ECLI:NL:RBMNE:2025:5122

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
UTR 24/2462
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit inzake herhaald verzoek om inzage

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 5 september 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het College van procureurs-generaal behandeld. Eiser had op 2 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag van 20 juli 2023, waarin hij vroeg om inzage in correspondentie met derden. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser een herhaald verzoek om inzage heeft ingediend terwijl de besluitvorming over zijn eerdere verzoeken nog niet was afgerond. Dit is in strijd met artikel 39p van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg), dat bepaalt dat een verzoek kan worden geweigerd als het kennelijk ongegrond of buitensporig is.

De rechtbank wijst erop dat eiser eerder soortgelijke verzoeken heeft ingediend en dat er al besluiten zijn genomen op deze verzoeken. De rechtbank concludeert dat eiser op het moment van indienen van zijn herhaalde verzoek redelijkerwijs geen besluit van verweerder kon verwachten, aangezien de eerdere verzoeken nog in behandeling waren. De rechtbank waarschuwt eiser dat hij in de toekomst mogelijk wordt beschuldigd van misbruik van procesrecht, indien hij blijft volharden in het indienen van herhaalde verzoeken en beroepsprocedures. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/2462

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 september 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

het College van procureurs-generaal, verweerder

(gemachtigde: mr. S.C. van Hensbeek).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser heeft op 2 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag van 20 juli 2023. Bij brief van die datum heeft eiser gevraagd om “allen correspondentie die u over mij heeft gehad met derden en Heden nu”. Daarbij heeft hij de parketnummers 09-088233-18 en 21-001112-21 vermeld. Verweerder merkt dit terecht aan als een verzoek om inzage op grond van artikel 39i van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg).
3. Verweerder heeft de rechtbank laten weten dat eiser eerder eenzelfde verzoek heeft ingediend. Op 7 maart 2022 heeft hij verzocht om inzage van zijn gegevens in de zaak met parketnummer 09-088233-18. Hierop is door verweerder beslist op 27 juli 2023. Het verzoek om inzage is toegewezen; aan eiser is een inventarisoverzicht verstrekt van de strafvorderlijke gegevens die het Openbaar Ministerie van hem heeft verwerkt. Op het door eiser tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft verweerder op 19 oktober 2023 beslist.
Op 19 augustus 2022 en 9 september 2022 heeft eiser om inzage verzocht van zijn gegevens in de zaak met parketnummer 21-001112-21. Hierop heeft verweerder beslist op 13 september 2022. Verweerder heeft het door eiser hiertegen gemaakte bezwaar op 3 augustus 2023 gegrond verklaard.
4. Op grond van artikel 39p van de Wjsg kan het College van procureurs-generaal voor de verstrekking van de informatie, bedoeld in het eerste lid, weigeren gevolg te geven aan het verzoek in het geval van een kennelijk ongegrond of buitensporig verzoek, met name vanwege de geringe tussenpozen tussen opéénvolgende verzoeken.
5. Verweerder stelt zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt dat sprake is van een herhaald verzoek waarop reeds besluiten zijn genomen. Op het moment dat eiser zijn herhaalde verzoek indiende, was de besluitvorming over zijn eerdere verzoeken nog niet afgerond. Gelet hierop, kon verweerder weigeren om gevolg te geven aan eisers verzoek en mocht eiser op het moment dat hij beroep instelde redelijkerwijs geen besluit van verweerder verwachten. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk.
6. Tot slot merkt de rechtbank nog het volgende op. Voor de toekomst geeft de rechtbank eiser mee dat als hij herhaalde verzoeken blijft doen zoals in deze procedure aan de orde en daarover beroeps- en verzetsprocedures aanhangig blijft maken, er mogelijk geoordeeld zal worden dat hij misbruik maakt van procesrecht. Eiser legt namelijk een onnodig groot beslag op het proces van rechtspleging en benadeelt daardoor andere burgers die rechtsbescherming zoeken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 5 september 2025.
de griffier is verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.