In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 september 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de eisende partij, de maatschap, en de gedaagde partij, een huurder. De eisende partij vorderde ontruiming van de woning vanwege jarenlange verboden onderverhuur via AirBnB door de gedaagde partij. De huurovereenkomst bevatte expliciete bepalingen die onderverhuur zonder toestemming van de verhuurder verboden. De gedaagde partij erkende de onderverhuur, maar verzet zich tegen de ontruiming en de vorderingen van de eisende partij. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij voldoende spoedeisend belang had bij de ontruiming, gezien de ernstige tekortkoming van de gedaagde partij in de nakoming van de huurovereenkomst. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe, maar wees de overige vorderingen van de eisende partij af, waaronder de betaling van een voorschot op schadevergoeding en een contractuele boete. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde partij in strijd met de huurovereenkomst had gehandeld en dat de ontruiming gerechtvaardigd was. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis.