ECLI:NL:RBMNE:2025:5149

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
1 oktober 2025
Zaaknummer
25/3372 en 25/5006
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor verbouwing en uitbreiding van een monumentale woning in Utrecht

Op 1 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak over een omgevingsvergunning voor het verbouwen en uitbreiden van een monumentale woning in Utrecht. Eiseres, die in de nabijheid woont, was het niet eens met de verleende vergunning en had beroep ingesteld, evenals een verzoek om een voorlopige voorziening. De omgevingsvergunning was oorspronkelijk op 18 april 2023 verleend, maar na bezwaar van eiseres werd deze op 14 april 2025 opnieuw verleend. De voorzieningenrechter heeft op 18 september 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van de betrokken partijen aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen. Eiseres had aangevoerd dat de constructieve veiligheid van haar woning in het geding was, maar de voorzieningenrechter concludeerde dat het college voldoende aannemelijk had gemaakt dat de constructie voldeed aan het Bouwbesluit 2012. Ook het belang van de monumentenzorg stond de vergunningverlening niet in de weg. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de omgevingsvergunning in stand bleef. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor aanvragers van omgevingsvergunningen om aan te tonen dat zij belanghebbende zijn en dat hun bezwaren gegrond zijn. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van eiseres zorgvuldig gewogen, maar kwam tot de conclusie dat de vergunninghouder terecht als belanghebbende was aangemerkt en dat de vergunningverlening niet in strijd was met de monumentenzorg.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 25/3372 en UTR 25/5006
uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 oktober 2025 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres] , uit Utrecht, eiseres

(gemachtigde: mr.ing B.M. Brandenburg-Stroo),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. M.J.W. Goerissen).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
Stichting Prokind, uit Utrecht, vergunninghouder
(mr. H.A. Samuels Brusse – van der Linden).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over de verleende omgevingsvergunning voor het verbouwen en uitbreiden van de monumentale woning aan de [adres 1] in [plaats] . Eiseres woont aan de [adres 2] . Zij is het niet eens met de verleende omgevingsvergunning en heeft daartegen beroep ingesteld. Ook heeft zij, nadat de sloop- en bouwwerkzaamheden zijn aangevangen, de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. Het college heeft de omgevingsvergunning op 18 april 2023 verleend, waarbij de reguliere voorbereidingsprocedure is gevolgd. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Naar aanleiding van de bezwaargrond dat de verkeerde procedure is gevolgd, heeft het college tijdens de bezwaarprocedure de uniforme openbare voorbereidingsprocedure toegepast. Op 14 april 2025 heeft het college de omgevingsvergunning opnieuw verleend. [1] Het verzoek om voorlopige voorziening hangt samen met het beroep tegen deze omgevingsvergunning. Met de beslissing op bezwaar van 18 augustus 2025 heeft het college de omgevingsvergunning van 18 april 2023 herroepen en ingetrokken.
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van het college en namens vergunninghouder [A] en [B] en de gemachtigde.
4. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van eiseres daartegen. [2]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wabo van toepassing
5. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat vóór die datum de aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Bestaande situatie en het bouwplan
6. Op het perceel [adres 1] staat een zogenoemd achterhuis dat hoort bij het hoekpand aan de [adres 3] (in de stukken aangeduid als voorhuis) en een bijgebouw, een voormalig slachthuis. Het achterhuis en de voormalige slachterij zijn met elkaar verbonden door een tussenlid. Het geheel is aangewezen als rijksmonument. Het bouwplan voorziet in het uitbreiden van het achterhuis met een uitbouw van 4,95 m², waarbij een monumentale pui zal worden verwijderd. Ook wordt het achterhuis en de voormalig slachthuis volledig gerenoveerd. Met dit bouwplan wordt het achterhuis afgesplitst van het pand [adres 3] .
Het oordeel
7. De voorzieningenrechter komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen. Dat eiseres geen toestemming heeft gegeven voor werkzaamheden aan de muur tussen de woningen [adres 1] en [adres 2] , geeft de voorzieningenrechter geen aanleiding om te oordelen vergunninghouder geen belanghebbende is bij de aanvraag om omgevingsvergunning. In wat eiseres over de constructieve veiligheid heeft aangevoerd, heeft de voorzieningenrechter geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de beoordeling van het college dat aannemelijk is dat aan het Bouwbesluit 2012 wordt voldaan. Verder volgt de voorzieningenrechter het college in het standpunt dat het belang van de monumentenzorg zich niet verzet tegen de vergunningverlening. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Omdat de voorzieningenrechter uitspraak doet op het beroep, wijst zij het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Is vergunninghouder belanghebbende bij de aanvraag?
8. Eiseres stelt de woningscheidende muur tussen haar woning en de [adres 1] volledig in haar eigendom is en dat zij geen toestemming heeft gegeven voor werkzaamheden aan deze muur. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres toegelicht dat hiermee bedoeld wordt dat het bouwplan niet verwezenlijkt kan worden en dat de aanvraag daarom niet in behandeling genomen had mogen worden.
9. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling wordt degene die verzoekt om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk in beginsel verondersteld belanghebbende te zijn bij een beslissing op het door hem ingediende verzoek. Dit is anders als aannemelijk wordt gemaakt dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt. In dat geval is de aanvrager geen belanghebbende en is zijn verzoek om een vergunning geen aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. [3]
10. Vaststaat dat vergunninghouder eigenaar is van het perceel [adres 1] en de daarop aanwezige bebouwing. Tussen partijen is in geschil of de muur tussen de woningen [adres 1] en [adres 2] mandeling is, zoals het college en vergunninghouder stellen, of volledig in eigendom van eiseres is. Uit het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat tijdens de verbouwing geen werkzaamheden aan deze muur zullen worden verricht. Voor de muur wordt een nieuwe voorzetwand geplaatst, die los van de muur komt te staan. De voorzieningenrechter is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat vergunninghouder het bouwplan niet kan verwezenlijken. Daarbij laat de voorzieningenrechter in het midden of de muur mandelig is of niet. Het college heeft vergunninghouder terecht als belanghebbende bij de aanvraag aangemerkt.
Constructieve veiligheid
11. Eiseres vreest dat de uitvoering van het bouwplan de constructie van haar woning onomkeerbaar zal beschadigen. Zij twijfelt aan de constructieve veiligheid van de woning, omdat de woning geen eigen buitenmuur heeft en haar woning daarom met extra gewicht belast wordt.
12. Het Bouwbesluit 2012 bevat regels over de constructieve veiligheid van bouwwerken. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat het college bij de beantwoording van de vraag of op basis van de door de aanvrager overgelegde stukken aannemelijk is dat wordt voldaan aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 beoordelingsruimte toekomt. Niet aangetoond hoeft te worden dat aan het Bouwbesluit 2012 wordt voldaan. [4]
13. Uit de omgevingsvergunning blijkt dat het principe van de constructie als onderdeel van de aanvraag is beoordeeld. Een constructeur van de gemeente heeft de hoofdlijnen van de constructie akkoord bevonden. In de omgevingsvergunning is een voorschrift opgenomen op grond waarvan definitieve constructieberekeningen en -tekeningen uiterlijk drie weken voor de uitvoering moeten worden ingediend.
14. Op de zitting heeft vergunninghouder aan de hand van de bouwtekeningen toegelicht dat de balken van de verdiepingsvloer en het dak rusten op de gevel aan de [straat] en de gevel aan de achtermuur bij de tuinzijde. Dit is op de bouwtekeningen zichtbaar met pijlen. De balken lopen dus evenwijdig aan de woningscheidende muur. Vergunninghouder heeft verder laten zien dat op de bouwtekeningen de bewapingsgegevens en betonsoort staan weergegeven en dat er extra ondersteuning komt met balken en een onderslagbalk (tekeningen 03.6 en 04.5). Op de zitting is verder aan de orde gekomen dat vergunninghouder in overeenstemming met het voorschrift drie weken voor aanvang gegevens heeft ingediend. Volgens vergunninghouder waren dit vrijwel dezelfde stukken als de stukken die al bij de aanvraag zaten. De constructeur van vergunninghouder heeft contact gehad met de constructeur van de gemeente en meegedeeld dat deze stukken al voldoende gegevens bevatten voor de beoordeling van de constructieve veiligheid van het bouwwerk. Het college heeft op de zitting bevestigd dat de constructie is goedgekeurd.
15. Gelet op de stukken en wat op zitting is besproken volgt de voorzieningenrechter eiseres niet in haar standpunt dat onvoldoende gegevens over het constructieprincipe beschikbaar waren om op de aanvraag te kunnen beslissen. Op basis van de bouwtekeningen heeft het college kunnen vaststellen dat de balken van de verdiepingsmuur en het dak evenwijdig aan de woningscheidende muur lopen, waardoor deze muur niet extra belast zal worden. Uit de bouwtekeningen volgt ook dat tussen de keuken en de badkamer een scheidingswand zal worden geplaatst om het gewicht van de zonnepanelen op het dak te kunnen dragen. Daarnaast is er een bouwtekening met gegevens over de fundering en de vloeren. De toets die het college bij de beoordeling van de aanvraag moet uitvoeren is een aannemelijkheidstoets. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college voldoende aannemelijk gemaakt dat de constructie van het bouwwerk voldoet aan het Bouwbesluit 2012. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter ook dat eiseres haar twijfel over de constructieve veiligheid van de woning niet heeft onderbouwd.
Monumentale waarden
16. Eiseres voert aan dat de cultuurhistorische waarden worden aangetast door de werkzaamheden.
17. Een omgevingsvergunning voor de monumentenactiviteit kan alleen worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. [5]
18. Bij de aanvraag is een bouwhistorische verkenning van OOMAdvies van 11 oktober 2021 gevoegd. Daaruit is naar voren gekomen dat het achterhuis een hoge monumentale waarde heeft en het slachthuis een positieve monumentwaarde. Het college heeft bij de beoordeling betrokken dat het bouwplan geringe impact heeft op de monumentale waarden, omdat het bouwplan voornamelijk op niet monumentale onderdelen ziet. Er wordt alleen een monumentale pui verwijderd. Ter plaatse van de nieuwe doorgang wordt een minimale aanbouw gerealiseerd waardoor een koppeling kan worden gemaakt tussen de keuken en de eetkamer. De uitbreiding is minimaal waardoor de impact op de openruimte/tuin zeer gering is. De overige monumentale waarden blijven behouden. De commissie Welstand en Monumenten heeft op 21 maart 2023 een positief advies uitgebracht. Deze commissie heeft daarbij betrokken dat het bouwplan geen impact heeft op het karakter van het monument in het straatbeeld omdat de uitbouw aan de achterzijde is. gesitueerd.
19. De voorzieningenrechter ziet in wat eiseres aanvoert geen reden om te twijfelen aan de beoordeling van het college. Het college heeft een goed beeld gehad van de monumentale waarden en de gevolgen van het bouwplan op deze waarden. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het belang van de monumentenzorg zich niet verzet tegen het verlenen van de omgevingsvergunning.
20. Omdat deze beroepsgrond niet slaagt, komt de voorzieningenrechter niet toe aan de vraag of het relativiteitsvereiste aan eiseres kan worden tegengeworpen, zoals het college en vergunninghouder betogen.
Ingetrokken beroepsgronden
21. Op de zitting zijn de beroepsgronden over het twee keer beslissen op de aanvraag, het uitblijven van een beslissing op bezwaar en het voorschrift bij de monumentenactiviteit ingetrokken.

Conclusie en gevolgen

22. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Dat betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft en dat vergunninghouder door kan gaan met de verbouwing. Dit is op eigen risico, zolang de omgevingsvergunning niet onherroepelijk is.
23. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Voor de activiteiten bouwen, planologisch strijdig gebruik en monument.
2.Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
3.Onder meer de uitspraak van 24 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1712.
4.Bijvoorbeeld de uitspraak van 7 oktober 2020: ECLI;NL:RVS:2020:2375.
5.Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wabo.