4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen voor de feiten 1 en 2
Door aangever [slachtoffer] is verklaard dat hij een filmpje kreeg van de huismeester van het pand aan de [adres 2] in [plaats] dat hij huurt voor tijdelijke verkoop. Op het filmpje zag hij twee jongens vaag langs zijn pand lopen. Hij zag dat zij tien meter terugliepen en met iets bezig waren. Hij zag op de camerabeelden dat zij een bivakmuts ophadden en handschoenen aan hadden. De jongen die kleiner was, had iets in zijn handen dat leek op een wapen. De jongens liepen langs zijn winkel, keken naar binnen en liepen door. Aangever liep van zijn originele winkel aan de [straat] naar het huurpand. Toen hij bij de ingang van het huurpand stond, zag hij de twee jongens langs hem lopen.
Op de camerabeelden van 6 juni 2024 van het industriegebouw zag verbalisant om 12.11.57 uur twee jongens langs de winkel [slachtoffer] lopen die hij herkende als [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ). Verbalisant zag [verdachte] en [medeverdachte] kort in het 1e Goudsewagenhof rondlopen, bij een kantoor waarvan de deuren openstaan naar binnen kijken en terug lopen naar de toegang van het hof. Vervolgens zag hij dat de jongens bij de toegang van het hof handschoenen aandoen, iets over hun hoofden doen en daaroverheen hun capuchons op doen. Zij lopen het 1e Goudsewagenhof weer in en lopen naar hetzelfde kantoor waar zij eerder al naar binnen keken. Zij staan kort stil voor de openstaande deuren en kijken weer naar binnen. Verbalisant ziet dat [verdachte] iets in zijn handen heeft en dat de jongens vervolgens weer teruglopen naar de ingang van het hof. Verbalisant ziet dat [medeverdachte] de capuchon van zijn hoofd doet en dat wat hij eerder over zijn hoofd had gedaan er weer afhaalde. [verdachte] doet dat ook, maar laat zijn capuchon op. Verbalisant ziet dat [medeverdachte] en [verdachte] het 1e Goudsewagenhof uitlopen en de Goudsewagenstraat inlopen in de richting van de [straat] .
De iPhone van [medeverdachte] is onderzocht. Daarin is een Snapchatgesprek aangetroffen van 6 juni 2024 om 00.51 uur waarbij vijf deelnemers waren aangesloten, namelijk:
1) [deelnemer 1] (hierna te noemen: deelnemer 1);
2) [Snapchataccount medeverdachte] (dit is [medeverdachte] );
3) [deelnemer 3] ;
4) [Snapchataccount verdachte] (dit is [verdachte] );
5) [deelnemer 5] .
In het gesprek voegt [medeverdachte] [verdachte] toe aan het gesprek. [verdachte] vraagt wat het risico is. Vervolgens vraagt [deelnemer 3] wie er allemaal ‘fit’ zijn. Fit is een synoniem in straattaal voor ergens klaar voor zijn of in de gelegenheid zijn. [verdachte] reageert met [medeverdachte] en [deelnemer 5] dat ze fit zijn. Vervolgens vraagt [verdachte] wat de job is. Deelnemer 1 antwoordt: ‘tijd klemmen’, wat in straattaal een synoniem is voor een horloge roven. [verdachte] vraagt van wie. Deelnemer 1
vraagt vervolgens nogmaals wie er ‘fit’ is en zegt dat ze opgehaald worden. [verdachte] vraagt
waar het is. Deelnemer 1 zegt dan ‘Rotje maar je gaat met whip’, dat is straattaal voor
‘Rotterdam maar je gaat met de auto’. Ook zegt deelnemer 1 dat er maar maximaal twee man mee mogen. [verdachte] neemt daarop initiatief en zegt dat hij en [medeverdachte] dan gaan.
[verdachte] vraagt: ‘Krijge we een p ofz’. Dit is straattaal voor ‘krijgen we een pistool ofzo’. [verdachte] vraagt ook of ze worden opgehaald. Deelnemer 1 zegt dat ze een P krijgen en dat ze opgehaald worden. Deelnemer 1 vraagt of ze in de ochtend om 10 uur ‘tdv midden’ zijn. Dit bleek na onderzoek Tussen De Vaart Midden te zijn. [verdachte] vraagt vervolgens: ‘Maar is die man actief die we gaan race, maar is het gewoon een cherry’, ‘hij is geen gekke kil ofz dat ie met pop straat loopt’, ‘gw een sukkel ofz toxh’. [medeverdachte] vraagt vervolgens: ‘Maar krijgen we daarna onze buit of niet gelijk’. Deelnemer 1 zegt: ‘Als jullie de klok hebben gaat die andere boy de koper meeten en dan meeten wij weer en verdelen we buit’. Het gesprek gaat verder in de ochtend van 6 juni waarbij deelnemer 1 vraagt of ze al wakker zijn en [verdachte] en [medeverdachte] aangeven dat ze op de locatie zijn om opgepikt te worden.
Het bij [medeverdachte] aangetroffen pistool betreft een vuurwapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. Het is een omgebouwd gaspistool (9 mm PAK) naar een
kogel verschietend pistool, merk Retay, model P114, in het kaliber 7.65 mm.
[verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aan de chatgroep is toegevoegd waarin werd gezegd dat ze iemand van zijn horloge gingen beroven. Er was één man die de leiding had. Hij liet foto’s zien van de man die ze moesten beroven en gaf hen het adres. Toen ze in de auto zaten, kwam iemand op een scooter het wapen brengen. Het raam aan zijn kant werd omlaag gedaan en het wapen werd aan hem gegeven. Hij gaf het wapen door aan [medeverdachte] . In Rotterdam hebben hij en [medeverdachte] eerst gekeken bij de winkel. De man die hen vertelde wat zij moesten doen, wilde dat zij eerst zouden dreigen met het pistool, en als dat niet zou lukken moest [medeverdachte] de man met het pistool op zijn hoofd slaan.
Bewijsoverwegingen voor feit 1
Begin van uitvoering
Voor een strafbare poging tot het plegen van een misdrijf is nodig dat het voornemen van de dader(s) zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. De rechtbank is van oordeel dat daarvan sprake is geweest. De gedragingen van [verdachte] en [medeverdachte] zijn aan te merken als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf om aangever van zijn horloge te beroven. [verdachte] en [medeverdachte] zijn voor de beroving afgereisd naar Rotterdam, waarna zij daar in het hofje op zoek zijn gegaan naar aangever. Zij zijn twee keer vanaf de ingang van het hofje naar de openstaande deur van de winkel van aangever gelopen en hebben daar naar binnen gekeken. Bij de tweede keer hadden zij handschoenen aangetrokken en hun gezicht bedekt met kleding. Verder hadden zij continue het wapen bij zich. Uiteindelijk hebben [verdachte] en [medeverdachte] het hofje weer verlaten, omdat zij aangever niet konden vinden. Deze gedragingen waren naar hun uiterlijke verschijningsvorm – in tijd en plaats – in voldoende concrete mate gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf.
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot het plegen van een gewapende beroving.
Poging tot afpersing en/of poging tot diefstal met geweld
Aan [verdachte] is de poging om aangever van zijn horloge te beroven ten laste gelegd in een cumulatieve/alternatieve variant, namelijk – kort gezegd – een poging tot afpersing in vereniging en/of een poging tot diefstal met geweld in vereniging. De rechtbank ziet zich hierbij voor de vraag gesteld waar het opzet bij de beroving op was gericht.
Zoals volgt uit de bewijsmiddelen, was het de bedoeling om aangever daadwerkelijk van zijn horloge te beroven. De rechtbank overweegt hierbij dat – wat betreft de bewezenverklaring en de juridische kwalificatie daarvan – een poging tot afpersing in vereniging en/of een poging tot diefstal met geweld in vereniging zodanig aan elkaar verwant zijn, dat in het midden kan blijven op welke van de beide delicten het opzet van [verdachte] was gericht.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van de cumulatief/alternatief tenlastegelegde poging tot afpersing in vereniging en/of de poging tot diefstal met geweld in vereniging.
Bewijsoverweging voor feit 2
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen wettig en overtuigend bewezen.