ECLI:NL:RBMNE:2025:5077

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
11776659 \ LC EXPL 25-1389
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van huurovereenkomst wegens huurachterstand in bedrijfsruimte

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres] B.V. [vestigingsplaats] [eiseres] gedagvaard tegen [gedaagde], die handelt onder de naam [handelsnaam] en woont te [woonplaats]. De vordering betreft een huurachterstand van de bedrijfsruimte die [gedaagde] huurt van [eiseres] voor haar massagepraktijk. De huur bedraagt € 464,41 per maand en is niet tijdig betaald, wat heeft geleid tot een huurachterstand van € 9.068,40 tot en met juni 2025. [eiseres] vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de bedrijfsruimte, evenals betaling van de huurachterstand, contractuele boetes en buitengerechtelijke incassokosten. Tijdens de zitting heeft [gedaagde] erkend dat er een huurachterstand is, maar betwist de ontbinding en ontruiming, stellende dat zij afhankelijk is van de bedrijfsruimte voor haar inkomen en dat er zicht is op betaling.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand aanzienlijk is en dat [gedaagde] onvoldoende perspectief heeft geboden om de achterstand in te lopen. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en [gedaagde] veroordeeld om de bedrijfsruimte binnen veertien dagen te ontruimen. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, contractuele boetes en buitengerechtelijke incassokosten, met wettelijke rente. De proceskosten zijn eveneens aan [gedaagde] opgelegd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [eiseres] het vonnis direct kan uitvoeren.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
Zaaknummer: 11776659 \ LC EXPL 25-1389 D/51246
Vonnis van 30 juli 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. O.J. Boeder,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.Het verloop van de zaak

1.1.
[eiseres] heeft [gedaagde] gedagvaard voor de kantonrechter. [gedaagde] heeft tijdens een rolzitting mondeling op de dagvaarding gereageerd. De kantonrechter heeft besloten dat de zaak op een zitting verder besproken moet worden. Vóór de zitting heeft [eiseres] nog aanvullende producties ingediend.
1.2.
De zaak is bij de kantonrechter besproken op 16 juli 2025. Namens de gemachtigde van [eiseres] was mr. R.J. Oost aanwezig. [gedaagde] was ook aanwezig. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er tijdens de zitting is besproken. De kantonrechter heeft bepaald dat hij vandaag schriftelijk uitspraak zal doen.

2.Waar het in deze procedure om gaat

2.1.
[gedaagde] huurt van [eiseres] de bedrijfsruimte aan de [adres] in [plaats] . Zij gebruikt de bedrijfsruimte als massagepraktijk. De huur is (op dit moment) € 464,41 per maand en moet worden vooruitbetaald. [gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan.
2.2.
[eiseres] vordert – kort gezegd – ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en ontruiming van de bedrijfsruimte. Zij eist ook eist betaling van de huurachterstand met contractuele boetes, wettelijke handelsrente en kosten.
2.3.
Volgens [gedaagde] klopt het dat er een huurachterstand is, maar zij is het niet eens met de gevorderde ontbinding en ontruiming. Volgens [gedaagde] heeft de door haar ingeschakelde schuldhulpverleningsinstantie [onderneming] haar niet geholpen en zijn gemaakte afspraken niet nagekomen. Verder voert [gedaagde] aan dat zij de bedrijfsruimte nodig heeft voor haar inkomen en dat er zicht is op betaling.

3.De beoordeling

Hoe is de vordering van € 10.713,31 opgebouwd?

3.1.
[eiseres] vordert in het petitum (dat is de eis aan het eind van de dagvaarding, onder ‘MITSDIEN’) een totaalbedrag van € 10.713,13. Dit bedrag bestaat uit de huurachterstand, contractuele boetes en buitengerechtelijke incassokosten. [eiseres] noemt in de dagvaarding (op pagina vier) een huurachterstand van € 7.675,17 tot en met de maand maart 2025. Volgens [gedaagde] klopt die huurachterstand. [gedaagde] heeft de huur voor de maanden april, mei en juni 2025 niet betaald. De totale huurachterstand tot en met juni 2025 is dus € 9.068,40 (€ 7.675,17 + € 464,41 + € 464,41 + € 464,41). [eiseres] noemt in de dagvaarding ook nog een bedrag van € 1.800,- aan contractuele boetes en een bedrag van € 758,76 aan buitengerechtelijke incassokosten. De totale huurachterstand, de boetes en de buitengerechtelijke incassokosten zijn bij elkaar opgeteld € 11.627,16. Dat is € 914,03 meer dan het totaalbedrag van € 10.713,13 in het petitum. Mr. Oost heeft tijdens de zitting gezegd dat er in het petitum een te laag bedrag is gevorderd, maar dat hij de vordering laat zoals die is. De kantonrechter begrijpt de vordering zo dat het verschil van € 914,03 van de contractuele boetes van € 1.800,- moet worden afgetrokken. Er blijft dan een bedrag van € 885,97 aan contractuele boetes over.
De huurachterstand
3.2.
De kantonrechter heeft hiervoor onder 3.1 al vastgesteld dat de huurachterstand € 9.068,40 tot en met de maand juni 2025 bedraagt. [gedaagde] moet die huurachterstand aan [eiseres] betalen.
Ontbinding en ontruiming
3.3.
Er is een huurachterstand van twintig maanden. Deze achterstand is zo groot dat van [eiseres] niet kan worden verlangd dat zij de huurovereenkomst laat voortduren. Daarom zal de kantonrechter de huurovereenkomst ontbinden. Dit betekent dat de huurovereenkomst eindigt. De (financiële) omstandigheden die [gedaagde] naar voren heeft gebracht, maken het oordeel niet anders. Als er problemen zijn geweest met de schuldhulpverlening die [gedaagde] heeft gehad, komt dit voor haar eigen rekening en risico. [eiseres] staat hierbuiten. Dat [gedaagde] voor haar inkomen afhankelijk is van de bedrijfsruimte is niet voldoende om de huurovereenkomst in stand te laten. Daarvoor heeft [gedaagde] te weinig perspectief gegeven om de huurachterstand in te lopen en de lopende huur te betalen. Tijdens de zitting heeft [gedaagde] verklaard dat zij de huur weer kan betalen, omdat haar partner sinds een paar maanden een vaste baan heeft met een goed inkomen. Volgens [gedaagde] heeft zij nu ook meer inkomen uit haar massagepraktijk. Deze omstandigheden zijn onvoldoende. [gedaagde] heeft de afgelopen maanden namelijk ook niets aan huur aan [eiseres] betaald. Zij heeft wel contact gehad met de gemachtigde van [eiseres] over een betalingsregeling, maar dit heeft niet tot een oplossing (of deelbetaling) geleid. Verder is tijdens de zitting ook nog gebleken dat [gedaagde] meerdere schulden heeft.
3.4.
[gedaagde] moet de bedrijfsruimte ontruimen. Dit betekent dat zij de bedrijfsruimte moet verlaten en leeg en netjes moet achterlaten. [gedaagde] krijgt hiervoor veertien dagen de tijd. Deze termijn gaat in vanaf het moment dat dit vonnis aan hem door de deurwaarder is bezorgd.
3.5.
Tijdens de zitting heeft [eiseres] zich bereid verklaard de mogelijkheden voor een betalingsregeling te onderzoeken. Partijen kunnen hierover nog samen in gesprek gaan.
Gebruiksvergoeding
3.6.
Na de ontbinding van de huurovereenkomst tot de ontruiming moet [gedaagde] aan [eiseres] dezelfde maandelijkse vergoeding betalen (eventueel geïndexeerd) die zij ook vóór de ontbinding maandelijks aan [eiseres] betaalde.
Contractuele boetes en wettelijke handelsrente over de huurachterstand
3.7.
[eiseres] vordert de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) over de huurachterstand, samen met € 885,97 aan contractuele boetes. Op grond van artikel 18.2 van de toepasselijke algemene voorwaarden moet [gedaagde] bij een te late betaling van de huur in beginsel een boete betalen van 2% van het verschuldigde per kalendermaand, met een minimum van € 300,-. [gedaagde] heeft de huur twintig keer niet betaald. De kantonrechter vindt de gevorderde boetes redelijk. [gedaagde] moet daarom € 885,97 aan contractuele boetes aan [eiseres] betalen.
3.8.
Op grond van artikel 6:92 lid 2 BW treedt een contractuele boete in de plaats van de wettelijke handelsrente. Dat is anders als partijen hierover andere afspraken hebben gemaakt, maar dat is de kantonrechter niet gebleken. De kantonrechter zal daarom de gevorderde wettelijke handelsrente over de huurachterstand afwijzen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.9.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter moet deze vordering beoordelen op grond van artikel 6:96 BW en op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van € 758,76 aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
Wettelijke (handels)rente over de boetes en de buitengerechtelijke incassokosten
3.10.
[eiseres] vordert ook de wettelijke handelsrente over de contractuele boetes en over de buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering is niet toewijsbaar. De wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW heeft alleen betrekking op betalingsverplichtingen uit handelsovereenkomsten. De verplichting om een schadevergoeding in de vorm van contractuele boetes en buitengerechtelijke incassokosten te betalen valt daar niet onder. De wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW is wel van toepassing. De kantonrechter zal [gedaagde] daarom veroordelen om die rente over de contractuele boetes en de buitengerechtelijke incassokosten te betalen. De ingangsdatum van de wettelijke rente is de dag van de dagvaarding (25 juni 2025).
Proceskosten
3.11.
[gedaagde] heeft ongelijk gekregen en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
123,73
- griffierecht
543,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punt × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.613,73
Uitvoerbaar bij voorraad
3.12.
[eiseres] vordert dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat [eiseres] het vonnis direct kan (laten) uitvoeren, als [gedaagde] niet aan het vonnis (waaronder de veroordeling tot ontruiming) voldoet. [gedaagde] kan dus niet wachten met voldoen aan het vonnis in de periode dat tegen het vonnis nog hoger beroep mogelijk is of als zij hoger beroep heeft ingesteld en nog niet op dat hoger beroep is beslist. Het uitgangspunt is dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als de belangen van [gedaagde] om de uitkomst van een eventueel hoger beroep af te wachten zwaarder wegen dan de belangen van [eiseres] om direct over te kunnen gaan tot uitvoering van het vonnis. De belangen die hierbij worden meegewogen, zijn genoemd onder 3.2. De kantonrechter vindt dat in dit geval de belangen van [eiseres] zwaarder wegen dan de belangen van [gedaagde] . Daarom zal het vonnis volgens het uitgangspunt uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst voor de bedrijfsruimte aan het adres [adres] in [plaats] per vandaag;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om de bedrijfsruimte binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover die aan haar toebehoren en niet aan [eiseres] , en om de bedrijfsruimte met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van [eiseres] te stellen;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen:
I. € 9.068,40 aan huurachterstand tot en met de maand juni 2025;
II. € 885,97 aan contractuele boetes, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover vanaf 25 juni 2025 tot de dag van volledige betaling;
III. € 758,76 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover vanaf 25 juni 2025 tot de dag van volledige betaling;
IV. een bedrag gelijk aan de maandelijkse huurprijs vanaf 1 juli 2025 tot en met het einde van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming plaatsvindt;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.613,73, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet op tijd aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken door mr. R.M. Berendsen op 30 juli 2025.