In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van Groot-Brittannië, beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 4 maart 2024 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. De rechtbank heeft op 20 augustus 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres heeft op 6 mei 2025 een verweerschrift ontvangen van de Dienst Toeslagen, maar beide partijen hebben ervoor gekozen om niet te worden gehoord op een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek daarop gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat de beslistermijn in deze zaak is overschreden. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen op 12 maart 2025 in gebreke gesteld, en heeft vervolgens op 18 april 2025 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de Dienst Toeslagen nog geen besluit heeft genomen. De rechtbank draagt de Dienst Toeslagen op om uiterlijk op 28 april 2026 een besluit op de aanvraag bekend te maken.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de Dienst Toeslagen een dwangsom van € 50,- per dag moet betalen voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De hoogte van de dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiseres heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die door de Dienst Toeslagen moet worden betaald, en het door haar betaalde griffierecht moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.