ECLI:NL:RBMNE:2025:5119

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
C/16/59/7038 / FO RK 25-918
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verhuizing en wijziging zorgregeling in familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 1 oktober 2025 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure tussen een moeder en een vader over de verhuizing van hun minderjarige zoon. De moeder verzocht om vervangende toestemming om met hun kind te verhuizen naar een andere plaats, waar zij samen met haar nieuwe partner wil gaan wonen. De vader was het niet eens met de verhuizing, tenzij hun kind in de huidige woonplaats naar de kinderopvang en school zou blijven gaan. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder om te verhuizen en om hun kind in te schrijven op de kinderopvang in de nieuwe woonplaats toegewezen, maar de verzoeken om inschrijving op school zijn afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het zwaartepunt van de zorg voor het kind bij de moeder ligt en dat de gevolgen van de verhuizing voor het kind en de vader beperkt zijn. De rechtbank heeft ook de zorgregeling gewijzigd, zodat het kind regelmatig contact met de vader kan hebben. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de moeder met het kind mag verhuizen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De verdere behandeling van de verzoeken over kinderalimentatie is aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/597038 / FO RK 25-918
Verhuizing, zorgregeling en kinderalimentatie
Beschikking van 1 oktober 2025
in de zaak van:
[moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. S. Ramcharan,
tegen
[vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. B. van Dijk.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift (met bijlagen) van de moeder binnengekomen op 21 juli 2025;
  • het verweerschrift (met bijlagen) van de vader met daarin een aantal zelfstandige verzoeken (tegenverzoeken);
  • het verweerschrift van de moeder (met bijlagen) op de zelfstandige verzoeken van de vader.
1.2.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van
3 september 2025. Daarbij waren aanwezig: de ouders met hun advocaten.
1.3.
De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) uitgenodigd voor de mondelinge behandeling, maar de Raad heeft vooraf laten weten dat er geen zittingsvertegenwoordiger beschikbaar was om de mondelinge behandeling bij te wonen.
1.4.
De rechtbank heeft de minderjarige [minderjarige] , de zoon van de ouders, niet gevraagd wat hij van de verzoeken vindt. De rechtbank vraagt dat alleen aan kinderen van acht jaar of ouder. Kinderen onder de acht jaar vindt de rechtbank daar nog te jong voor.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders hebben met elkaar een relatie gehad.
2.2.
Zij hebben samen een kind:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2023 in [geboorteplaats] .
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over [minderjarige] nemen.
2.4.
De ouders hebben in het ouderschapsplan met elkaar afgesproken dat [minderjarige] iedere dinsdag vanaf 17.00 uur na de avondmaaltijd tot woensdag 17.00 uur voor de avondmaaltijd bij de vader verblijft. In de praktijk is dit gewijzigd naar iedere dinsdag om 18.30 uur in plaats van 17.00 uur. Daarnaast hebben de ouders met elkaar afgesproken dat de feestdagen gelijk worden verdeeld en dat de vakanties in goed overleg worden verdeeld, waarbij geldt dat de vakanties maximaal twee weken aaneengesloten duren.
2.5.
De moeder vraagt de rechtbank vervangende toestemming om met [minderjarige] te verhuizen. De moeder wil gaan samenwonen met haar nieuwe partner in de koopwoning van haar partner in [plaats] . Daarnaast vraagt de moeder de rechtbank vervangende toestemming om de kinderopvang van [minderjarige] te wijzigen van het Kinderdagverblijf [naam] in [woonplaats] naar het Kinderdagverblijf Kindcentrum [naam] in [plaats] . Tenslotte vraagt de moeder de rechtbank vervangende toestemming om [minderjarige] in te schrijven op basisschool [naam] en basisschool De [naam] , allebei in [plaats] .
2.6.
De vader is alleen akkoord met de verhuizing van de moeder en [minderjarige] naar [plaats] als [minderjarige] in [woonplaats] naar de kinderopvang blijft gaan en in de toekomst in [woonplaats] naar de basisschool gaat. De vader vindt dat de verzoeken van de moeder over de kinderopvang en de basisscholen moeten worden afgewezen en vraagt de rechtbank zelf om vervangende toestemming voor (her)inschrijving van [minderjarige] bij de kinderopvang en de basisscholen in [woonplaats] , voor het geval de moeder [minderjarige] daar heeft uitgeschreven. Daarnaast verzoekt de vader de rechtbank om de zorgregeling te wijzigen in die zin dat [minderjarige] bij hem verblijft in de ene week van woensdagochtend tot zondagavond en in de andere week van woensdagochtend tot vrijdagmiddag, vanaf het moment dat de vader een eigen woning heeft. Ook vraagt de vader de rechtbank om de kinderalimentatie te wijzigen en te bepalen dat hij
€ 62,- per maand aan kinderalimentatie aan de moeder dient te voldoen, met ingang van de datum waarop de nieuwe zorgregeling start. Tenslotte verzoekt de vader compensatie van de proceskosten.
2.7.
De moeder is het niet eens met de verzoeken van de vader en verzoekt de rechtbank om de kinderalimentatie te verhogen. Volgens de moeder zou de vader € 317,- per maand aan kinderalimentatie moeten gaan betalen.
2.8.
De verzoeken over de kinderalimentatie zijn aangehouden en zullen op een aparte mondelinge behandeling worden besproken.

3.De beoordeling

De beslissing
3.1.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder om met [minderjarige] naar [plaats] te mogen verhuizen toewijzen. De rechtbank zal ook toestemming geven om [minderjarige] in te schrijven op de kinderopvang in [plaats] . De verzoeken om [minderjarige] te mogen inschrijven op school zal de rechtbank afwijzen. De rechtbank zal tot slot een ruimere zorgregeling vastleggen. De rechtbank zal hieronder uitleggen waarom zij deze beslissingen neemt.
De verhuizing
3.2.
De rechtbank moet een beslissing nemen over de verhuizing van de moeder met [minderjarige] van [woonplaats] naar [plaats] . De vader geeft namelijk geen onvoorwaardelijke toestemming voor deze verhuizing. De vader geeft weliswaar toestemming voor de verhuizing als [minderjarige] in zijn huidige woonplaats [woonplaats] naar de kinderopvang blijft gaan en daar ook naar de basisschool zal gaan, maar dit sluit niet aan bij de wens en het verzoek van de moeder. De moeder wil met [minderjarige] naar [plaats] verhuizen en daar haar eigen leven en het leven van [minderjarige] inrichten. Daar hoort voor haar bij dat [minderjarige] ook in zijn woonplaats naar de kinderopvang en basisschool zal gaan. Omdat de vader het daar niet mee eens is, zal de rechtbank het verzoek van moeder beoordelen aan de hand van de criteria die de Hoge Raad daarvoor heeft ontwikkeld.
3.3.
Iedere ouder heeft het recht om zijn of haar leven met een kind in te richten op een manier die hem of haar goed lijkt. Daaronder valt in beginsel ook de vrijheid om met een kind op een andere plek te gaan wonen. Als de ene ouder het niet eens is met de verhuisplannen van de andere ouder, dan moet de rechtbank alle omstandigheden in kaart brengen en een belangenafweging maken. Het belang van het kind staat hierbij voorop, maar afhankelijk van de omstandigheden kunnen andere belangen zwaarder wegen. Omstandigheden die volgens de rechtspraak van de Hoge Raad een rol kunnen spelen zijn:
- de noodzaak om te verhuizen;
- hoe goed de verhuizing is voorbereid en doordacht;
- de voorstellen die de verhuizende ouder heeft gedaan om de gevolgen van de verhuizing te verzachten;
- hoe goed de ouders met elkaar kunnen overleggen;
- hoe vaak er contact plaatsvindt tussen het kind en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van het kind, zijn mening en in hoeverre hij gewend is aan zijn omgeving of juist aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
3.4.
Bij de afweging om vervangende toestemming te verlenen is voor de rechtbank van doorslaggevend belang dat het zwaartepunt van de zorg voor [minderjarige] altijd bij de moeder heeft gelegen en niet de verwachting is dat dit op korte termijn zal veranderen. Sinds de ouders in mei 2024 uit elkaar zijn gegaan, woont [minderjarige] bij de moeder. [minderjarige] is iedere week vanaf dinsdagavond tot woensdagavond bij zijn vader. De overige dagen zorgt de moeder voor [minderjarige] . De moeder heeft dus het grootste aandeel in de dagelijkse zorg. De vader heeft dit niet weersproken maar wil graag in de nabije toekomst een grotere rol in het leven van [minderjarige] gaan spelen. Dat de vader deze wens heeft geuit, is voor de rechtbank onvoldoende reden om moeder de toestemming te onthouden. Sinds de breuk van partijen is namelijk niet gebleken dat de vader ook daadwerkelijk initiatief heeft genomen om meer tijd met [minderjarige] door te brengen, terwijl de moeder hem daarvoor wel in de gelegenheid stelde. De vader heeft in de afgelopen maanden alleen sporadisch extra voor [minderjarige] gezorgd. De vader heeft toegelicht dat dit komt doordat hij sinds het uiteengaan van partijen bij zijn ouders verblijft. Vanwege de gezondheidsproblemen van zijn vader (de opa van [minderjarige] ) en de mantelzorgtaken van zijn moeder (de oma van [minderjarige] ) kan [minderjarige] niet meer of langer bij de vader verblijven. De rechtbank begrijpt dat het daardoor lastig is voor de vader om structureel meer dagen voor [minderjarige] te zorgen en dat hij daarom het voorstel van de moeder om de huidige zorgregeling uit te breiden met een weekend in de veertien dagen, niet heeft geaccepteerd. De ouders van de vader zijn echter ook regelmatig langere tijd afwezig en in die periodes zou [minderjarige] wel bij de vader hebben kunnen verblijven. De vader heeft die mogelijkheden weinig benut. De vader heeft ook niet aangetoond dat hij serieus bezig is (geweest) met het zoeken van een andere woning, zodat [minderjarige] meer bij hem zou kunnen verblijven.
3.5.
De gevolgen van de verhuizing zullen voor [minderjarige] en de vader beperkt zijn. De moeder heeft op voorhand voorstellen gedaan om de gevolgen van de verhuizing te verzachten. Om te voorkomen dat [minderjarige] en de vader elkaar na de verhuizing minder zien, heeft zij in juni 2025 aan de vader voorgelegd om de huidige zorgregeling uit te breiden met een weekendregeling. Als dat goed verloopt kan wat de moeder betreft een nog ruimere zorgregeling worden afgesproken. Daardoor kunnen [minderjarige] en de vader na de verhuizing meer tijd met elkaar doorbrengen dan nu het geval is. Doordat de afstand tussen [woonplaats] en [plaats] maar circa 27 kilometer is, kan de vader ook na de verhuizing bijvoorbeeld sportactiviteiten van [minderjarige] en bijeenkomsten op school bijwonen. De moeder biedt bovendien aan om het rijden voor haar rekening te nemen, waardoor de vader zelf geen last hoeft te hebben van de extra reistijd. De verhuizing zorgt wel voor extra reistijd voor [minderjarige] . Indien de moeder buiten de spits kan rijden, gaat het om ongeveer 25 minuten enkele reis. De rechtbank vindt deze verandering niet te bezwaarlijk voor [minderjarige] . Daarnaast zal de verhuizing voor [minderjarige] een wisseling van de kinderopvang betekenen, maar er is geen reden om aan te nemen dat [minderjarige] die verandering niet aankan. [minderjarige] wordt namelijk omschreven als een sociaal kind dat makkelijk contact legt, zich snel vertrouwd voelt en flexibel omgaat met veranderingen.
3.6.
De ouders zijn goed in staat om met elkaar te overleggen. Ondanks het verdriet en de teleurstelling over wat er in het verleden tussen hen is gebeurd, lukt het de ouders om op een respectvolle manier met elkaar te praten en invulling te geven aan hun ouderschap. Zij hebben bijvoorbeeld samen scholen in [woonplaats] bezocht om een weloverwogen keuze voor [minderjarige] te maken. Tijdens de mondelinge behandeling bleek dat zij ook bereid zijn om dat, zo nodig, in [plaats] te doen. De rechtbank heeft er dan ook vertrouwen in dat de ouders ook na de verhuizing gezamenlijk invulling zullen blijven geven aan het ouderschap en met elkaar zullen overleggen over [minderjarige] en de te nemen beslissingen. Van de moeder wordt verwacht dat zij de vader ook na de verhuizing actief zal blijven betrekken in het leven van [minderjarige] .
3.7.
De verhuizing is ook goed doordacht door de moeder. De moeder heeft onderzocht welke kinderopvang in de regio het meeste lijkt op de huidige kinderopvang van [minderjarige] . Zij heeft in kaart gebracht hoe de zorg voor [minderjarige] kan worden verdeeld na de verhuizing, waarbij zij heeft gekeken naar de mogelijkheden van de vader, haar eigen mogelijkheden en de beschikbaarheid van de kinderopvang. Pas op termijn, als [minderjarige] naar de basisschool gaat, wil moeder eventueel een beroep doen op haar huidige partner om [minderjarige] op te vangen. Daaruit leidt de rechtbank af dat de moeder het belang van [minderjarige] centraal stelt en extra veranderingen in de weekstructuur voor hem probeert te voorkomen. Daarnaast heeft de moeder ook voorwaarden gesteld waaraan moet worden voldaan, wil zij daadwerkelijk met [minderjarige] verhuizen. De moeder gaat alleen naar [plaats] verhuizen, als [minderjarige] daar mag worden ingeschreven op de kinderopvang en de basisschool. Daaruit leidt de rechtbank af dat de moeder de verhuizing goed heeft doordacht en dat de moeder bereid is om haar eigen wens om te gaan samenwonen met haar huidige partner op te geven, als de omstandigheden na de verhuizing niet ideaal zijn voor [minderjarige] .
3.8.
Net als de vader ziet de rechtbank de bestendigheid en duur van de nieuwe relatie van de moeder als een risico. De moeder heeft pas sinds oktober 2024 een relatie met haar huidige partner. Het zou kunnen dat de relatie geen standhoudt en [minderjarige] opnieuw geconfronteerd zal worden met een verhuizing. Daar staat echter tegenover dat het aan de moeder zelf is om te bepalen of, en op welk moment, zij wil gaan samenwonen met haar nieuwe partner. De moeder heeft veel vertrouwen in haar relatie en ervaart veel steun van haar nieuwe partner. Het contact tussen de nieuwe partner en [minderjarige] verloopt goed, dit erkent de vader ook. Inmiddels verblijft de moeder meerdere dagen per week met [minderjarige] bij haar nieuwe partner. Pas toen zij merkte dat dit goed verliep, heeft zij toestemming gevraagd aan de vader om te mogen verhuizen. Hieruit blijkt dat de moeder niet over één nacht ijs is gegaan en weloverwogen de keuze heeft gemaakt om te gaan samenwonen en verhuizen.
3.9.
Het is niet komen vast te staan dat er een noodzaak is voor de moeder om met [minderjarige] naar [plaats] te verhuizen. De moeder stelt dat haar huidige woning ongeschikt is omdat deze in de zomer te warm wordt en dat is volgens haar met name voor [minderjarige] een probleem. Dit is een omstandigheid die ook op een andere manier kan worden opgelost, bijvoorbeeld door het (laten) plaatsen van airco. Bovendien stelt de moeder voor dat de vader in deze huurwoning gaat wonen als zij naar [plaats] mag verhuizen. Dan verblijft [minderjarige] nog steeds in deze woning, alleen met een andere ouder. Kennelijk is de situatie in de woning dus niet zo ernstig, dat [minderjarige] daar niet meer kan verblijven. De moeder heeft ook onvoldoende onderbouwd dat sprake is van een onveilige situatie, waardoor van haar niet verwacht kan worden dat zij in [woonplaats] blijft wonen. Aangezien de vader dit heeft betwist, lag het op de weg van de moeder om dit standpunt nader met stukken te onderbouwen. Dat de noodzaak ontbreekt, is voor de rechtbank echter geen reden om de toestemming te weigeren. In dit geval weegt het recht van de moeder om haar leven met haar nieuwe partner in te richten op een voor haar passende manier zwaarder. Mede omdat, zoals eerder toegelicht, de verhuizing slechts beperkte gevolgen heeft voor [minderjarige] en de vader.
3.10.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de familie van [minderjarige] en het netwerk van de ouders. De zorgen die de vader heeft over het sociale vangnet van de moeder, deelt de rechtbank niet. Hoewel de moeder geen familie heeft in Nederland, heeft zij onbetwist gesteld dat zij in Nederland een hechte vriendengroep heeft opgebouwd in [plaats] . Daar kan zij zo nodig ook na de verhuizing een beroep op doen. Dat de familie van de vader in [woonplaats] woont, vindt de rechtbank in dit geval van ondergeschikt belang. Tijdens de mondelinge behandeling is namelijk gebleken dat de zorg voor [minderjarige] tot nu toe wordt gedragen door de ouders en zelden tot nooit door familieleden van de vader. Er is wel contact met de familie van de vader als [minderjarige] bij de vader verblijft. Dit wijzigt niet door de verhuizing. Ook dan kan de vader, als [minderjarige] bij hem is, met familieleden afspreken. Als de ouders in de toekomst wel zouden willen dat familieleden van de vader [minderjarige] gaan opvangen of regelmatiger gaan zien, kan dat ook als [minderjarige] in [plaats] woont. De afstand tussen [woonplaats] en [plaats] is immers niet groot.
De inschrijving op de kinderopvang
3.11.
De rechtbank zal de moeder vervangende toestemming verlenen om [minderjarige] in te schrijven op het kinderdagverblijf het Kindcentrum [naam] in [plaats] en het verzoek van de vader om [minderjarige] (opnieuw) in te schrijven op kinderopvang De [naam] in [woonplaats] afwijzen. De rechtbank vindt het in het belang van [minderjarige] dat hij naar de kinderopvang gaat in de plaats waar hij woont. [minderjarige] leert dan kinderen in [plaats] kennen. Bovendien zou hij, als hij in [woonplaats] naar de kinderopvang zou blijven gaan, twee keer per dag te maken krijgen met reistijd. Dat is niet in zijn belang. De rechtbank weegt tot slot mee dat de moeder tot nu toe [minderjarige] naar de kinderopvang brengt en hem daar ook ophaalt, zodat zij er, meer dan de vader, belang bij heeft dat [minderjarige] in haar woonplaats naar de kinderopvang gaat.
De inschrijving op school
3.12.
De rechtbank zal de verzoeken van de ouders om vervangende toestemming voor het inschrijven van [minderjarige] op diverse basisscholen, afwijzen. De rechtbank legt hierna uit waarom.
3.13.
Het verzoek van de vader om [minderjarige] in [woonplaats] op scholen in te schrijven wordt afgewezen omdat tijdens de mondelinge behandeling duidelijk is geworden dat als de rechtbank vervangende toestemming verleent voor de verhuizing naar [plaats] , de vader ermee instemt dat [minderjarige] in [plaats] naar school zal gaan.
3.14.
Het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor scholen in [plaats] wordt ook afgewezen omdat de ouders hebben aangegeven dat zij samen een school in de woonplaats van [minderjarige] kunnen uitzoeken. Voor de ouders was van belang dat eerst duidelijk zou worden in welke plaats [minderjarige] naar school zal gaan. Die duidelijkheid zal met deze beslissing van de rechtbank worden gegeven. Het is nu aan de ouders om zich te verdiepen in de verschillende scholen in [plaats] en samen een weloverwogen keuze te maken. De rechtbank heeft er, net als de ouders, vertrouwen in dat dit hen zal lukken. Een beslissing van de rechtbank over de schoolinschrijving is op dit moment dus niet nodig.
Zorgregeling
3.15.
De rechtbank zal de zorgregeling, zoals opgenomen in artikel 5.1 van het ouderschapsplan, wijzigen.
3.16.
De rechtbank zal bepalen dat de huidige zorgregeling, waarbij [minderjarige] iedere dinsdagavond tot woensdagavond bij de vader verblijft, blijft doorlopen en dat [minderjarige] daarnaast bij zijn vader zal verblijven één weekend per veertien dagen vanaf vrijdag 18.30 uur (na het avondeten) tot zondag 17.00 uur (voor het avondeten). De rechtbank zal deze beslissing nemen omdat het in het belang is van [minderjarige] dat hij regelmatig contact heeft met zijn vader, zodat zij een goede band met elkaar kunnen opbouwen. Het is de wens van beide ouders dat [minderjarige] meer tijd met zijn vader gaat doorbrengen. De moeder heeft zorgen geuit over de mentale stabiliteit van vader. De vader heeft uitgelegd dat hij weliswaar met een angststoornis kampt, maar dat dit hem nauwelijks beperkt in zijn dagelijkse functioneren. Hij stelt dat hij goed in staat is om voor [minderjarige] te zorgen. De moeder heeft onvoldoende concreet gemaakt waarom dit niet zo zou zijn. De rechtbank weegt hierbij mee dat de vader op dit moment ook al een dag en nacht per week voor [minderjarige] zorgt en dat er geen concrete signalen zijn dat dat niet goed verloopt. Bovendien heeft de moeder zelf ook een weekendregeling voorgesteld.
3.17.
De moeder heeft tijdens de zitting gesteld dat als de weekendregeling goed verloopt, zij er voor openstaat dat [minderjarige] vaker of langer bij zijn vader zal gaan verblijven. De rechtbank gaat ervan uit dat de moeder deze toezegging zal nakomen en ook positief zal reageren op initiatieven van de vader om naast de vaste zorgregeling invulling te geven aan zijn vaderrol, ondanks de grotere fysieke afstand die door de verhuizing ontstaat. De vader zou op termijn bijvoorbeeld sporttrainingen of sportwedstrijden van [minderjarige] kunnen bezoeken.
Halen en brengen3.18. De rechtbank zal de afspraken van de ouders over het halen en brengen, zoals opgenomen in artikel 5.5 van het ouderschapsplan, wijzigen.
3.19.
De rechtbank zal bepalen dat de moeder [minderjarige] op vrijdag naar de vader toebrengt en hem daar op zondag ook ophaalt. De moeder heeft namelijk aangeboden om het halen en brengen voor haar rekening te nemen, en is bovendien voorlopig op vrijdag vrij.
3.20.
De rechtbank kan zich voorstellen dat de vader het ook leuk vindt om [minderjarige] op te halen van de kinderopvang en (op termijn) van school, om zo ook betrokken te zijn bij het leven van [minderjarige] in [plaats] . Het staat de ouders vrij om andere afspraken te maken over het halen en brengen.
Ingangsdatum3.21. De rechtbank zal bepalen dat deze regeling ingaat vanaf het moment dat de vader weer een eigen woning heeft. Totdat de vader een eigen woning heeft, geldt de huidige regeling. Zolang de vader nog bij zijn ouders woont, kan hij [minderjarige] namelijk niet een heel weekend ontvangen. De ouders hebben afgesproken dat zij aan de verhuurder gaan vragen of de vader de huidige huurwoning van de moeder kan gaan huren. Dit zou voor [minderjarige] ook fijn zijn, omdat hij dan bij zijn vader in een vertrouwde woning komt. Als dit niet lukt, zal de vader zelf opzoek gaan naar een andere huurwoning in [woonplaats] .
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.22.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht.
Dat betekent dat de moeder met [minderjarige] mag verhuizen, hem mag inschrijven op de kinderopvang en dat de nieuwe zorgregeling gaat gelden, ook als hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing over de verhuizing neemt.
3.23.
De ouders hebben geen verweer gevoerd tegen de verzoeken om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.24.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van de moeder om na deze beslissing te verhuizen, zwaarder weegt dan het belang van de vader om een eventuele beslissing in hoger beroep af te wachten. Het is in het belang van [minderjarige] dat er rust en duidelijkheid komt over de woonplekken van zijn ouders. Die duidelijkheid blijft uit als de uitkomst van het hoger beroep eerst moet worden afgewacht. De kwestie van de woonplekken heeft intussen al te lang voor onrust gezorgd. De moeder heeft in april 2025 aan de vader toestemming gevraagd voor de verhuizing. Die toestemming werd in eerste instantie ook verleend. Pas later bleek dat de vader alleen instemde met de verhuizing, en niet met de inschrijving van [minderjarige] op de kinderopvang en school. Sindsdien is het onduidelijk waar [minderjarige] met de moeder gaat wonen. Vader verblijft bij zijn ouders en heeft tot nu toe nog geen opties gevonden om zelfstandig te gaan wonen. Als de moeder verhuist kan de vader de huurwoning van moeder mogelijk overnemen. Als dat niet lukt, moet hij zelf een andere woning vinden. Het is in het belang van [minderjarige] dat ook daarover een knoop wordt doorgehakt, zodat er rust en duidelijkheid komt voor [minderjarige] en de nieuwe zorgregeling kan ingaan.
3.25.
De rechtbank verklaart ook de beslissing over de zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad, omdat zij het in het belang vindt van [minderjarige] dat het contact met zijn vader wordt uitgebreid en daarmee niet wordt gewacht tot na de uitkomst van het hoger beroep.
De proceskosten
3.26.
De rechtbank zal de beslissing over de proceskosten aanhouden totdat op alle verzoeken is beslist.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verleent aan de moeder vervangende toestemming om met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats] ;
4.2.
verleent aan de moeder vervangende toestemming om [minderjarige] in te schrijven bij kinderdagverblijf Kindcentrum [naam] aan de [adres] ( [postcode] ) in [plaats] ;
4.3.
wijst af de overige verzoeken voor vervangende toestemming om [minderjarige] in te schrijven op de kinderopvang en op school;
4.4.
wijzigt de zorgregeling en bepaalt dat [minderjarige] bij de vader verblijft:
- iedere week van dinsdag 18.30 uur (na het avondeten) tot woensdag 17.00 uur (voor het avondeten);
- en vanaf het moment dat de vader over een eigen woning beschikt daarnaast eenmaal per veertien dagen vanaf vrijdag 18.30 uur (na het avondeten) tot zondag 17.00 uur (voor het avondeten);
waarbij de moeder [minderjarige] naar de vader brengt en bij de vader ophaalt.
4.5.
wijst het verzoek van de vader om de zorgregeling te wijzigen voor het overige af;
4.6.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
houdt de verdere behandeling van de verzoeken over de kinderalimentatie aan tot een nader te bepalen zittingsdatum, waarvoor partijen en hun advocaten zullen worden opgeroepen;
4.8.
houdt het verzoek over de proceskostenveroordeling aan.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. M.S. Haas, (kinder)rechter in samenwerking met mr. I.C. van Schip, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.