ECLI:NL:RBMNE:2025:4924

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
11846750
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van horecapand wegens huurachterstand met toewijzing van vorderingen tot betaling en ontruiming

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 september 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] B.V. en drie gedaagden, waaronder [gedaagde sub 1] B.V. en [gedaagde sub 2] B.V. De eiseres vorderde ontruiming van een horecapand en betaling van huurachterstand. De huurachterstand bedroeg 4,7 maanden, wat neerkomt op een bedrag van € 35.656,20. De gedaagden, vertegenwoordigd door hun bestuurder, hebben geen verweer gevoerd tegen de vorderingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding correct is betekend aan [gedaagde sub 3], die niet is verschenen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van de eiseres toewijsbaar zijn, gezien de aanzienlijke huurachterstand en het gebrek aan verweer van de gedaagden. De ontruiming van het pand is toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor [gedaagde sub 1] om het pand te ontruimen. Daarnaast zijn de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, contractuele rente, gebruiksvergoeding en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van de gedaagden gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11846750 \ AV EXPL 25-37 WMB/61313
Vonnis in kort geding van 17 september 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. H.J. Heynen,
tegen

1.[gedaagde sub 1] B.V.,

gevestigd in [plaats 2] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1] ,
2.
[gedaagde sub 2] B.V.,
gevestigd in [plaats 3] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 2] ,
beiden vertegenwoordigd door haar (middellijk) bestuurder, de heer [A] .
en

3. [gedaagde sub 3] B.V.,

gevestigd in [plaats 2] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 3] ,
niet verschenen,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: gedaagden.

1.De procedure

1.1.
[eiseres] heeft gedaagden op 26 augustus 2025 gedagvaard. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 september 2025. Daarvan heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Namens [eiseres] is mr. [B] verschenen samen met mr. Heynen. Namens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is de heer [A] verschenen, bestuurder van [gedaagde sub 2] en middellijk bestuurder van [gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 3] is niet verschenen. Aan het eind van de zitting heeft de kantonrechter bepaald dat een vonnis zal worden gewezen.
2. De kern van de zaak
2.1.
[gedaagde sub 1] huurt sinds 1 augustus 2021 van [eiseres] het pand aan het [adres 1] / [adres 2] in ( [postcode 1] / [postcode 2] ) [plaats 2] en heeft een huurachterstand laten ontstaan. [eiseres] wil dat [gedaagde sub 1] het pand ontruimt en dat de gedaagden de huurachterstand betalen. Tegen [gedaagde sub 3] wordt verstek verleend. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben geen verweer gevoerd tegen de vorderingen. De vorderingen worden toegewezen.

3.De beoordeling

Tegen [gedaagde sub 3] wordt verstek verleend
3.1.
[gedaagde sub 3] is niet op de zitting verschenen. De dagvaarding is wel op de juiste manier aan haar betekend, zodat op het verzoek van [eiseres] tegen haar verstek kan worden verleend. Omdat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] wel in de procedure zijn verschenen, wijst de kantonrechter één vonnis dat ook voor [gedaagde sub 3] als een vonnis op tegenspraak geldt. [1]
De vorderingen van [eiseres] worden toegewezen
3.2.
[eiseres] vraagt de kantonrechter in dit kort geding om vooruit te lopen op een ontbinding in de bodemprocedure. [gedaagde sub 1] heeft niet weersproken dat er (tot en met 31 augustus 2025) een huurachterstand van € 35.656,20 bestaat. Dat komt neer op een huurachterstand van 4,7 maanden. Die huurachterstand is zo groot dat het aannemelijk is dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden. De gevorderde ontruiming zal daarom worden toegewezen. Daarvoor krijgt [gedaagde sub 1] veertien dagen de tijd.
3.3.
[eiseres] wil daarnaast dat de gedaagden hoofdelijk [2] worden veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de verschenen contractuele rente van € 1.086,48, de contractuele rente van 1% per maand over het achterstallige bedrag, en een gebruiksvergoeding van € 7.655,52 vanaf 1 september 2025. Ook die vorderingen worden toegewezen, omdat zij niet zijn weersproken en de gedaagden zich hoofdelijk hebben verbonden tot nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst.
3.4.
[eiseres] wil verder een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. [3] De gedaagden zullen daarom hoofdelijk worden veroordeeld om het gevorderde bedrag van € 1.131,46 te betalen.
Gedaagden moeten de proceskosten van [eiseres] betalen
3.5.
Gedaagden zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
367,05
- griffierecht
1.409,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.454,05
3.6.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de onroerende zaak aan [adres 1] / [adres 2] te ( [postcode 1] / [postcode 2] ) [plaats 2] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [eiseres] zijn, en de sleutels af te geven aan [eiseres] ,
4.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om te betalen aan [eiseres] :
€ 35.656,20 aan achterstallige huur tot en met 31 augustus 2025, vermeerderd met 1% contractuele rente per maand vanaf 1 september 2025 tot aan de dag der algehele voldoening,
€ 1.086,48 aan verschenen contractuele rente tot en met 31 augustus 2025,
€ 1.131,46 aan buitengerechtelijke kosten,
b) € 7.655,52 per maand vanaf 1 september 2025 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met 1% per maand over het achterstallige bedrag indien tijdige betaling uitblijft (zijnde betaling vóór of op de eerste van iedere maand),
4.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten van € 2.454,05, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de gedaagden niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2025.

Voetnoten

1.Artikel 140 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
3.Op grond van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek en het Besluit buitengerechtelijke incassokosten.