ECLI:NL:RBMNE:2025:5129

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
C/16/598702 / JE RK 25-1317
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en intrekking machtiging tot uithuisplaatsing in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 september 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gecertificeerde instelling (GI) het verzoek om machtiging tot uithuisplaatsing heeft ingetrokken. De GI heeft niet de juiste juridische procedure gevolgd, aangezien zij pas na de intrekking van het verzoek een toetsing bij de Raad voor de Kinderbescherming heeft aangevraagd. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 23 september 2026, omdat de ontwikkelingsbedreiging nog niet voldoende is weggenomen. De kinderrechter heeft ook aandacht besteed aan de rol van de ouders en grootouders in het leven van [minderjarige]. De moeder heeft een beperkte rol en de vader is belast met het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft benadrukt dat de GI moet zorgen voor voldoende toezicht op de thuissituatie en het gedrag van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de GI geadviseerd om de juiste juridische weg te volgen in toekomstige procedures.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/598702 / JE RK 25-1317
Datum uitspraak: 19 september 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem, locatie Ede,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2021 in [geboorteplaats] , België,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
de kinderrechter merkt als informant aan:
[oma (moederszijde)],
hierna te noemen: oma (moederszijde),
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • Het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen door de rechtbank Gelderland van 12 augustus 2025;
  • De beschikking van de kinderrechter in Gelderland waarbij deze zich onbevoegd heeft verklaard van het verzoek kennis te nemen en de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar deze rechtbank te verwijzen;
  • de toetsing ‘voorgenomen besluit verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing na twee jaar’ van de Raad, binnengekomen op 26 augustus 2025;
  • een bericht van de GI waarin het verzoek tot uithuisplaatsing wordt ingetrokken, binnengekomen op 5 september 2025;
  • een bericht van de GI, binnengekomen op 11 september 2025.
1.1.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 september 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • oma (moederszijde);
  • mevrouw [A] , namens de GI.
1.2.
De vader en de moeder waren, hoewel correct opgeroepen, niet aanwezig tijdens de zitting.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn vader.
2.3.
Bij beschikking van de rechtbank Arnhem is de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin verlengd tot 23 september 2025.

3.De verzoeken

Verlenging ondertoezichtstelling
3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
3.2.
De GI heeft het verzoek om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin (oma mz) te verlengen ingetrokken. Hierop kan de kinderrechter niet meer te beslissen.

4.De standpunten

4.1.
Uit het verzoekschrift blijkt dat de moeder achter het verzoek van de GI staat.
4.2.
Het standpunt van de vader komt niet uit het verzoekschrift naar voren.
4.3.
Oma staat achter het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling te verlengen. Dat de machtiging tot uithuisplaatsing niet wordt verlengd staat oma niet helemaal achter.. Oma heeft, samen met opa, bijna drie jaar voor [minderjarige] mogen zorgen. Hij ontwikkelde zich goed. Oma staat achter een terugplaatsing van [minderjarige] bij de vader, maar de terugplaatsing is nu in een stroomversnelling gegaan. Oma ging ervan uit dat [minderjarige] komend jaar nog tenminste één nacht bij hen zou slapen. Dit is nu niet het geval. Oma vindt dit jammer voor zichzelf, maar vooral jammer voor [minderjarige] . [minderjarige] raakt op deze manier belangrijke hechtingsfiguren voor een deel kwijt. Oma is daarnaast bang dat [minderjarige] in sociaal isolement raakt. De vader heeft in Nederland geen familie en vrienden. Dit heeft hij wel aan de kant van oma en de moeder, maar dit raakt [minderjarige] op deze manier kwijt. Daarnaast kijkt de vader wisselend naar hulpverlening en oma is bang dat [minderjarige] straks tussen wal en schip raakt.

5.De beoordeling

Beslissing
5.1.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen tot 23 september 2026. De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom zij dat beslist.
Toelichting
5.2.
Uit de overgelegde stukken en het gesprek dat is gevoerd tijdens de zitting volgt dat is voldaan aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling. [1]
5.3.
De ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] is nog niet voldoende weggenomen. [minderjarige] heeft zich goed ontwikkeld toen hij bij opa en oma was geplaatst. Deze plaatsing is recent gestopt en [minderjarige] woont volledig bij de vader. [minderjarige] is niet gewend om fulltime bij de vader te wonen en de vader is niet gewend om fulltime voor [minderjarige] te zorgen. Het is belangrijk dat de GI voldoende zicht houdt op de thuissituatie en op het gedrag van [minderjarige] . De GI heeft tijdens de zitting naar voren gebracht dat zij ook kwetsbaarheden zien in de plaatsing van [minderjarige] bij de vader. De GI wil daarom laagdrempelige opvoedondersteuning inzetten. Maar ondanks deze kwetsbaarheden staan zij erachter dat [minderjarige] weer bij de vader woont. [minderjarige] heeft duidelijkheid in zijn opvoedperspectief nodig en dit is bij de vader. De kinderrechter vindt het hierbij belangrijk dat de GI zorgt dat [minderjarige] voldoende contact heeft met opa en oma, nu zij een groot deel van het leven van [minderjarige] voor hem hebben gezorgd, en zij vader kunnen ondersteunen. De kinderrechter heeft begrepen dat opa en oma een rol in het leven van [minderjarige] zullen hebben door hem twee keer per week van school op te halen. Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat de GI voldoende toezicht moet houden op de plaatsing van [minderjarige] , meer specifiek op de opvoedvaardigheden van de vader en het gedrag van [minderjarige] . De oma heeft haar zorgen hierover geuit en de kinderrechter is van oordeel dat de GI hier aandacht aan moet besteden.
5.4.
Naast het monitoren van de terugplaatsing is de kinderrechter van oordeel dat komende jaar ook goed gekeken moet worden naar de rol van de moeder in het leven van [minderjarige] . De moeder heeft een beperkte omgang met [minderjarige] en de GI zal komend jaar moeten onderzoeken of zij kan groeien in haar moederrol op afstand. De moeder staat open voor hulpverlening vanuit NIKA en staat hiervoor op de wachtlijst. Dit is dan ook nog een proces dat binnen de ondertoezichtstelling zal gaan starten en waarin de GI de moeder kan begeleiden.
5.5.
Gelet op bovenstaande zorgen, veranderingen en onzekerheden is de kinderrechter van oordeel dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd dient te worden.
Intrekking van de machtiging tot uithuisplaatsing
5.6.
De GI heeft besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] niet te verlengen en heeft het verzoek ingetrokken. [minderjarige] is namelijk, sneller dan in eerste instantie bedacht, geplaatst bij de vader.
5.7.
De kinderrechter wil de GI meegeven dat zij niet de juiste (juridische) weg heeft gevolgd. In artikel 1:265j van het Burgerlijk Wetboek staat namelijk dat de GI van het voornemen om niet te verlengen een verslag moet overleggen aan de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). De Raad moet het besluit van de GI, om de uithuisplaatsing niet te verlengen, toetsen en na deze toetsing brengt de Raad een advies uit.
5.8.
De GI heeft pas na intrekking van het verzoek een toetsing bij de Raad aangevraagd. Het advies van de Raad heeft de GI mondeling toegelicht tijdens de zitting, omdat de toetsing op 18 september 2025, een dag voor de zitting, plaatsvond. Volgens de GI staat de Raad achter de terugplaatsing van [minderjarige] bij de vader.
5.9.
Doordat de GI het verzoek heeft ingetrokken, kan de kinderrechter geen beslissing meer nemen over het verzoek met betrekking tot de uithuisplaatsing. De kinderrechter merkt echter ook op, dat [minderjarige] langer dan een jaar bij opa en oma heeft gewoond. De GI had dan ook om toestemming van wijziging van de verblijfplaats van [minderjarige] moeten verzoeken. Doordat opa en oma langer dan een jaar voor [minderjarige] de (volledige) zorg hebben gedragen is hierdoor sprake van het ‘blokkaderecht’. Dit is het recht van pleegouders om beëindiging van de plaatsing bij de pleegouders, dus bij opa en oma, te blokkeren. Oma staat nu, met zorgen, achter een plaatsing van [minderjarige] bij de vader, maar als deze situatie anders was geweest was aan het recht van de pleegouders voorbijgegaan. Daarnaast heeft de GI verzuimt expliciet te maken dat het hoofdverblijf van [minderjarige] niet meer bij moeder is, maar bij vader. [minderjarige] verbleef immers voorafgaande aan de uithuisplaatsing bij moeder. Ter zitting heeft de GI benadrukt dat de moeder instemt met plaatsing van [minderjarige] bij vader en dat zij een beperkte rol in het leven van [minderjarige] wil en kan hebben. Dit heeft de kinderrechter ook gelezen in de stukken.
5.10.
Al met al is de kinderrechter van mening dat de GI omtrent het niet verlengen van de machtiging tot uithuisplaatsing onjuist heeft gehandeld. De kinderrechter wil de GI dan ook meegeven om de juiste wijze voor deze procedure nader te lezen, zodat in de toekomst de juiste (juridische) weg wordt gevolgd.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 23 september 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2025 door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in aanwezigheid van I. Stooker als griffier, en op schrift gesteld op 26 september 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.