ECLI:NL:RBMNE:2025:51

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
11280757 UC EXPL 24-5806
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woonruimte wegens huurachterstand

In deze zaak vordert de verhuurder, Stichting Woonin, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woonruimte van de gedaagden, vanwege een huurachterstand. De gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], betwisten de vorderingen van Woonin, omdat zij een deel van de huurachterstand al hebben afgelost. De kantonrechter heeft op 15 januari 2025 geoordeeld dat de ontbinding en ontruiming niet gerechtvaardigd zijn, omdat de huurachterstand niet groot genoeg is om tot ontbinding van de huurovereenkomst te leiden. De gedaagden zijn wel verplicht om de resterende huurachterstand te betalen, evenals de wettelijke rente. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de gedaagden geen incassokosten hoeven te vergoeden, omdat het kostenbeding in de algemene voorwaarden van Woonin als oneerlijk wordt beschouwd en ambtshalve wordt vernietigd. De gedaagden zijn grotendeels in het ongelijk gesteld en moeten de proceskosten betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing van de kantonrechter moet worden nageleefd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11280757 \ UC EXPL 24-5806 ABK 62937
Vonnis van 15 januari 2025
in de zaak van
STICHTING WOONIN,
gevestigd in Houten ,
eisende partij,
hierna te noemen: Woonin,
gemachtigde: J. Visser,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonend in [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek.
1.2.
De kantonrechter heeft [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de mogelijkheid gegeven om op de zitting van 20 november 2024 schriftelijk te reageren op de conclusie van repliek. Dat hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet gedaan.
1.3.
Daarna is bepaald dat in deze zaak een vonnis zal worden uitgesproken.

2.Kern van de zaak

2.1.
Woonin verhuurt aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] woonruimte aan de [adres] in [plaats] . Woonin vordert in deze procedure ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woonruimte, vanwege een huurachterstand. Ook vordert Woonin betaling van die huurachterstand met rente en kosten. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn het niet met de vorderingen van Woonin eens, omdat zij de huurachterstand al deels hebben afgelost. De ontbinding en ontruiming worden afgewezen omdat de omvang van de (nog bestaande) achterstand een ontbinding van de huurovereenkomst niet rechtvaardigt. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] moeten de huurachterstand, voor zover daar nog sprake van is, betalen. Ook moeten zij rente aan Woonin betalen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoeven geen incassokosten te vergoeden, omdat het kostenbeding in de algemene voorwaarden van Woonin een oneerlijk beding is en ambtshalve wordt vernietigd.

3.De beoordeling

Geen ontbinding en ontruiming
3.1.
De vordering van Woonin tot ontbinding en ontruiming wordt afgewezen, omdat de omvang van de (nog bestaande) huurachterstand een ontbinding met al haar gevolgen niet rechtvaardigt.
3.2.
Artikel 6:265 lid 1 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Bij beantwoording van de vraag of de ontbinding gerechtvaardigd is, zijn alle omstandigheden van het geval van belang. De kantonrechter wijst een vordering tot ontbinding van een huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde doorgaans toe bij een betalingsachterstand van minstens drie maanden.
3.3.
Op de datum van de dagvaarding, 12 augustus 2024, was de huurachterstand net iets minder dan drie maanden. Tot en met juni was de huurprijs € 715,35 per maand. Met ingang van 1 juli 2024 is de huurprijs verhoogd naar € 751,39. Over de periode van juni tot en met augustus 2024 bedroeg de verschuldigde huurprijs dus in totaal (€ 715,35 + € 751,39 + € 751,39 =) € 2.218,13. Er is een achterstand ontstaan van een net iets lager bedrag van € 2.182,09. Dat volgt uit het betalingsoverzicht van Woonin in de dagvaarding en is door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ook niet betwist.
3.4.
Kort ná de dagvaarding, op 22 augustus 2024, hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een bedrag van € 1.503,00 betaald, zodat op dat moment nog een bedrag van € 679,09 openstond, dat is minder dan één maand huur. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben daarbij aangegeven dat zij op 20 september 2024 nog eens twee maanden huur zouden voldoen, zodat de huurachterstand vanaf dat moment zou zijn ingelopen.
3.5.
De betaling van 22 augustus 2024 is door Woonin in de conclusie van repliek erkend. Op het moment van indiening van de conclusie van repliek (ingekomen op 11 september 2024) was sprake van een huurachterstand van twee maanden, omdat de huur voor de maand september 2024 inmiddels ook opeisbaar verschuldigd was. De datum van de door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] toegezegde betaling op 20 september 2024 lag op dat moment nog in de toekomst.
3.6.
Of [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] die betalingstoezegging zijn nagekomen is de kantonrechter niet bekend, omdat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] na de conclusie van repliek niet meer hebben gereageerd. Bij de beoordeling van de vorderingen van Woonin moet de kantonrechter daarom uitgaan van de huurachterstand op 11 september 2024 (in de conclusie van repliek). Op dat moment was onbetwist sprake van een huurachterstand van € 1.430,48. Dat is iets minder dan twee maanden huur en dus niet voldoende om een ontbinding te rechtvaardigen.
3.7.
Daarnaast is nog van belang dat de kantonrechter uit de door Woonin overgelegde stukken heeft moeten opmaken dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] vier minderjarige kinderen hebben, van wie er waarschijnlijk twee in de gehuurde woonruimte wonen (gespreksverslag 30 augustus 2023, productie 4 bij dagvaarding). Op grond van artikel 3 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind moeten de belangen van kinderen een eerste overweging vormen bij de beoordeling van een vordering tot ontbinding en ontruiming van woonruimte. Woonin heeft nagelaten in de processtukken te vermelden of er al dan niet minderjarige kinderen in de woonruimte wonen, hoeveel kinderen er wonen en welke voorzieningen er zijn of worden getroffen om te voorkomen dat die kinderen na een eventuele ontbinding en ontruiming dakloos worden. Dat betekent dat ook bij een grotere huurachterstand de vordering tot ontbinding en ontruiming, zonder nadere toelichting en onderbouwing door Woonin op dit punt, niet zonder meer toewijsbaar zou zijn geweest.
3.8.
De kantonrechter merkt op dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] beiden een gewaarschuwd mens zijn. Bij een nieuwe huurachterstand zal in de toekomst in een nieuwe procedure mogelijk anders geoordeeld worden. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn gehouden de huur tijdig te betalen. Volgens artikel 4.3 van de huurovereenkomst moet de huur vooruit worden betaald, uiterlijk op de eerste dag van de maand. Uit niets volgt dat Woonin ermee heeft ingestemd dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de huur pas rond de twintigste voldoen. Het hiervoor genoemde Verdrag Inzake de Rechten van het Kind brengt niet mee dat een huurovereenkomst met een huurder met minderjarige kinderen niet kan worden ontbonden. De ouders van minderjarige kinderen zijn in principe verantwoordelijk voor tekortkomingen die tot ontruiming kunnen leiden. Het ligt in de eerste plaats op de weg van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zelf om de nadelige effecten van een eventuele ontruiming voor hun kinderen zoveel mogelijk te beperken.
Betaling achterstand met wettelijke rente
3.9.
Zoals hiervoor toegelicht is sprake van een huurachterstand van € 1.430,48 over de periode tot en met september 2024. De gevorderde verschenen en toekomstige wettelijke rente over de hoofdsom zal als niet weersproken worden toegewezen zoals in de beslissing bepaald.
3.10.
Inmiddels zijn de huurtermijnen over de maanden oktober 2024 tot en met januari 2025 verschuldigd geworden. Woonin heeft daarvan ook betaling gevorderd. Voor zover [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dat nog niet hebben gedaan, moeten zij de huur over deze maanden betalen. De gevorderden wettelijke rente over deze huurtermijnen, in geval van een te late betaling, wordt ook toegewezen.
Geen vergoeding van incassokosten
3.11.
Woonin maakt aanspraak op vergoeding van gemaakte buitengerechtelijke incassokosten, door Woonin begroot op een bedrag van € 259,68. De kantonrechter moet ambtshalve toetsen of in de huurovereenkomst of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden oneerlijke bedingen zijn opgenomen. In artikel 13 van de algemene voorwaarden van Woonin is een beding opgenomen over de buitengerechtelijke incassokosten. Volgens de tekst van het beding zijn de incassokosten al verschuldigd ‘vanaf de laatste dag dat u nog kon betalen’, terwijl de wettekst voorschrijft dat éérst nog een ‘gratis’ zogenoemde veertiendagenbrief moet worden verstuurd; pas als de schuldenaar de achterstallige hoofdsom na die veertien dagen nog niet heeft betaald, wordt hij daarbovenop incassokosten verschuldigd. Het beding in artikel 13 is daarom onredelijk bezwarend (en dus oneerlijk) voor de consument-huurders en moet vernietigd worden. Dit betekent dat Woonin geen aanspraak kan maken op de buitengerechtelijke incassokosten zoals die op grond van het Besluit berekend worden. De kantonrechter zal de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten daarom afwijzen.
Proceskosten
3.12.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden grotendeels in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Woonin worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,47
- griffierecht
372,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.019,47
Hoofdelijkheid
3.13.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.14.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zoals Woonin heeft gevraagd. Dat betekent dat de beslissing van de kantonrechter moet worden gevolgd, ook als een van de partijen hoger beroep instelt. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om aan Woonin te betalen
een bedrag van € 1.430,48 aan huurachterstand tot en met september 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 11 augustus 2024, tot de dag van volledige betaling;
een bedrag van € 45,58 aan wettelijke rente tot 11 augustus 2024;
de wettelijke rente over € 1.503,00 over de periode van 11 augustus 2024 tot 22 augustus 2024;
een bedrag van € 751,39 per maand aan opeisbaar geworden huur in de periode van oktober 2024 tot en met januari 2025, in geval van te late betaling vermeerderd met wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de betreffende huurtermijn tot de dag van algehele voldoening;
4.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.018,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.