medische informatie sprake blijkt te zijn van post covid klachten en fibromyalgie met krampen in de ledematen en pijnklachten van het bewegingsapparaat. Zowel de reumatoloog als neuroloog hebben tot op heden geen specifieke afwijkingen gevonden. Aan eiser is een hoge dosering vitamine D voorgeschreven. Eiser is bekend met hypertensie die gereguleerd wordt met medicatie waarbij de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij eigen onderzoek een normale bloeddruk en hartactie constateert. De verzekeringsarts bezwaar en beroep motiveert dat eiser niet voldoet aan de criteria voor Geen Beschikbare Mogelijkheden zoals deze in het schattingsbesluit zijn opgenomen. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 1 mei 2024 volgen. Eiser overlegt geen medische informatie waaruit blijkt dat wel sprake is van nieuwe medische feiten en omstandigheden. Aangezien geen sprake is van een toename van de medische beperkingen van eiser sinds de eerdere EZWb, zijn de eerder geduide functies nog steeds geschikt voor eiser. Er hoefde daarom geen nieuwe arbeidsdeskundige beoordeling van de geduide functies plaats te vinden. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiser vanaf 1 februari 2024 arbeidsgeschikt is voor zijn eigen werk, bestaande uit de eerder geduide functies. Eiser krijgt geen gelijk. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. R. van Manen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 19 Ziektewet.
2.Zie de uitspraak van CRvB van 23 december 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2672.