ECLI:NL:RBMNE:2025:4850

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 september 2025
Publicatiedatum
9 september 2025
Zaaknummer
UTR 24/5767
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom opgelegd aan eiseres wegens niet voldoen aan brandveiligheidseisen uit het Besluit bouwwerken leefomgeving

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 9 september 2025, staat de last onder dwangsom centraal die het college van burgemeester en wethouders heeft opgelegd aan eiseres. Deze last is opgelegd omdat het pand van eiseres aan [adres 1] in [plaats] niet voldeed aan de brandveiligheidseisen zoals vastgelegd in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze last, maar de rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank legt uit dat het college bevoegd was om handhavend op te treden, aangezien er sprake was van overtredingen van de brandveiligheidseisen.

De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eiseres, die onder andere betrekking hebben op de duidelijkheid van de herstelmaatregelen en de gestelde begunstigingstermijn. Eiseres stelt dat de herstelmaatregelen onvoldoende duidelijk zijn omschreven en dat de last voor het cafégedeelte niet kenbaar is. De rechtbank oordeelt echter dat het college in het wijzigingsbesluit de herstelmaatregelen voldoende heeft verduidelijkt. Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om nadere gronden in te dienen tegen het wijzigingsbesluit, wat ook in de beoordeling wordt meegenomen.

De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. Wel wordt het college veroordeeld in de proceskosten van eiseres, omdat het college naar aanleiding van de beroepsgronden een wijzigingsbesluit heeft genomen. De proceskosten worden vastgesteld op € 907,- en het griffierecht van € 371,- moet door het college aan eiseres worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5767

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] , verweerder

(gemachtigde: mr. K. Timmer).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de last onder dwangsom die het college heeft opgelegd aan eiseres, omdat haar pand aan [adres 1] in [plaats] niet aan een aantal bepalingen uit het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) over brandveilig gebruik voldoet. Eiseres is het niet eens met het besluit dat het college heeft genomen op haar bezwaar tegen de aan haar opgelegde last onder dwangsom. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het door het college genomen besluit op het bezwaar van eiseres en de latere wijziging daarvan.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de beroepsgronden tegen het genomen besluit en de wijziging daarvan niet slagen. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Inleiding

2. Op 17 januari 2024 heeft de toezichthouder van het college samen met een toezichthouder van de veiligheidsregio Flevoland en Gooi en Vechtstreek een controle uitgevoerd in het pand van eiseres aan [adres 2] in [plaats] . Tijdens deze controle heeft de toezichthouder een aantal overtredingen van bepalingen uit het Bbl waarin eisen staan met betrekking tot brandveiligheid geconstateerd. De constateringen van de toezichthouder staan in het rapport van bevindingen van 17 januari 2024.
2.1.
Naar aanleiding van deze constateringen heeft het college op 18 januari 2024 een eerder aangekondigde last onder bestuursdwang toegepast en de hotelkamers in het pand verzegeld. Daarnaast heeft het college eiseres op 18 januari 2024 gelast om de bijeenkomstruimtes, het café en het restaurant vanaf 24 uur na verzending van het besluit niet meer te gebruiken zolang de brandscheidingen niet in orde zijn en er geen toereikende doorgeschakelde brandmeldsignaleringsmiddelen aanwezig zijn die de aanwezige personen in het gehele pand waarschuwen in het geval van brand. Dit op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per ruimte, per 24 uur, met een maximum van € 50.000,-.
2.2.
Eiseres was het niet eens met de aan haar opgelegde last onder dwangsom en heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2.3.
Met het besluit van 16 juli 2024 op het bezwaar van eiseres (het bestreden besluit) heeft het college aan eiseres een gewijzigde last onder dwangsom opgelegd. In plaats van een last onder dwangsom op te leggen voor het gebruiken van een bepaalde ruimte, heeft het college aan eiseres een last onder dwangsom opgelegd per overtreding van het Bbl, met een dwangsom per week en een maximum per overtreding. Ook heeft het college met het bestreden besluit de begunstigingstermijn verlengd van 24 uur naar vier weken. Als eiseres de overtredingen niet tijdig heeft verholpen mag zij er ook voor kiezen om het pand te sluiten. Dan verbeuren er geen dwangsommen.
2.4.
Ook met het bestreden besluit was eiseres het niet eens. Zij heeft hiertegen beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.5.
Met het besluit van 4 april 2025 heeft het college het bestreden besluit op onderdelen gewijzigd (het wijzigingsbesluit). Het beroep van eiseres heeft van rechtswege mede betrekking op het wijzigingsbesluit. [1] Bij het wijzigingsbesluit is een brief van de Veiligheidsregio Flevoland en Gooi en Vechtstreek van 6 maart 2025 gevoegd. In deze brief wordt op grond van een controle die op 13 februari 2025 heeft plaatsgevonden de conclusie getrokken dat het pand nog steeds niet voldoet aan de toepasselijke regelgeving.
2.6.
De rechtbank heeft eiseres in de gelegenheid gesteld voorafgaand aan de zitting schriftelijk op het wijzigingsbesluit te reageren. Eiseres heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
2.7.
De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres [A] en de gemachtigde van het college, die werd vergezeld door [B] – juridisch medewerker –, [C] – toezichthouder van het college – en [D] – coördinator risicobeheersing toezichthouder van de veiligheidsregio Flevoland en Gooi en Vechtstreek.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank stelt voorop dat het college met het wijzigingsbesluit het bestreden besluit op onderdelen heeft gewijzigd, maar voor het overige in stand heeft gelaten. Dit betekent dat eiseres nog steeds belang heeft bij haar beroep tegen het bestreden besluit voor zover dat met het wijzigingsbesluit niet is gewijzigd.
4. Verder stelt de rechtbank vast dat de gemachtigde die namens eiseres beroep heeft ingesteld, zich met de brief van 4 juli 2025 heeft onttrokken als gemachtigde van eiseres. Vanaf dat moment trad hij dus niet langer op namens eiseres. Daarom zal de rechtbank wat verder in die brief van 4 juli 2025 nog inhoudelijk over de zaak staat vermeld niet bij de beoordeling van het bestreden besluit en het wijzigingsbesluit betrekken.
5. Zoals vermeld onder 1.8, heeft eiseres geen gebruik gemaakt van de aan haar geboden mogelijkheid om nadere gronden in te dienen tegen het wijzigingsbesluit. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de gronden die eiseres heeft ingediend tegen het bestreden besluit. Zij zal deze ook betrekken op het wijzigingsbesluit.
Is sprake van een overtreding?
6. Het college is alleen bevoegd handhavend op te treden als sprake is van een overtreding. Partijen zijn het er over eens, en de rechtbank stelt ook vast, dat het pand van eiseres niet voldoet aan een aantal vereisten die daaraan in het Bbl worden gesteld. En dus was het college bevoegd een last onder dwangsom op te leggen aan eiseres.
Zijn de te nemen herstelmaatregelen voldoende duidelijk en concreet geformuleerd?
7. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) – dat is de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken – vereist het rechtszekerheidsbeginsel dat een last zodanig duidelijk en concreet is geformuleerd dat degene tot wie de last is gericht niet in het duister hoeft te tasten over wat gedaan of nagelaten moet worden om de overtreding te beëindigen. [2]
8. Eiseres voert aan dat de herstelmaatregelen die nodig zijn voor de onderwerpen brandscheiding en de voorziening elektriciteit niet voldoende duidelijk zijn omschreven en de last voor het cafégedeelte in het pand onvoldoende kenbaar is.
9. De rechtbank stelt vast dat het college in het wijzigingsbesluit de uit te voeren herstelmaatregelen nader heeft uitgesplitst en omschreven.
10. Op de zitting heeft eiseres haar beroepsgrond – ondanks de wijzigingen die het college met het wijzigingsbesluit op het bestreden besluit heeft aangebracht – gehandhaafd. Zij heeft toegelicht dat als zij de in het wijzigingsbesluit opgenomen herstelmaatregelen uitvoert, het mogelijk is dat de toezichthouders van het college en de veiligheidsregio bij een nieuwe controle weer andere onvolkomenheden op het gebied van brandveiligheid vinden. Dan kan het college opnieuw een last onder dwangsom aan haar opleggen en zal zij haar pand misschien weer moeten sluiten. Eiseres zou graag willen dat het college alle overtredingen van het Bbl in één keer vaststelt, zodat eiseres in één keer alle benodigde herstelmaatregelen kan uitvoeren.
11. De rechtbank heeft begrip voor de wens van eiseres, maar dit is niet iets wat zij in deze procedure kan beoordelen. De bestuursrechter toetst besluiten van bestuursorganen. In deze procedure is dat het besluit dat het college heeft genomen op het bezwaar van eiseres tegen de aan haar opgelegde last onder dwangsom en de wijziging daarvan. De rechtbank moet beoordelen of met het bestreden besluit en het wijzigingsbesluit duidelijk is wat eiseres moet doen om de daarin genoemde overtredingen ongedaan te maken en dus geen dwangsom te verbeuren. Wat eiseres op de zitting heeft aangevoerd ziet daar niet op. Wat zij aanvoert geeft de rechtbank geen aanknopingspunt voor het oordeel dat de te nemen herstelmaatregelen in het bestreden besluit in samenhang met het wijzigingsbesluit onvoldoende duidelijk en concreet zijn geformuleerd. Eiseres heeft op de zitting ook niet duidelijk gemaakt wat er na het wijzigingsbesluit voor haar nog steeds niet duidelijk is. Overigens is het de eigen verantwoordelijkheid van eiseres als ondernemer om er voor te zorgen dat het pand aan de eisen die daarvoor op grond van de regelgeving inzake brandveiligheid gelden voldoet. Die verantwoordelijkheid volgt rechtstreeks uit de regelgeving en niet uit de controles die daarop plaatsvinden door de toezichthouders van het college en de veiligheidsregio.
Is de in het wijzigingsbesluit gegeven begunstigingstermijn voldoende?
12. In een last onder dwangsom moet het college een termijn stellen waarbinnen eiseres de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd. [3] Dit wordt de begunstigingstermijn genoemd.
13. Eiseres voert aan dat het college in het bestreden besluit ten onrechte niet alsnog een termijn heeft gesteld waarbinnen eiseres de overtreding ongedaan kon maken zonder dat een dwangsom zou worden verbeurd.
14. Het college heeft op de zitting bevestigd dat ook met de wijziging van de begunstigingstermijn met het wijzigingsbesluit geen dwangsommen zijn verbeurd. Eiseres had het pand tijdig gesloten. Eiseres heeft tot op de zitting niet toegelicht waarom het college in het bestreden besluit dan toch een nieuwe begunstigingstermijn had moeten stellen om te voorkomen dat er dwangsommen zouden verbeuren.
15. Eiseres gaf op de zitting aan dat haar belang bij deze beroepsgrond daarin is gelegen dat zij graag het cafégedeelte in het pand langer had willen openhouden om zo inkomsten te genereren. Dit belang ziet op het derven van inkomsten. De rechtbank stelt vast dat eiseres haar verzoek om schadevergoeding met de brief van 21 maart 2025 van toen nog haar gemachtigde heeft ingetrokken. Hierover zal de rechtbank in deze uitspraak daarom geen oordeel meer geven.

Conclusie en gevolgen

16. Omdat de beroepsgronden van eiseres gericht tegen het besluit op haar bezwaar tegen de aan haar opgelegde last onder dwangsom zoals dat luidt na het wijzigingsbesluit niet slagen, is het beroep ongegrond.
17. Omdat het college naar aanleiding van de beroepsgronden van eiseres een gewijzigd besluit heeft genomen, ziet de rechtbank aanleiding het college te veroordelen in de proceskosten die eiseres in beroep heeft moeten maken. De kosten voor de beroepsmatige rechtsbijstand van de gemachtigde van eiseres stelt de rechtbank onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van € 907,- met een wegingsfactor 1). Ook moet het college het griffierecht van € 371,- aan eiseres vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 371,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 9 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.De rechtbank verwijst bijvoorbeeld naar de uitspraak van de Afdeling van 23 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3386.
3.Artikel 5:32a, tweede lid, van de Awb.