ECLI:NL:RBMNE:2025:4958

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
16 september 2025
Zaaknummer
UTR 25/64
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen Dienst Toeslagen

In deze zaak heeft verzoekster, woonachtig in Curaçao, een verzoek ingediend om vergoeding van haar proceskosten na het intrekken van haar beroep tegen de Dienst Toeslagen. Verzoekster had op 7 januari 2025 beroep ingesteld omdat de Dienst Toeslagen niet tijdig had beslist op haar bezwaar van 27 december 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. In het verweerschrift van 16 januari 2025 erkende de Dienst Toeslagen dat het beroep terecht was ingesteld en gaf aan bereid te zijn het griffierecht en een proceskostenvergoeding te betalen. Op 10 juni 2025 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en om vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht heeft verzocht. De Dienst Toeslagen heeft op 22 juli 2025 ingestemd met de veroordeling in de proceskosten en vergoeding van het griffierecht.

De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat de verweerder de proceskosten moet vergoeden. Dit is vastgelegd in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank constateert dat de Dienst Toeslagen te laat is geweest met het nemen van een besluit op het bezwaar van verzoekster, wat door de verweerder is erkend. Aangezien verzoekster terecht in beroep is gekomen, veroordeelt de rechtbank de Dienst Toeslagen in de proceskosten van verzoekster, die worden berekend op € 453,50. Daarnaast is de Dienst Toeslagen verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 53,- te vergoeden, zoals bepaald in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb. De uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, en is openbaar uitgesproken op 26 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/64

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit ( [woonplaats] ) Curaçao, verzoekster

(gemachtigde: mr. S. Arakelyan),
en

Dienst Toeslagen, verweerder(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verzoekster heeft beroep ingesteld op 7 januari 2025, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 27 december 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. In het verweerschrift van 16 januari 2025 heeft verweerder te kennen gegeven dat het beroep terecht is ingesteld en dat verweerder daarom bereid is het griffierecht en een proceskostenvergoeding te betalen.
Op 10 juni 2025 zijn partijen een vaststellingsovereenkomst overeengekomen. Verzoekster heeft het beroep daarna ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten en het griffierecht.
Verweerder heeft op 22 juli 2025 gereageerd op dit verzoek met de mededeling akkoord te gaan met een veroordeling in de proceskosten en vergoeding van het griffierecht.

Overwegingen

1. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan eiseres) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
2. Niet in geschil is dat verweerder te laat is met het nemen van een besluit op het bezwaar van eiseres. Dit heeft verweerder erkend in het verweerschrift van 16 januari 2025.
3. Omdat verzoekster terecht in beroep is gekomen wegens het niet tijdig nemen van een besluit, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- met een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 453,50.
4. Uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 53,- te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoekster zal zich hiervoor tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van I. van Ittersum, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2025.
de griffier is verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.