ECLI:NL:RBMNE:2025:4963

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
17 september 2025
Zaaknummer
11531853
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en abonnementskosten tussen twee B.V.'s

In deze zaak vorderen twee zakelijke partijen, [eiseres] B.V. en [gedaagde] B.V., over en weer betaling van facturen en abonnementskosten. De vordering in conventie van [eiseres] wordt volledig toegewezen, terwijl de vordering in reconventie van [gedaagde] gedeeltelijk wordt toegewezen. De procedure begon met een dagvaarding op 12 februari 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 14 juli 2025. Tijdens deze behandeling werd vastgesteld dat de gemachtigden van [gedaagde] een conclusie van antwoord in reconventie niet hadden ontvangen, maar deze werd alsnog toegelaten. De kern van de zaak draait om een digital marketingovereenkomst die door [gedaagde] te laat is opgezegd, waardoor zij gehouden is aan de opzegtermijn van drie maanden. [eiseres] vordert € 12.100,00 voor openstaande facturen, terwijl [gedaagde] € 7.386,15 vordert voor een incassoabonnement en twee annuleringsnota's. De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] toe, omdat [gedaagde] de overeenkomst te laat heeft opgezegd. De vordering van [gedaagde] wordt gedeeltelijk toegewezen, omdat [eiseres] al een deel van de facturen heeft betaald. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] ook de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten moet betalen. De proceskosten worden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11531853 \ LC EXPL 25-259
Vonnis van 17 september 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. A. Melsen,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: Armaere Incassospecialisten & Gerechtsdeurwaarders.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 februari 2025, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
- de brief waarin is meegedeeld dat de akte van 10 september 2025 buiten beschouwing wordt gelaten en de brief waarin wordt meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling vond plaats op 14 juli 2025. Namens [eiseres] waren [A] en [B] aanwezig met gemachtigde mr. A. Melsen. Namens [gedaagde] was [C] op eigen verzoek digitaal (via Teams) aanwezig en de gemachtigden mr. J. Backers en mr. H.J. de Jonge waren ter plekke aanwezig. Tijdens de mondelinge behandeling bleek dat de gemachtigden van [gedaagde] de conclusie van antwoord in reconventie niet hebben ontvangen. De conclusie van antwoord in reconventie wordt wel toegelaten. De kantonrechter vindt dit niet in strijd met de goede procesorde. Het is geen omvangrijk stuk en de kantonrechter heeft de gemachtigden van [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling tijd gegeven om het stuk door te nemen. Bovendien is aan de gemachtigden van [gedaagde] de mogelijkheid gegeven om hierover op 13 augustus 2025 nog een akte te nemen. Met [eiseres] is afgesproken dat zij geen reactie mag geven op de akte. [gedaagde] heeft op 13 augustus 2025 de akte met producties ingediend en [eiseres] heeft hierop alsnog (door foutieve berichtgeving van de rechtbank) gereageerd. Aan partijen is aangegeven dat de reactie van [eiseres] van 10 september 2025, in overeenstemming met de afspraken die op de mondelinge behandeling zijn gemaakt, buiten beschouwing wordt gelaten.
1.3.
Ten slotte is bepaald dat vandaag het vonnis wordt gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Partijen nemen sinds 2022-2023 over en weer diensten van elkaar af, waarna medio 2024 zowel [eiseres] als [gedaagde] de respectievelijke dienstverlening van de andere partij opzegt. [eiseres] vordert nu € 12.100,00 van [gedaagde] vanwege openstaande facturen van een digital marketingovereenkomst. [gedaagde] heeft op 11 september 2024 de overeenkomst opgezegd, maar moet volgens [eiseres] op grond van de algemene voorwaarden nog 3 maanden na opzegging doorbetalen. [gedaagde] heeft daartegen aangevoerd dat zij de mogelijkheid had om tot en met augustus 2024 kosteloos op te zeggen, maar dat dit door [eiseres] onmogelijk is gemaakt omdat zij onbereikbaar waren. [gedaagde] vordert na eisvermindering op haar beurt € 7.386,15 van [eiseres] vanwege een incassoabonnement en twee annuleringsnota’s vanwege de opzegging van twee dossiers. [eiseres] voert daartegen aan dat het incassoabonnement al was opgezegd en die factuur dus ten onrechte is gestuurd, één dossier kosteloos zou worden opgepakt en in het andere dossier het faillissement van de debiteur al was aangevraagd.
2.2.
De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] toe, omdat [gedaagde] de overeenkomst te laat heeft opgezegd en niet is gebleken dat dit door [eiseres] zou komen. De vordering van [gedaagde] wordt gedeeltelijk toegewezen (€ 2.774,23), onder meer omdat [eiseres] een deel van de facturen al heeft betaald en het dossier van [naam 1] kosteloos door [gedaagde] zou worden opgepakt.

3.De beoordeling

in conventie
[gedaagde]
moet € 12.100,00 aan [eiseres] betalen
3.1.
[eiseres] vordert betaling vanwege een openstaande factuur uit september 2024 van € 3.025,00 en één factuur voor oktober, november en december 2024 van € 9.075,00. In totaal vordert zij dus € 12.100,00 van [gedaagde] . Dit bedrag moet [gedaagde] aan [eiseres] betalen.
[gedaagde] is gehouden aan de opzegtermijn van 3 maanden
3.2.
[gedaagde] en [eiseres] hebben op 23 mei 2024 een digital marketingovereenkomst voor twee jaar gesloten (‘de overeenkomst’). Op basis daarvan moest [gedaagde] € 3.025,00 (inclusief btw) per maand aan [eiseres] betalen. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van [eiseres] van toepassing. Hierin staat dat de opzegtermijn voor overeenkomsten van meer dan één jaar drie maanden is. [1] Op 11 september 2024 heeft [gedaagde] de overeenkomst met [eiseres] opgezegd. Dit hebben beide partijen in een e-mail naar elkaar bevestigd. [2]
3.3.
[gedaagde] en [eiseres] hebben een discussie over wat zij hebben bedoeld met de toevoeging in de overeenkomst dat [gedaagde] in maand 3 een eenmalige optie tot opzegging/ontbinding heeft. Volgens [gedaagde] betekent dit dat zij tot in augustus 2024 kosteloos de overeenkomst kon opzeggen. Aan de beoordeling hiervan komt de kantonrechter niet toe. Met ‘maand 3’ wordt augustus 2024 bedoeld, dat staat tussen partijen niet ter discussie. [gedaagde] heeft (pas) in september 2024 de overeenkomst opgezegd en dat is te laat. De opzegtermijn van drie maanden uit de algemene voorwaarden geldt dus.
Het beroep van [gedaagde] op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid slaagt niet
3.4.
[gedaagde] vindt dat de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid eraan in de weg staan dat zij aan de drie maanden opzegtermijn wordt gehouden. De kantonrechter gaat hier niet in mee. [gedaagde] is een zakelijke partij en van haar mag worden verwacht dat zij op tijd en op de afgesproken manier een overeenkomst opzegt. Dat [eiseres] volgens [gedaagde] niet goed bereikbaar was en daardoor in augustus 2024 geen tussentijdse evaluatie van de overeenkomst plaatsvond, is niet gebleken en volgt ook niet uit de overgelegde stukken. Voorts kan ook niet worden vastgesteld dat [eiseres] het [gedaagde] onmogelijk heeft gemaakt om de overeenkomst op te zeggen. [gedaagde] kon immers ook zonder eerst een evaluatiegesprek te houden de overeenkomst opzeggen, maar zij heeft er zelf voor gekozen om een evaluatiegesprek te plannen met [eiseres] . Vervolgens is [gedaagde] uiteindelijk zelf akkoord gegaan met een datum voor dat evaluatiegesprek ná augustus 2024, namelijk eerst 6 september 2024 en later 11 september 2024. Ten overvloede merkt de kantonrechter nog op dat uit de overgelegde Whatsapp-berichten en e-mails [3] tussen [gedaagde] en [eiseres] verder niet volgt dat [gedaagde] zelf (voldoende) heeft aangedrongen bij [eiseres] om een evaluatiegesprek in augustus 2024 te houden. Kortom, het beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid slaagt niet.
De wettelijke handelsrente
3.5.
De gevorderde wettelijke handelsrente wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
[gedaagde]
moet € 896,00 aan buitengerechtelijke incassokosten betalen
3.6.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiseres] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Daarom zal een bedrag van € 896,00 worden toegewezen.
[gedaagde]
moet de proceskosten betalen
3.7.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
122,35
- griffierecht
1.461,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.530,35
in reconventie
3.8.
In reconventie vordert [gedaagde] betaling van een aantal facturen van [eiseres] . Omdat [eiseres] de facturen van 30 juni 2024 en 31 juli 2024 (elk € 97,10) al heeft betaald, vermindert [gedaagde] haar vordering met € 194,20. De gevorderde handelsrente over deze facturen vervalt daarmee ook en de gevorderde incassokosten vermindert [gedaagde] van € 1.137,05 naar € 1.107,92. Exclusief rente en kosten vordert [gedaagde] € 7.386,15 van [eiseres] . De kantonrechter wijst hiervan € 2.774,23 toe. Dit bedrag bestaat uit het abonnementsgeld tot eind 2024 (€ 1.456,54) en de dossierkosten voor [naam 2] (€ 1.317,69).
De kosten voor het incassoabonnement worden toegewezen
3.9.
[eiseres] heeft bij [gedaagde] op 14 december 2023 een incassoabonnement afgesloten. [4] Hiervoor moest [eiseres] in 2024 € 1.456,54 inclusief btw aan [gedaagde] betalen. Bij dit abonnement horen algemene voorwaarden en op basis daarvan wordt het abonnement jaarlijks automatisch verlengd, geldt een opzegtermijn van drie maanden vóórdat het nieuwe jaar ingaat en is tussentijds opzeggen niet mogelijk. [5]
3.10.
[eiseres] voert hiertegen aan dat zij dit abonnement op 11 september 2024 heeft opgezegd (zie 3.2), omdat zij in haar e-mail aan [gedaagde] bevestigt dat hun wegen scheiden. De uiterlijke opzegdatum was 14 september 2024 en dus was de opzegging op 11 september 2024 op tijd volgens [eiseres] . Dit verweer slaagt niet. Uit de e-mail van [eiseres] van 11 september 2024 blijkt niet duidelijk dat zij haar lopende diensten/abonnementen bij [gedaagde] opzegt. De kantonrechter is het met [gedaagde] eens dat [eiseres] het incassoabonnement (pas) duidelijk en expliciet op 30 september heeft opgezegd. Op die datum heeft de directeur van [eiseres] een e-mail gestuurd naar [gedaagde] waarin hij verzoekt om alle dossiers te sluiten en aangeeft dat deze e-mail kan worden gezien als een (extra) formele opzegging van het incassoabonnement. Hierdoor is het abonnementsgeld tot eind 2024 in zijn geheel opeisbaar.
De nota voor [naam 2] wordt toegewezen en de nota voor [naam 1] wordt afgewezen
3.11.
[gedaagde] mag op grond van haar algemene voorwaarden dossierkosten in rekening brengen als de opdrachtgever ( [eiseres] ) een lopend dossier intrekt. [6] [eiseres] had ten tijde van haar opzegging op 30 september 2024 twee dossiers bij [gedaagde] lopen: [naam 1] en [naam 2] .
[naam 1]
3.12.
De in rekening gebrachte dossierkosten met betrekking tot [naam 1] worden afgewezen, omdat [eiseres] de algemene voorwaarden van [gedaagde] niet heeft geaccepteerd toen [gedaagde] in september 2023 aangaf dit dossier kosteloos voor [eiseres] op te pakken. Dit blijkt uit de e-mail over dit dossier van 25 september 2023 van [gedaagde] aan [eiseres] , waarin staat dat [gedaagde] dit dossier kosteloos oppakt omdat het de eerste incassozaak van [eiseres] is en [eiseres] ook genoeg voor [gedaagde] aan het doen is. [7] Deze afspraak is gemaakt vóórdat [eiseres] bij [gedaagde] een incassoabonnement afsloot in december 2023 en nergens blijkt uit dat deze afspraak toen is vervallen. Het gevorderde bedrag van € 4.611,92 wordt daarom niet toegewezen.
[naam 2]
3.13.
Voor het dossier [naam 2] ligt dit anders. Dit dossier is aangemeld bij [gedaagde] ná december 2023. De algemene voorwaarden had [eiseres] toen al wel geaccepteerd en dat [naam 2] al failliet was toen het dossier werd aangemeld maakt niet dat [eiseres] niet hoeft te betalen. Op basis van de algemene voorwaarden mag [gedaagde] dossierkosten in rekening brengen als [eiseres] een dossier intrekt (zie 3.11). Het is niet relevant of/welke werkzaamheden zijn uitgevoerd. Bovendien heeft [gedaagde] in de akte van 13 augustus voldoende laten zien dat zij incassowerkzaamheden heeft verricht voor dit dossier. [8] Het gevorderde bedrag van € 1.317,69 wordt dus toegewezen.
De wettelijke handelsrente
3.14.
De gevorderde wettelijke handelsrente wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
[eiseres] moet € 402,42 aan buitengerechtelijke incassokosten betalen
3.15.
[gedaagde] vordert vergoeding van € 1.137,05 aan buitengerechtelijke incassokosten, maar haar vordering wordt slechts gedeeltelijk toegewezen. De buitengerechtelijke incassokosten worden berekend aan de hand van (de hoogte van) de toegewezen hoofdsom. De vordering moet ook worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [gedaagde] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [gedaagde] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Daarom zal een bedrag van € 402,42 worden toegewezen.
[eiseres] moet de proceskosten in reconventie betalen
3.16.
[eiseres] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
406,00
(2 punten × factor 0,5 × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
541,00

4.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 12.100,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 4 december 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 896,00 aan buitengerechtelijke kosten,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.530,35, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
in reconventie
4.4.
veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 2.774,23, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 10 april 2025, tot de dag van volledige betaling,
4.5.
veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 402,42 aan buitengerechtelijke kosten,
4.6.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 541,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in conventie en in reconventie
4.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Blanke en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2025.
61312

Voetnoten

1.Artikel 23 lid 2 van de algemene voorwaarden.
2.Productie 6 bij de dagvaarding.
3.Producties 4 en 6 bij de conclusie van antwoord (tevens eis in reconventie).
4.Productie 8 bij de conclusie van antwoord (tevens eis in reconventie).
5.Artikel 9.6 van de algemene voorwaarden.
6.Artikel 9.8 van de algemene voorwaarden.
7.Productie 10 bij de dagvaarding.
8.Productie 16 bij de akte van 13 augustus 2025.