ECLI:NL:RBMNE:2025:5100

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 september 2025
Publicatiedatum
29 september 2025
Zaaknummer
16.038500.23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en openlijke geweldpleging in een familieconflict

Op 29 september 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met twee medeverdachten betrokken was bij een ernstig geweldsincident op 22 januari 2023 in Nieuwegein. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot doodslag, openlijke geweldpleging en diefstal in vereniging. Tijdens het incident, dat voortkwam uit een familieconflict, werd het slachtoffer met een schep, een mes en een moersleutel aangevallen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten gezamenlijk geweld hebben gepleegd, waarbij de verdachte expliciet heeft geroepen dat het slachtoffer 'doodgemaakt' moest worden. Het slachtoffer liep verwondingen op, maar deze waren niet ernstig. De rechtbank legde aan de verdachte een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de feiten een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer vormden, wat leidde tot een aanzienlijke straf. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank een schadevergoeding van € 7.000,00 toekende voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Utrecht
Parketnummer: 16.038500.23
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 september 2025 in de strafzaak van:
[verdachte] ,
geboren op [1975] in [geboorteplaats] (Frankrijk),
ingeschreven op het adres [adres] in [woonplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.DE ZITTING

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van
15 september 2025. Tegelijkertijd, maar niet gevoegd, zijn de zaken van twee medeverdachten behandeld.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de officier van justitie: mr. N. Schapendonk;
  • de advocaat van de verdachte: mr. T. Nieuwburg;
  • de benadeelde partij: [slachtoffer] ;
  • de advocaat van de benadeelde partij: mr. B.C.M. Sprenger.

2.DE TENLASTELEGGING

De beschuldiging is op de zitting gewijzigd. De volledige tekst van de beschuldiging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
feit 1
primair
op 22 januari 2023 in Nieuwegein samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven;
subsidiair
op 22 januari 2023 in Nieuwegein samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 2
op 22 januari 2023 in Nieuwegein openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ;
feit 3
op 22 januari 2023 in Nieuwegein samen met (een) ander(en) een Volvo S80 heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de beschuldiging, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van de verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte de feiten 1 primair, 2 en 3 heeft gepleegd. De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte bepleit vrijspraak van feit 1 primair en subsidiair, van feit 2 (gedeeltelijk) en van feit 3. Hij voert verschillende verweren over het bewijs. Deze worden - voor zover van belang voor de beoordeling - hierna besproken onder paragraaf 4.3.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat de feiten 1 primair, 2 en 3 zijn bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de bewijsmiddelen die in bijlage II van dit vonnis staan.
Een aantal (mede)verdachten en getuigen in deze zaak is deels familie van elkaar en heeft deels dezelfde achternaam. Om de leesbaarheid van dit vonnis te vergroten noemt de rechtbank hen waar nodig bij hun voornamen.
Inleiding
Op 22 januari 2023 pleegden meerdere personen geweld tegen [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). [slachtoffer] liep hierdoor kleine verwondingen op aan zijn hoofd en zij. Volgens [slachtoffer] gaat het om een conflict in de familiesfeer en waren verdachte (hierna: [verdachte] )en zijn zonen [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en zijn broer [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) degenen die het geweld pleegden. De moeder van [slachtoffer] , [aangeefster] , heeft aangifte gedaan van diefstal van de Volvo. Die is volgens haar door de drie verdachten meegenomen na de geweldpleging.
Over de gebeurtenissen zijn getuigen gehoord; meerdere getuigen zijn familieleden van [slachtoffer] , [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en de overige getuigen zijn een vrouw die woonachtig is aan het [straat] , waar het geweld werd gepleegd, en een vriendin van haar. [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn allen verhoord door de politie. Zij reageerden daarbij niet inhoudelijk op de beschuldigingen van [slachtoffer] en [aangeefster] en verklaarden de rust binnen de familie te willen bewaren. De verdachten zijn niet op de zitting verschenen om hun kant van het verhaal te vertellen.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] en zijn familieleden
De advocaat van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de aangifte en nadien afgelegde verklaringen van [slachtoffer] en de getuigenverklaringen van [aangeefster] (moeder van [slachtoffer] ), [getuige 1] (partner van [slachtoffer] ) en [getuige 2] (neef van [slachtoffer] , hierna: [getuige 2] ) als onbetrouwbaar terzijde moeten worden geschoven en daarom niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De advocaat verzoekt de getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] (bewoonster aan het [straat] en haar vriendin) als uitgangspunt te nemen bij het vaststellen van de gebeurtenissen.
De rechtbank gebruikt de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige 2] voor het bewijs. Hoewel zij familie zijn van elkaar en [slachtoffer] verwikkeld is in een conflict met de verdachten, ziet de rechtbank geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen. Dat zij en andere getuigen - van wie de rechtbank de verklaringen niet voor het bewijs gebruikt - familie zijn en elkaar en na het incident met elkaar hebben gesproken en sprake is van een conflict tussen [slachtoffer] en de verdachten, leidt niet zonder meer tot het oordeel dat al hun verklaringen onbetrouwbaar zijn. Deze omstandigheid geeft wel aanleiding de verklaringen met enige terughoudendheid te bekijken. Bij de beoordeling van de verklaringen is voor de rechtbank het volgende relevant.
Voor de aangifte van [slachtoffer] - die de rechtbank gebruikt voor het bewijs - geldt dat deze kort na het incident, namelijk op 24 januari 2023 is afgelegd. Deze verklaring vindt steun in de verklaringen van de onafhankelijke getuigen [getuige 3] en [getuige 4] , onder meer waar het gaat om geweld gepleegd door meerdere/drie personen, waarbij een schep is gebruikt. De verklaring over het letsel vindt, onder meer, steun in de geneeskundige verklaring over het letsel van [slachtoffer] .
De aanvullende verklaring is van 27 januari 2023. Daarin vertelde [slachtoffer] overeenkomstig de aangifte, waarbij hij voor het eerst meer zei over de rol van [verdachte] en [medeverdachte 2] en het gebruik van een mes en een moersleutel. Wat [slachtoffer] vertelde vindt steun in de geneeskundige verklaring en in de verklaring van [getuige 2] van 20 februari 2023. De verklaring van [getuige 2] komt op de rechtbank authentiek over omdat hij tijdens zijn verhoor ook benoemde dat hij bepaalde aspecten niet wist en vertelde waarover hij twijfelde.
Omdat de rechtbank geen inconsistenties in de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige 2] ziet, deze steeds steun vinden in ander bewijs en de verdachten hier zelf niets tegenover hebben gesteld, ziet zij geen aanleiding deze verklaringen als onbetrouwbaar terzijde te schuiven.
4.3.1.
Bewijsoverweging feit 1 primair: medeplegen van poging tot doodslag
De advocaat verzoekt de verdachte vrij te spreken van feit 1 primair.
Feit 1 primair: medeplegen van poging tot doodslag
Vaststelling feiten 1 en 2
Op basis van de bewijsmiddelen gaat de rechtbank ervan uit dat er op 22 januari 2023 in Nieuwegein het volgende is gebeurd. [slachtoffer] zat met zijn moeder in de auto. Aangekomen op het [straat] , werden zij klemgereden door een ander voertuig. Uit dat voertuig stapten de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [slachtoffer] werd door hen aangevallen en werd daarbij geschopt en geslagen. [medeverdachte 1] heeft met de scherpe metalen kant van de schep hard tegen het hoofd van de aangever geslagen. Tijdens het slaan met de schep is door [verdachte] gezegd ‘maak hem dood, maak hem dood’. Na de eerste klap op het hoofd van de aangever is een hoofdwond ontstaan. De schep is gebroken en [medeverdachte 1] is toen doorgegaan met het slaan met de houten steel tegen het lichaam van [slachtoffer] . [verdachte] heeft [slachtoffer] gestoken met een mes en [medeverdachte 2] heeft hem geslagen met een moersleutel. De bij [slachtoffer] veroorzaakte letsels bestonden uit een wond op het hoofd, wonden in het gelaat en een wond in de flank.
Steken met een mes en opzet
De advocaat van de verdachte stelt zich op het standpunt dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld wat de toedracht is geweest van het letsel in de flank van [slachtoffer] . Bij zoveel onduidelijkheid kan er ook geen conclusie volgen op de vraag of er sprake is van poging tot doodslag of poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank komt, zoals hiervoor overwogen, op basis van de bewijsmiddelen tot de vaststelling dat [slachtoffer] is gestoken met een mes en dat dit is gedaan door de verdachte. De gedragingen van de verdachte, zoals blijken uit die voornoemde vastgestelde feiten en omstandigheden, zijn zozeer gericht geweest op het dodelijk verwonden van de aangever, dat dit naar het oordeel van de rechtbank vol opzet op dodelijk letsel bij de aangever oplevert. Hierbij betrekt de rechtbank met name de omstandigheid dat de verdachte tijdens het geweld heeft geroepen dat [slachtoffer] doodgemaakt moest worden. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de verdachte [slachtoffer] met het mes stak met de bedoeling om hem te doden. Daarnaast heeft [medeverdachte 1] welbewust en doelgericht met de schep - een hard en zwaar voorwerp - tegen het hoofd van [slachtoffer] geslagen, wat (zoals algemeen bekend mag worden verondersteld) een kwetsbaar deel van het menselijk lichaam is.
Medeplegen
De rechtbank ziet in het op [slachtoffer] toegepaste geweld en het aandeel van alle verdachten daarin voldoende bewijs voor medeplegen. Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. Uit de bewijsmiddelen heeft de rechtbank afgeleid dat zij gezamenlijk in de auto richting de woning van [slachtoffer] zijn gereden. Zij hadden alle drie een wapen mee en hebben [slachtoffer] alle drie tegelijkertijd aangevallen. Alle drie de verdachten hebben geweldshandelingen verricht met een schep, mes of moersleutel, terwijl er werd geroepen dat [slachtoffer] moest worden doodgemaakt. Verder werd [slachtoffer] vastgehouden en geschopt. Na de geweldshandelingen zijn de verdachte en de medeverdachten ook weer gezamenlijk vertrokken in één voertuig. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op deze omstandigheden, sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, die in de kern heeft bestaan uit een gezamenlijke uitvoering van het delict. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging op dit onderdeel.
Feit 2: openlijke geweldpleging
De advocaat verzoekt de verdachte gedeeltelijk vrij te spreken van het geweld dat is gepleegd met een mes.
De rechtbank vindt, op basis van de gebruikte bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachten samen openlijk geweld hebben gepleegd tegen [slachtoffer] met inbegrip van het slaan met een moersleutel en het steken met een mes. De rechtbank oordeelt, net zoals bij feit 1 primair, dat het gepleegde geweld één geheel aan geweldshandelingen vormt. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging tot gedeeltelijke vrijspraak.
Feit 3: diefstal in vereniging
De advocaat van de verdachte heeft aangevoerd dat niet is gebleken dat de verdachten het oogmerk hadden zich de auto wederrechtelijk toe te eigenen. Zij hadden als enige doel om weg te komen van de situatie. Zij waren in paniek en zagen geen andere mogelijkheid. Zij konden namelijk geen gebruik maken van hun eigen auto, omdat [aangeefster] daarin was weggereden.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat de verdachte en de medeverdachten op
22 januari 2023 van het [straat] in Nieuwegein zijn weggereden inde Volvo, eigendom van [A] , zonder daartoe gerechtigd te zijn. Zij hebben daarmee feitelijke heerschappij over het voertuig verschaft. De rechtbank verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer.
4.4.
Bewezenverklaring
feit 1
op 22 januari 2023 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- eenmaal met kracht met de scherpe/metalen kant van een schep/spade tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en meermalen met de steel van deze schep/spade tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en
- eenmaal met een moersleutel tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en
- met een mes in de flank van die [slachtoffer] heeft geprikt of gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2op 22 januari 2023 te Nieuwegein met anderen, op de openbare weg, het [straat] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit
- het slaan met een moersleutel en een schep tegen het hoofd van die [slachtoffer] en met een stok van voornoemde schep tegen het lichaam van die [slachtoffer] en
- het steken met een mes in het lichaam van die [slachtoffer] en
- het schoppen/trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer] ,
- terwijl die [slachtoffer] werd vastgehouden en
- daarbij de woorden toe te voegen: 'maak hem dood, maak hem dood', althans woorden van gelijke aard of strekking;
feit 3op 22 januari 2023 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met anderen een Volvo S80 (kenteken [kenteken] ), die aan [A] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

5.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

De bewezen feiten leveren de volgende strafbare feit feiten op:
feit 1 en feit 2
de eendaadse samenloop van
medeplegen van poging tot doodslag
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 3
diefstal door twee of meer verenigde personen.

6.STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

7.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

7.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer] . Daarnaast vordert zij oplegging van een dadelijk uitvoerbaar contactverbod met [slachtoffer] op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, voor de duur van 2 jaren, met
1 week hechtenis per overtreding en met een maximum van 6 maanden hechtenis.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte stelt zich op het standpunt dat, gelet op de gevoerde verweren tegen het bewijs, het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend en geboden is. Een contactverbod op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht is ook niet noodzakelijk.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden mee.
Ernst en omstandigheden van de feiten
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan ernstige geweldpleging en diefstal van een auto. Deze feiten speelden zich af in het kader van een familieconflict. Het zwaartepunt van de feiten ligt bij het gepleegde geweld. De verdachte en de medeverdachten hebben [slachtoffer] in elkaar geslagen en hebben daarbij gebruik gemaakt van meegebrachte wapens. [slachtoffer] is geslagen met een moersleutel, met een schep en met een mes in de flank gestoken. Daarnaast is hij geslagen en geschopt. De toestand van [slachtoffer] was dusdanig dat hij naar het ziekenhuis moest.
[slachtoffer] heeft zich tijdens de geweldpleging zeer angstig gevoeld, zo heeft hij op de zitting verteld. Hij was bang dat hij het niet zou overleven. Dat vindt de rechtbank alleszins begrijpelijk, omdat er door [verdachte] werd geroepen dat [slachtoffer] doodgemaakt moest worden. Gelet op de voorwerpen waarmee [slachtoffer] is geslagen en gestoken, mag hij van geluk spreken dat het niet slechter met hem is afgelopen. Blijkens de slachtofferverklaring heeft deze gebeurtenis ook 2,5 jaar later nog psychisch een zeer grote impact op [slachtoffer] en heeft hij angst voor mogelijke toekomstige confrontaties met de verdachte en de medeverdachten.
Daarnaast heeft het incident plaatsgevonden op de openbare weg, waardoor meerdere omstanders, waaronder familieleden van [slachtoffer] en buurtbewoners (en het bezoek daarvan), hiervan getuige zijn geweest. Dergelijke ernstige geweldsfeiten leiden tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De verdachte en de medeverdachten hebben zich verder schuldig gemaakt aan diefstal van een voertuig. Door zo te handelen hebben de verdachte en de medeverdachten er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander. Zulk handelen veroorzaakt niet alleen materiële schade, maar zorgt ook voor overlast en ergernis.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van de verdachte van 6 september 2025. Hieruit volgt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict (wederspannigheid) en vermogensdelicten. Gelet op de ouderdom van deze eerdere veroordelingen zal de rechtbank deze niet in strafverzwarende zin meewegen.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsrapport van 30 januari 2025. De reclassering kon op basis van de beperkte informatie over de verdachte geen risicoanalyse opstellen. Wel zag de reclassering op de leefgebieden meerdere problemen, waaronder het gebrek aan een structurele dagbesteding en schuldenproblematiek. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat zij geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. De reclassering ziet geen contra-indicaties voor een gevangenisstraf.
De oplegging van de straf
Bij de strafoplegging betrekt de rechtbank, gelet op de eendaadse samenloop en verschil in strafbedreiging, enkel de poging tot doodslag en de daarnaast gepleegde diefstal. De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met het feit dat sprake was van medeplegen, geweldpleging op de openbare weg en het letsel van [slachtoffer] . Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen.
Gelet op het voorgaande kan volgens de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Daarbij is tevens gelet op de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. De rechtbank vindt daarbij een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van belang als stok achter de deur voor de verdachte om geen nieuwe strafbare feiten te plegen. De feiten hebben immers plaatsgevonden in het kader van een familieconflict dat nog niet is geëindigd. Alles afwegende vindt de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 5 maanden passend en geboden.
De rechtbank overweegt over het procesverloop in deze zaak nog het volgende. Een verdachte heeft er recht op binnen een redelijke termijn te worden berecht, namelijk een eindvonnis binnen twee jaar nadat de verdachte wist dat tegen hem strafvervolging zou worden ingesteld. In deze zaak is de verdachte op 27 juni 2023 voor het eerst als verdachte verhoord, waarmee de redelijke termijn een aanvang heeft genomen. De rechtbank wijst dit vonnis op 29 september 2025. Er is sprake van een termijnoverschrijding, omdat het vonnis niet is gewezen binnen twee jaar na het instellen van de strafvervolging. Deze overschrijding bedraagt drie maanden.
De rechtbank oordeelt dat deze overschrijding van de redelijke termijn matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben in de vorm van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank vindt een proeftijd daarnaast van belang als stok achter de deur voor de verdachte om geen nieuwe strafbare feiten te plegen. De feiten hebben immers plaatsgevonden in het kader van een familieconflict dat nog niet is geëindigd. Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
De vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal voor het voorkomen van strafbare feiten bevelen dat de verdachte zich onthoudt van - direct en indirect - contact met [slachtoffer] (geboren op [1991] ).
De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van 2 jaren. Gedurende die periode zal hier per overtreding maximaal 1 maand hechtenis tegenover staan met een maximum van 6 maanden.
Mede gelet op de verklaring van [slachtoffer] op de zitting dat er tot een week voorafgaand aan de zitting - indirect - contact met hem werd gezocht door de verdachte, moet ernstig rekening worden gehouden met de omstandigheid dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt naar [slachtoffer] . Daarom zal het contactverbod op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.

8.VORDERING VAN DE BENADEELDE PARTIJ

8.1.
Vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 15.000,00, bestaande uit immateriële schade.
8.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij ten gevolge van de gepleegde feiten rechtstreeks fysieke en psychische schade heeft geleden en dat er om die reden een flink bedrag aan immateriële schade kan worden toegewezen. De officier van justitie heeft verzocht de vordering hoofdelijk toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
8.3.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte voert primair aan dat [slachtoffer] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, omdat deze onvoldoende onderbouwd is. Voor de vaststelling van de immateriële schade zijn stukken van een psycholoog en/of neuroloog ter onderbouwing daarvan vereist en deze stukken ontbreken. Subsidiair heeft de advocaat verzocht de vordering sterk te matigen en toe te wijzen tot een bedrag van maximaal
€ 2.000,00.
8.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 7.000,00, bestaande uit immateriële schade. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat door de bewezenverklaarde poging tot doodslag rechtstreeks immateriële schade is toegebracht aan [slachtoffer] . Op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek bestaat, onder meer, recht op vergoeding van immateriële schade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen Daarvan is sprake, aangezien [slachtoffer] verwondingen had aan zijn hoofd en in zijn flank. De benadeelde partij heeft daarnaast psychische klachten overgehouden aan het strafbare feit. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat behandeling voor de psychische klachten geïndiceerd is. Dat deze behandeling heeft plaatsgevonden is niet gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte met het bewezenverklaarde inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft gevreesd voor zijn leven terwijl hij met verschillende wapens werd aangevallen door de drie verdachten.
De rechtbank oordeelt dat, gelet op alle omstandigheden en vergelijkbare jurisprudentie een vergoeding van € 7.000,00 passend is en wijst dit toe.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. Anders dan de advocaat van de benadeelde partij vindt de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat de genoemde categorieën van de Rotterdamse schaal aan de orde zijn, waardoor de rechtbank die bedragen niet als uitgangspunt neemt.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over de toe te kennen schadevergoeding vanaf 22 januari 2023, zijnde de pleegdatum, toewijzen tot de dag van volledige betaling.
Hoofdelijkheid
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht samen met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Proceskosten
De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 7.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 januari 2023 tot de dag van volledige voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 70 dagen gijzeling.

9.TOEGEPASTE WETSARTIKELEN

De beslissing zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
14a, 14b, 14c, 36f, 45, 55, 57, 141, 287, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.DE BESLISSING

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte de feiten 1 primair, 2 en 3 heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 4.4 is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 5 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee)jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
oplegging vrijheidsbeperkende maatregel (contactverbod)
- legt aan de verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van
2 (twee)jaren;
- beveelt dat de verdachte zich onthoudt van - direct en indirect - contact met [slachtoffer] (geboortedatum: [1991] );
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval door de verdachte niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt maximaal 1 (een) maand voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 (zes) maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel
- beveelt dat de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
benadeelde partij (feit 1 primair)
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 7.000,00 aan immateriële schade;
- verklaart [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2023 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt de verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt de verdachte hoofdelijk de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 7.000,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 70 dagen gijzeling;
- bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. mr. A.M.M. Lemmen, voorzitter, mr. L.M.M. Heppe en
mr. M.S. Gerritsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Benschop, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 september 2025.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De beschuldiging
De verdachte wordt er na wijziging van de beschuldiging van beschuldigd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 22 januari 2023 te Nieuwegein, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , opzettelijk van het leven te beroven,
- meermalen, althans eenmaal, met kracht met de scherpe/metalen kant van een schep/spade en/of de steel van deze schep/spade, tegen het hoofd, in elk geval het lichaam van die [slachtoffer] , heeft geslagen; en/of
- meermalen, althans eenmaal, met kracht met een moersleutel tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen; en/of
- met een mes, althans een scherp of puntig voorwerp, in de flank althans het bovenlichaam van die [slachtoffer] heeft geprikt en/of gesneden en/of gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 januari 2023 te Nieuwegein, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meermalen, althans eenmaal, met kracht met de scherpe/metalen kant van een schep/spade en/of de steel van deze schep/spade, tegen het hoofd, in elk geval het lichaam van die [slachtoffer] , heeft geslagen; en/of
- meermalen, althans eenmaal, met kracht met een moersleutel tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen; en/of met een mes, althans een scherp of puntig voorwerp, in de flank althans het bovenlichaam van die [slachtoffer] heeft geprikt en/of gesneden en/of gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2hij op of omstreeks 22 januari 2023 te Nieuwegein, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het [straat] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit
- het slaan met een moersleutel en/of een schep en/of een stok van voornoemde schep tegen het hoofd, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer] en/of
- het steken/snijden met een mes in het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het schoppen/trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer]
- (terwijl) die [slachtoffer] werd vastgehouden en/of
- daarbij de woorden toe te voegen: 'maak hem dood, maak hem dood', althans woorden van gelijke aard of strekking;
feit 3hij op of omstreeks 22 januari 2023 te Nieuwegein, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een Volvo S80 (kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [A] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Bijlage II: Bewijsmiddelen [1]
Er zijn meerdere feiten bewezen verklaard. De bewijsmiddelen worden alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarover deze gaan.
Ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3
1.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van 24 januari 2023, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Ik wil graag aangifte van zware mishandeling gepleegd op 22 januari 2023 te Nieuwegein. [2]
Op 22 januari 2023 ben ik de auto gaan wassen. Rond 19.15 uur was ik bij mijn moeder. Ik heb zelf geen auto en mijn moeder bracht mij naar huis met de auto. Toen wij thuis aan kwamen stapte ik uit de auto. Opeens werd ik geslagen door iemand. Zij waren met z'n drieën:
[verdachte] (
rechtbank: in een proces-verbaal van bevindingen is uitgelegd dat met de naam [verdachte] wordt bedoeld. Gelet daarop past de rechtbank de naam in het vervolg van de bewijsmiddelen aan naar [verdachte]), oudste zoon [medeverdachte 1] en jongste zoon [medeverdachte 2] . De achternaam van hun is [achternaam] . Ik ben geslagen met een schep en ik heb twee of drie klappen met de schep kunnen ontwijken. [medeverdachte 1] had de schep vast. Ik raakte in gevecht met [verdachte] . Toen ik met [verdachte] aan het vechten was kwam [medeverdachte 2] er bij met een moersleutel of zoiets in zijn handen. [verdachte] heeft mij gestoken met een mes. Ik ben toen op de grond gevallen en [medeverdachte 1] werd door [verdachte] aangespoord om mij dood te maken. Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Maak hem dood, maak hem dood". [medeverdachte 1] heeft mij diverse keren geslagen met de schep. [medeverdachte 1] sloeg met de schep terwijl hij de scherpe kant gebruikte om te slaan. De eerste klap die mij raakte op mijn hoofd en waarbij de schep brak werd ik op mijn hoofd geraakt, waardoor daar een bloedende hoofdwond is ontstaan. Hierna sprongen de drie in de auto van mijn ouders en zijn weggereden.
Ik ben later met de ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Ik ben helemaal onderzocht door het ziekenhuis. Ik kreeg een kraag omdat ik last had van mijn nek. Ik had een hoofdwond aan de linker bovenkant die met een aantal hechtingen dicht gemaakt is. Aan de linkerkant van mijn romp had ik een steekwond. Verder heb ik over mijn hele lichaam blauwe plekken en heb ik ook veel spierpijn. [3]
2.
Het proces-verbaal van bevindingen (aanvullend verhoor aangever) van 27 januari 2023, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] verklaarde dat hij, samen met zijn moeder, in een voertuig reed van het merk Volvo. Toen hij de parkeerplaats van het [straat] op reed werd hij klem gereden door zijn neef [verdachte] en de zonen van [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Toen hij uitstapte zag hij dat [verdachte] en zijn zonen gelijk op hem af kwamen lopen. Ze hadden hem zo omsingeld dat hij niet meer de Volvo in kon stappen. Hij verklaarde dat [medeverdachte 1] met een schep op hem af kwam en hem op zijn hoofd sloeg met de scherpe kant van de schep. De schep was toen in tweeën gebroken. [medeverdachte 1] bleef hem toen met de stok van de schep slaan. Hij zag dat [verdachte] een mes in zijn rechter hand had en dat hij steekbewegingen maakte en zag en voelde dat hij gestoken werd door [verdachte] in zijn rechterzijde.
Hij zag dat [medeverdachte 2] met een moersleutel op hem af kwam en zag en voelde dat hij door [medeverdachte 2] met de moersleutel in zijn gezicht geslagen werd. [4]

3.Een geneeskundige verklaring inzake aangever, voor zover inhoudende:

Medische informatie betreffende:
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [slachtoffer]
Geboren: [1991]
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 22 januari 2023
Uitwendig waargenomen letsel:
Laceratie slaap
Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel e.d.):
Kleine wonden gelaat en flank. [5]
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 20 februari 2023, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Op 22 januari 2023 was ik thuis in mijn woning, gelegen aan de [adres] in [woonplaats] . Op de genoemde dag, hoorde ik ineens geschreeuw van buiten komen. Ik zag een grijs- en of groenachtige Volvo staan. Ik herkende deze auto meteen als de auto van mijn oom: [A] . Verder hoorde ik iemand hard schreeuwen. Ik herkende deze stem meteen als de stem van mijn neef: [slachtoffer] .
Verder zag ik een Peugeot staan. Ik ben vervolgens naar beneden gegaan, naar de Volvo. Toen ik naar de Volvo rende, zag ik op de doorgaande weg van het [straat] , kijkend naar de ingang van de parkeerplaats van de tweede flat, op het linker grasveldje, [slachtoffer] liggen. Ik zag dat er drie personen bij [slachtoffer] stonden. Ik herkende deze drie personen als:
- [verdachte] ;
- [medeverdachte 1] ;
- [medeverdachte 2] .
Toen ik aan kwam lopen, zag ik dat [medeverdachte 1] met een schep op het hoofd van [slachtoffer] aan het slaan was. Hij had de schep in zijn rechterhand vast en hij stond met zijn linkervoet naar voren. Hij sloeg met rechts. Ik zag dat [medeverdachte 1] met het scherpe gedeelte van de schep op het hoofd van [slachtoffer] sloeg. Volgens mij sloeg [medeverdachte 1] twee á drie keer: maar dat weet ik niet meer precies. Wel minimaal twee keer. Ik zag dat [slachtoffer] geraakt werd. Ik zag namelijk bloed op het hoofd van [slachtoffer] . Ik zag dat, door het slaan op het hoofd van [slachtoffer] , uiteindelijk de steel van de schep afbrak. Ik zag dat, toen de steel van de schep brak, [medeverdachte 1] vervolgens door bleef slaan met het houten gedeelte van de schep. Toen [medeverdachte 1] met de schep op het hoofd van [slachtoffer] sloeg, werd hij op de grond vastgehouden door [medeverdachte 2] . [6]
Ik wilde [medeverdachte 1] van [slachtoffer] afduwen. [verdachte] zag dat ik dit wilde doen. [verdachte] kwam toen met een mes op mij afgelopen. [verdachte] had het mes in zijn linkerhand vast. Ik denk ongeveer 13 á 14 centimeter groot, maar dat weet ik niet meer zeker. Vrij snel daarna zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] , in de Volvo gestapt en reden zij weg. Toen [medeverdachte 2] in de auto stapte, zag ik nog dat [medeverdachte 2] een moersleutel in zijn hand had. Hij had de moersleutel in zijn rechterhand. [7]
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 15 februari 2023, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Op 22 januari 2023, ik denk rond 19.30 uur, was ik in mijn woning gelegen aan het [adres] te [woonplaats] . Wij zijn toen vanuit de hal, de galerij op gelopen.
Toen ik over de reling naar beneden keek, zag ik op het grasveldje voor de flat, een man liggen. Ik zag dat er om de man heen, drie andere mannen stonden. Ik zag dat zij aan het slaan en trappen waren naar de man welke op het grasveldje lag.
Naast de drie mannen, welke aan het slaan en schoppen waren, en de buurman, was er nog een andere man. Deze man had een groene jas aan en probeerde de drie trappende en schoppende mannen, op afstand te houden.
Uiteindelijk zijn de drie mannen allemaal in de Volvo gestapt en weggereden. [8]
6.
Het proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] van 22 januari 2023, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Hierbij doe ik aangifte namens mijn echtgenoot, [A] , geboren op [1972] .
Ik doe aangifte van diefstal van onze auto. Dit betreft een Volvo S80 met het kenteken [kenteken] . Op 22 januari 2023 is mijn auto weggenomen door [verdachte] . De diefstal heeft plaatsgevonden op het [straat] te [woonplaats] .
Ik heb niemand toestemming gegeven tot het plegen van dit feit. [9]

Voetnoten

2.Pagina 66.
3.Pagina 67.
4.Pagina 74.
5.Pagina 71.
6.Pagina 139.
7.Pagina 140.
8.Pagina 134.
9.Pagina 76.