ECLI:NL:RBMNE:2025:4838

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
8 september 2025
Zaaknummer
UTR 25/374
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herzieningsverzoek last onder dwangsom en invordering verbeurde dwangsommen

Op 26 augustus 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats]. Eiseres had een verzoek om herziening ingediend tegen de afwijzing van eerdere besluiten tot oplegging van een last onder dwangsom en invordering van verbeurde dwangsommen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres als katvanger heeft gefungeerd bij de aankoop van een woonboerderij, waarbij zij valse documenten heeft gebruikt om een hypotheek te verkrijgen. De rechtbank oordeelt dat het college het verzoek om herziening terecht heeft afgewezen, omdat eiseres niet de zorg heeft betracht die in redelijkheid van haar kon worden gevergd om de overtredingen te voorkomen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen proceskostenvergoeding toegekend. Eiseres is gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/374
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. F. Krol-Postma),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats]

(gemachtigden: mr. S. Ralovic en mr. C. Brons).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om herziening van eerdere onherroepelijke besluiten. Het gaat daarbij om besluiten tot oplegging van een last onder dwangsom en tot invordering van verbeurde dwangsommen.
Met de beslissing op bezwaar van 3 december 2024 is het college bij de afwijzing van het herzieningsverzoek gebleven.
Eiseres heeft beroep ingediend tegen deze beslissing op bezwaar. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van het college van 3 december 2024 op 26 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank is van oordeel dat het college het verzoek om herziening van eiseres heeft mogen afwijzen en licht dat hierna toe.
2. Eiseres heeft als katvanger gefungeerd bij de aankoop van een woonboerderij op het adres [adres] in [dorp] (de woonboerderij). Eiseres heeft daarvoor onder meer een valse arbeidsovereenkomst getekend en die samen met een valse werkgeversverklaring aan de [financiële bank] verstrekt ter verkrijging van een hypotheek. De strafrechter heeft eiseres bij vonnis van 16 januari 2025 veroordeeld wegens: medeplegen van valsheid in geschrifte, meermalen gepleegd, en medeplegen van oplichting en medeplegen van witwassen.
3. Het college heeft bij de woonboerderij overtredingen van het bestemmingsplan geconstateerd. Eiseres was op het moment van de constatering van die overtredingen volgens het kadaster mede-eigenaar van de woonboerderij en zij stond volgens de Basisregistratie Personen op dat adres ingeschreven. Het college heeft daarom aan eiseres als (mede)eigenaar van de woonboerderij een last onder dwangsom opgelegd. Er zijn geen rechtsmiddelen tegen de last onder dwangsom ingediend en de last onder dwangsom staat daarom in rechte vast. Bij besluit van 13 juli 2021 is een besluit tot invordering van de verbeurde lasten genomen. Er zijn geen rechtsmiddelen tegen het invorderingsbesluit ingediend en het invorderingsbesluit staat daarom in rechte vast.
4. De rechtbank heeft op de zitting vastgesteld dat deze besluiten naar aanleiding van het herzieningsverzoek door het college inhoudelijk zijn heroverwogen. Daarom beoordeelt de rechtbank de besluiten ook inhoudelijk.
5. Eiseres verzoekt om de last onder dwangsom te herzien en af te zien van de invordering van de verbeurde dwangsommen. Eiseres voert aan dat zij niet als overtreder kan worden aangemerkt omdat zij niet had beseft dat zij door ondertekening van een volmacht en andere stukken (mede)eigenaar was geworden van de woonboerderij en zij niet feitelijk invloed kon uitoefenen op de gang van zaken bij de woonboerderij.
6. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is de vraag of eiseres overtreder is. In de jurisprudentie wordt over daderschap als criterium gehanteerd: dat een (verboden) gedraging in redelijkheid aan iemand kan worden toegerekend als die erover vermocht te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en als dat of vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door die persoon werd aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
6.1.
De rechtbank oordeelt dat eiseres voldoet aan dit criterium. Uit het vonnis van de strafrechter volgt dat eiseres is aangemerkt als pleger. Zij is weliswaar katvanger geweest, maar zij heeft zelf een valse arbeidsovereenkomst getekend en een volmacht van de notaris. Daarmee heeft zij het risico aanvaard dat er sprake kon zijn van witwassen en zij heeft de feitelijke zeggenschap over de woonboerderij actief verhuld. Of eiseres ook kon weten dat er door haar handelen sprake zou zijn van overtredingen van het bestemmingsplan (waaruit een last onder dwangsom en invorderingen zouden volgen) is niet duidelijk, maar die wetenschap is ook niet noodzakelijk. Bij toerekening van een gedraging gaat het immers ook om vergelijkbaar gedrag dat aanvaard is of aanvaard placht te worden. Eiseres heeft vergelijkbaar gedrag aanvaard door haar handtekening te zetten bij een transactie die gaat over vastgoed. Zij heeft daarmee niet de zorg betracht die in redelijkheid van haar kan worden gevergd met het oog op voorkoming van de gedraging. Juist door het verhullen van wie feitelijke zeggenschap heeft over de woonboerderij heeft ze haar handen ervan afgetrokken en de kans op de (verboden) gedragingen op de koop toe genomen.
6.2.
Eiseres heeft nog betwist dat ze de last onder dwangsom ontvangen heeft. Misschien dat eiseres de last onder dwangsom niet ontvangen heeft, maar het college heeft de last onder dwangsom wel op juiste wijze bekendgemaakt door die op te sturen naar de advocaat die toen namens eiseres optrad. Dat die advocaat volgens eiseres toch niet gemachtigd zou zijn, doet niet af aan de juiste wijze van bekendmaking door het college. Het college mocht ervan uitgaan dat de advocaat gemachtigd was. Ook is het niet zo dat eiseres niets van de last onder dwangsom af had kunnen weten, omdat zij het invorderingsbesluit wel heeft ontvangen. Eiseres stelt daarover dat zij de strekking en het belang van dat besluit niet heeft begrepen, maar dat komt voor rekening en risico van eiseres zelf en maakt de besluiten niet ongeldig. Van eiseres mag namelijk verwacht worden dat zij hulp vraagt als ze brieven die afkomstig zijn van het college niet begrijpt.
6.3
Op de zitting is verder nog aangevoerd dat eiseres de dwangsom niet kan betalen, maar dat is verder niet onderbouwd. Eiseres kan als zij de last niet kan betalen een onderbouwd verzoek om een betalingsregeling of kwijtschelding bij het college indienen.
7. Dit betekent dat het beroep ongegrond is. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en krijgt ook het griffierecht niet terug.
8. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2025 door mr. M. van der Knijff, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.