ECLI:NL:RBMNE:2025:5153

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 oktober 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
UTR 24/5841
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor extra bouwlaag op woning in Utrecht

In deze zaak gaat het om de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht om eisers een omgevingsvergunning te verlenen voor het realiseren van een extra bouwlaag op hun woning. De rechtbank heeft op 3 oktober 2025 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het college de vergunning heeft geweigerd op basis van het bestemmingsplan en de goede ruimtelijke ordening. Eisers, die een hoekwoning bezitten, voerden aan dat de weigering hen onevenredig benadeelt, omdat zij aan drie zijden ruimte verliezen. De rechtbank oordeelt echter dat het college voldoende heeft toegelicht waarom de extra bouwlaag niet voldoet aan de voorwaarden van het bestemmingsplan en dat de weigering niet onredelijk is. Het beroep van eisers op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet, omdat de woningen waarnaar zij verwijzen onder een ander planologisch regime vallen. De rechtbank concludeert dat het college beoordelingsruimte heeft en dat de belangen van eisers niet onevenredig worden geschaad door de weigering van de omgevingsvergunning. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en eisers hun woning niet mogen uitbreiden conform hun aanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5841

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2025 in de zaak tussen

1.
[eiser sub 1],
2.
[eiser sub 2],
uit [plaats] , eisers
(gemachtigde: mr. M.L. Santokhi),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: C. Rietveld).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de weigering van het college om aan eisers een omgevingsvergunning te verlenen voor het realiseren van een extra bouwlaag op hun woning aan de [adres 1] in [plaats] . Het college heeft de omgevingsvergunning geweigerd vanwege de door eisers gewenste goothoogte en dakuitbouw aan de achterzijde van de extra bouwlaag. Eisers zijn het niet eens met deze weigering. Eisers willen met name een hogere goothoogte, omdat zij een hoekwoning hebben en zij anders aan drie zijden ruimte verliezen. Zij voeren een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het college de omgevingsvergunning heeft mogen weigeren.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college duidelijk heeft toegelicht waarom hij niet wil meewerken aan het afwijken van het bestemmingsplan: de extra bouwlaag voldoet niet aan de in het bestemmingsplan opgenomen voorwaarden om daarvan af te wijken en is in strijd met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank kan die toelichting volgen en is van oordeel dat de weigering niet onredelijk is. Het beroep van eisers op het gelijkheidsbeginsel, omdat de woningen aan de [adres 2] , [nummer] en [nummer] wel een hogere goothoogte hebben, slaagt niet. Eisers krijgen dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Het college heeft de omgevingsvergunning geweigerd met het besluit van 7 februari 2024. Met het besluit van 23 juli 2024 op het bezwaar van eisers (het bestreden besluit) is het college bij de weigering gebleven.
2.1.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en zij hebben het beroep aangevuld met inhoudelijke gronden. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser [eiser sub 1] en de gemachtigde van eisers. De gemachtigde van het college was met kennisgeving afwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Het toetsingskader en het geschil
3. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. [1]
4. Op het perceel van eisers is het ‘Chw bestemmingsplan Pijlsweerd, Tuinwijk, Vogelenbuurt, Griftpark’ (het bestemmingsplan) van toepassing.
5. In dit bestemmingsplan is de bevoegdheid voor het college opgenomen om een omgevingsvergunning te verlenen voor het wijzigen van de bestaande kap of bouwlaag of voor het realiseren van een kap of een extra bouwlaag, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Eén van de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan wil het college van die bevoegdheid gebruik kunnen maken, is dat met het bouwplan geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en het straat- en bebouwingsbeeld. [2] Partijen verschillen met elkaar van mening of het bouwplan waarvoor eisers de omgevingsvergunning hebben aangevraagd aan deze voorwaarde voldoet.
6. Het college vindt dat hij ook niet kan afwijken van het bestemmingsplan, omdat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en daarom geen andere afwijkingsbevoegdheid bestaat. [3]
De beoordeling door de rechtbank
7. De rechtbank stelt voorop dat het college beoordelingsruimte heeft bij het antwoord op de vraag of met het bouwplan geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en het straat- en bebouwingsbeeld. Dat geldt ook voor het antwoord op de vraag of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank kijkt dus heel terughoudend:
- heeft het college duidelijk toegelicht waarom de extra bouwlaag niet voldoet aan de in het bestemmingsplan opgenomen voorwaarden, zodat het college niet binnenplans van het bestemmingsplan kan afwijken.
- vervolgens: is die extra bouwlaag in strijd met een goede ruimtelijke ordening, zodat er ook geen andere afwijkingsmogelijkheid voor het college is.
Daarna moet de rechtbank te beoordelen of het beroep van eisers op het gelijkheidsbeginsel slaagt.
8. Het college heeft voordat hij het bestreden besluit heeft genomen advies gevraagd aan de stedenbouwkundige afdeling. Dit advies is integraal opgenomen in het bestreden besluit. In het verweerschrift heeft het college het advies als volgt samengevat. De woning van eisers is gelegen in Tuinwijk-Oost. Deze wijk kenmerkt zich door veel bouwblokken met korte rijen die door dezelfde architect zijn ontworpen. Het college acht het van belang dat deze korte rijen herkenbaar blijven door eenheid in de rij te behouden. Het college is dan ook terughoudend in het toestaan van extra bouwlagen in deze rijen. Het college heeft al omgevingsvergunningen verleend voor een extra bouwlaag voor drie andere woningen in de rij waartoe de woning van eisers behoort. Dit zijn de woningen aan de [adres 3] , [nummer] en [nummer] . Om de herkenbaarheid van de rij te behouden vindt het college het van belang dat eisers met hun bouwplan aansluiten bij de opzet van de naastgelegen woningen. Het bouwplan waarvoor eisers de omgevingsvergunning hebben aangevraagd sluit niet aan bij deze opzet. De goothoogte van de woning van eisers komt na realisering van dit bouwplan hoger te liggen dan die van de naastgelegen woningen en sluit hier niet meer op aan. Hiermee wordt volgens het college de eenheid in de rij onderbroken en daarmee de herkenbaarheid van de voor deze wijk kenmerkende korte straten met dezelfde architectuur aangetast. Met een goothoogte die aansluit bij de naastgelegen woningen blijft er ook meer dakvlak over rondom de dakkapel aan de achterzijde van het bouwplan van eisers. Dit maakt de dakkapel meer ondergeschikt aan het dakvlak. Mogelijk hoeft deze dakkapel dan niet veel verder te worden verkleind. Bij de dakkapel zoals deze in het bouwplan van eisers is opgenomen zal de kap (bijna) niet meer zichtbaar zijn, waardoor in feite meer sprake is van een geveloptrekking aan de achterzijde. Daarmee wordt dusdanig veel volume toegevoegd dat dit een nadelige invloed heeft op de omliggende percelen. Door de afwijkende goothoogte en een niet-ondergeschikte dakkapel aan de achterzijde in het bouwplan van eisers wordt volgens het college de stedenbouwkundige structuur en het straat- en bebouwingsbeeld aangetast.
9. De rechtbank vindt deze toelichting van het college duidelijk. Wat eisers aanvoeren maakt dit oordeel niet anders.
10. Op de zitting hebben eisers toegelicht dat zij samen met hun bouwadviseur, [bouwadviseur] B.V., juist goed hebben nagedacht over een dakopbouw die passend is in de [straat 1] . De woning van eisers is een hoekwoning met ook aan de zijkant van de kap een schuin dakvlak. Volgens eisers is hun woning daarom vergelijkbaar met de woningen aan het begin van de straat, [straat 1] nummers [nummer] , [nummer] en [nummer] . Daar sluit hun bouwplan bij aan. Het metselwerk van de dakopbouw zal conform het bestaande metselwerk – dat is in kruisverband – worden uitgevoerd. De tussenliggende woningen en de woningen aan de overkant van de straat variëren in hoogte en hebben diverse dakvormen. Gelet op deze afwezigheid van stedenbouwkundige samenhang in de straat, vinden eisers het door het college gewenste stedenbouwkundige straatbeeld onevenredig in verhouding tot de realisering van hun bouwplan. Bij het bouwplan van eisers is er vanaf de verdiepingsvloer van de bovenste verdieping eerst nog een gedeelte rechte muur voordat het schuine dakvlak begint. Dit is ook het geval bij de bovenste bouwlaag in de huidige situatie. Als het schuine dak direct vanaf de verdiepingsvloer begint – wat volgens het college passender zou zijn in het straatbeeld – levert dat veel minder bewoonbare ruimte op.
10. De rechtbank stelt vast dat de hoekwoning van eisers tot dezelfde rij behoort als de woningen aan de [adres 3] , [nummer] en [nummer] . De woning met het huisnummer [nummer] is de andere hoekwoning van deze rij. Daarna worden de verschillende rijen met woningen onderbroken door de kruising van de [straat 1] met de [straat 2] . De woningen aan de [adres 2] , [nummer] en [nummer] behoren bij de rij woningen die na deze kruising begint. De rechtbank vindt het niet onredelijk dat het college de eenheid in rij waartoe de woning van eisers behoort wil behouden. Naar het oordeel van de rechtbank doet wat eisers aanvoeren over minder ruimte bij schuine wanden aan drie zijden daar niet aan af. De rechtbank begrijpt het belang van eisers – met opgroeiende kinderen – bij het kunnen uitbreiden van hun woning. Maar het college heeft zowel in het bestreden besluit als in het verweerschrift toegelicht dat een extra bouwlaag met een aansluitende goothoogte bij de woningen in de rij en een meer ondergeschikte dakkapel aan de achterzijde tot de mogelijkheden behoort en dat eisers hiervoor een aanvraag voor een omgevingsvergunning kunnen indienen. De directe buren van eisers hebben hun uitbreidingsplannen inmiddels ook al gerealiseerd en dan zou de goothoogte daar ook van afwijken. De rechtbank is het met het college eens dat met het weigeren van de omgevingsvergunning voor de door eisers aangevraagde dakopbouw de belangen van eisers niet onevenredig worden geschaad.
12. Voor zover eisers ook een beroep hebben willen doen op het gelijkheidsbeginsel door te verwijzen naar de woningen aan de [adres 2] , [nummer] en [nummer] , slaagt dit beroep niet. Op de zitting hebben eisers toegelicht dat uit de blauwdrukken uit het archief blijkt dat deze woningen in 1930 zijn vergroot. Toen gold een ander planologisch regime (bestemmingsplan). Alleen daarom al is het geval van eisers niet identiek.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en dus mogen eisers hun woning niet conform hun aanvraag om een omgevingsvergunning uitbreiden.
14. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
2.Artikel 18.3.2, aanhef en onder 2, van de regels van het bestemmingsplan.
3.Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo.