ECLI:NL:RBMNE:2025:5197

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 oktober 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
C/16/599756 / KL ZA 25-229
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een woning na overlijden van de eigenaar

In deze zaak heeft de eiser een woning geërfd van zijn overleden vader. De woning is inmiddels verkocht, maar de gedaagde, de partner van de vader van de eiser, woont nog in de woning zonder recht of titel en weigert deze te verlaten. De eiser vordert in kort geding dat de gedaagde onder druk van een dwangsom wordt veroordeeld om de woning te ontruimen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen gedeeltelijk toegewezen. De mondelinge behandeling vond plaats op 2 oktober 2025, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.A. Bos. De gedaagde is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij de ontruiming, gezien de verkoop van de woning en de inbreuk op het eigendomsrecht van de eiser. De gedaagde is veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en de sleutels af te geven. De proceskosten zijn toegewezen aan de eiser, die grotendeels in het gelijk is gesteld. De voorzieningenrechter heeft geen dwangsom aan de ontruiming verbonden, maar heeft wel de wettelijke rente over de proceskosten toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/599756 / KL ZA 25-229
Vonnis in kort geding van 3 oktober 2025
in de zaak van
[eisende partij],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij] ,
advocaat: mr. R. van Viersen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De kern van de zaak

[eisende partij] heeft een woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) geërfd van zijn overleden vader. De woning is inmiddels verkocht, maar nog niet geleverd. [gedaagde] (de partner van zijn vader) woont nog in die woning zonder recht of titel en weigert die te verlaten. [eisende partij] vordert daarom (onder meer) dat [gedaagde] onder druk van een dwangsom wordt veroordeeld om de woning te ontruimen.
De voorzieningenrechter wijst de vorderingen gedeeltelijk toe.

2.De procedure

2.1.
De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van de dagvaarding van 24 september 2025 met zes producties.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2025 in Lelystad.
[eisende partij] is verschenen met mr. R.A. Bos (kantoorgenoot van mr. Van Viersen
voornoemd). [eisende partij] heeft zijn standpunten toegelicht aan de hand van overgelegde
pleitaantekeningen en vragen van de voorzieningenrechter beantwoord. [gedaagde] is niet
verschenen en tegen haar is verstek verleend. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van
wat is besproken.
2.3.
Aan het einde van de mondelinge behandeling is bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.
3. Het geschil
3.1.
[eisende partij] vordert - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van de woning binnen 14 dagen na het vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
veroordeling van [gedaagde] tot het leeg en bezemschoon opleveren van de woning op straffe van verbeurte van een dwangsom, onder afgifte van de sleutels;
subsidiair:
3. veroordeling tot betaling van een marktconforme huur van € 7.500,00 per maand, en bijkomende kosten;
met veroordeling in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van [eisende partij] wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Verstek
4.1.
Aangezien [gedaagde] niet is verschenen in deze procedure, is tegen haar verstek verleend. Vanwege de verstekverlening moeten de vorderingen van [eisende partij] worden toegewezen, tenzij deze de voorzieningenrechter onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
4.2.
Door het ontbreken van enige betwisting door [gedaagde] staat het feitelijk door [eisende partij] aan de vorderingen ten grondslag gelegde vast.
Spoedeisend belang
4.3.
Voor toewijzing van een vordering in kort geding is een spoedeisend belang vereist. Hiervan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende gebleken: niet alleen vanwege de aard van een ontruimingsvordering, maar ook vanwege de onweersproken stellingen dat de woning is verkocht met een ontbindende voorwaarde (die binnenkort verloopt) en dat sprake is van een inbreuk op het eigendomsrecht van [eisende partij] .
Ontruiming
4.4.
[eisende partij] is eigenaar van de woning en heeft onweersproken gesteld dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft. Hij kan de woning daarom van haar opeisen (artikel 5:2 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW). Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat het zeer waarschijnlijk is dat de vordering in een eventuele bodemprocedure zal worden toegewezen. De gevorderde ontruiming zal daarom op onderstaande wijze worden toegewezen.
4.5.
De ontruimingstermijn waarbinnen [gedaagde] de woning – leeg en met afgifte van de sleutels – moet opleveren en verlaten, zal worden gesteld op de gevorderde veertien dagen na betekening van dit vonnis. [eisende partij] heeft op de mondelinge behandeling wel aangegeven dat, in goed overleg, afspraken kunnen worden gemaakt over een mogelijk langere termijn. Zonder toelichting, die niet door [eisende partij] is gegeven, ziet de voorzieningenrechter geen grond voor een veroordeling tot het bezemschoon opleveren.
Geen dwangsom
4.6.
Er zal geen dwangsom aan de veroordeling tot ontruiming en het leeg opleveren worden verbonden. De voorzieningenrechter ziet voor een dergelijke prikkel tot nakoming onvoldoende grond, onder meer gelet op wat hiervoor in 4.5. is overwogen. Mocht [gedaagde] de woning toch niet vrijwillig verlaten, dan kan [eisende partij] de deurwaarder inschakelen om de woning gedwongen te laten ontruimen (zie artikelen 556 lid 1 en 557 in samenhang met artikel 444 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
De gevorderde dwangsom zal daarom bij gebrek aan belang worden afgewezen.
Proceskosten
4.7.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisende partij] worden begroot op:
- dagvaarding € 145,45
- griffierecht € 331,00
- salaris advocaat € 715,00
- nakosten € 178,00plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.369,45
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om
binnen veertien dagenna betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te [woonplaats] te ontruimen en te verlaten en om de woning leeg en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eisende partij] te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.369,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe zijn voldaan;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M. Staal en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2025.
4578