In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag van 14 juni 2023 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2003, 2004 en 2005. De rechtbank Midden-Nederland had eerder, op 30 mei 2024, een uitspraak gedaan waarin het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen gegrond werd verklaard. De rechtbank had de Dienst Toeslagen opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een vooraankondiging te doen en een besluit te nemen binnen twee weken na ontvangst van de zienswijze. Eiseres heeft op 13 juni 2025 een reactie op het verweerschrift van de Dienst Toeslagen gegeven, maar geen van de partijen heeft verzocht om een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en is tot een oordeel gekomen.
De rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen niet heeft voldaan aan de eerder gegeven termijn en dat het standpunt van verweerder, dat er geen sprake is van een aanvraag waarop beslist moet worden, te laat is om als verweer te dienen. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn met meer dan 14 maanden is overschreden en dat de Dienst Toeslagen een dwangsom verbeurt van € 50,- per dag bij overschrijding van de termijn, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het door haar betaalde griffierecht van € 53,- moet ook worden vergoed. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt de Dienst Toeslagen op om binnen twee weken na verzending van de uitspraak een vooraankondiging te doen en een besluit te nemen.