Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
2.De kern van de zaak
3.De achtergrond van de zaak
4.De beoordeling
- Dat [verzoeker] in zijn verklaring onder ede het woord “trap” heeft gebruikt, terwijl in de medische informatie van de huisarts staat dat van een trap geen sprake was;
- [verzoeker] was tijdens het getuigenverhoor niet bereid om de namen van zijn assistentes te noemen en hij gaf aan de naam van de hoefsmid niet meer te weten. ASR vraagt zich af of dit laatste wel klopt.
- Dat [B] in de schriftelijke verklaring stellig schrijft dat het paard [verzoeker] schampte met zijn achterbeen en daarbij de rechteronderarm en rechterknie van [verzoeker] raakte, terwijl hij onder ede verklaart dat hij het incident niet heeft waargenomen;
- Dat [B] in zijn verklaring onder ede alleen gezien heeft dat [verzoeker] zijn hand aan het koelen was en dat dit niet hoeft te betekenen dat het om de rechter hand ging;
- Dat [B] tijdens het verhoor onder ede diverse feiten en omstandigheden van het incident niet meer weet;
- Dat [B] een band heeft met [verzoeker] . Hij zou [verzoeker] namelijk jarenlang als vaste paardentandarts hebben ingehuurd en het zou daarom denkbaar zijn dat hij compassie heeft voor de situatie van [verzoeker] en dat dit zijn verklaring heeft beïnvloed.
- Dat [C] in haar schriftelijke verklaring heeft aangegeven dat het paardenincident onder haar neus heeft plaatsgevonden, maar onder ede aangeeft dat ze het incident zelf niet heeft waargenomen;
- Dat niet goed valt te begrijpen dat [C] het incident niet heeft gezien, maar zij toch “weet” dat [verzoeker] door het paard geraakt is en dat dit niet aansluit op de medische informatie van de huisarts (zie overweging 3.2).
- Dat [C] uitdrukkelijk lijkt te weten dat het om de rechterhand zou gaan, maar zich andere feiten en omstandigheden niet meer kan herinneren;
- Dat [C] een bijzondere band heeft met [verzoeker] , omdat zij op vrijwillige basis als assistente mee ging naar werkafspraken en in ruil op de paarden van [verzoeker] mocht rijden. Dit kan volgens ASR haar verklaring hebben beïnvloed.
- Dat niet in overeenstemming is met zijn eerder afgelegde schriftelijke verklaring waarin hij heeft aangegeven dat [verzoeker] achter het paard liep, terwijl hij onder ede heeft verklaard dat [verzoeker] aan de linkerkant van het paard kwam oplopen;
- Dat de verklaring van [D] onder ede niet overeenkomt met de medische informatie van de huisarts (overweging 3.2) waarin staat dat geen sprake was van een trap van een paard. ASR vindt het niet aannemelijk dat de huisarts dit uit zichzelf zou hebben genoteerd in het journaal en vermoedt daarom dat dit opgeschreven is naar aanleiding van het verhaal van [verzoeker] ;
- Dat [D] zich tijdens het verhoor onder ede diverse feiten en omstandigheden van het incident niet meer kan herinneren;
- Dat [verzoeker] de vaste paardentandarts van het paard van [D] was en dat hij daarom compassie heeft voor de situatie van [verzoeker] , zich daarom mogelijk ook verantwoordelijk voelt voor het letsel en dat hierdoor zijn verklaring kan zijn beïnvloed.
“op basis van de voorliggende bewijsstukken vast te stellen dat het paarden incident, voorafgaande aan het (fiets-)ongeval van 24 september 2020, niet de linker hand/pols betrof edoch de rechter hand/pols”zijn inhoudelijk gelijk aan elkaar en zal de rechtbank in haar oordeel in het dictum daarom samenvoegen.
“en dat het letsel aan de linker hand/pols én de daaruit voortvloeiende klachten en beperkingen geheel en al dienen te worden toegeschreven aan het (fiets-) ongeval, voornoemd;”zal de rechtbank afwijzen. Dit deel van het verzoek is namelijk ruimer geformuleerd dan het verzoek om een oordeel over de relevantie van het paardenincident voor de schaderegeling van het ongeval en de rechtbank beschikt niet over voldoende informatie om dit verzoek te kunnen beoordelen. Dat er geen ander incident aan te wijzen is dat letsel aan de hand/pols heeft veroorzaakt, betekent immers nog niet dat alle klachten en beperkingen die [verzoeker] aan zijn linker hand/pols ervaart enkel en alleen een gevolg zijn van het ongeval. Dit oordeel zal namelijk (ook) afhangen van het medische oordeel van een (onafhankelijke) deskundige over de aard en ernst van het letsel aan de linker hand/pols. Een dergelijk oordeel ontbreekt in de stukken. Voor (nadere) bewijslevering is in een deelgeschilprocedure in principe geen ruimte. [verzoeker] heeft dit overigens ook niet aangeboden.