Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2025 in de zaak tussen
[eiser] en [eiseres] , uit [woonplaats] , eisers
het dagelijks bestuur van de RDWI
Procesverloop
Primaire/bestreden besluit
Beroepsgronden (in essentie weergegeven)
Beoordeling door de rechtbank
“Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.”Dit artikel is alleen van toepassing als sprake is van een nieuwe aanvraag die een herhaling is van een eerdere aanvraag waarop reeds een besluit is genomen. Het gaat hierbij om een gelijke aanvraag door dezelfde aanvrager aan hetzelfde bestuursorgaan. Het moet hierbij gaan om een herhaalde aanvraag die strekt tot het in het leven roepen van hetzelfde rechtsgevolg.
“hierbij dienen we een verzoek/aanvraag voor bijzondere bijstand…”.Dit terwijl eiser de aanvraag van 20 februari 2023 (blijkens het besluit van 5 april 2023) nog enkel namens zichzelf heeft ingediend. Eiseres woont sinds 3 mei 2024 op hetzelfde adres als eiser, nu de huidige aanvraag ook namens haar is ingediend gaat het dus ook niet om precies dezelfde aanvrager. Daarnaast zit er circa één jaar en negen maanden tijd tussen beide aanvragen (20 februari 2023 t.o.v. 19 november 2024), waarin zich relevante wijzigingen in de persoonlijke (sociaal/financiële) omstandigheden hebben voorgedaan. Verder kan van belang zijn dat beide aanvragen in een ander kalenderjaar/ belastingjaar liggen. De rechtbank concludeert dat verweerder de aanvraag van eisers om bijzondere bijstand van 19 november 2024 ten onrechte heeft afgewezen enkel met de motivering dat geen sprake is van nieuwe feiten of gewijzigde omstandigheden. Verweerder had deze laatste aanvraag moeten beoordelen als nieuwe op zichzelf staande aanvraag. Om deze reden kleeft er een motiveringsgebrek en zorgvuldigheidsgebrek aan het bestreden besluit. De beroepsgrond slaagt.