Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 29 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de verstekverlening tegen de niet verschenen gedaagde.
2.De kern van het geschil
€ 1.040,00 netto per maand. Van meet af verliep de salarisbetaling niet goed. Het dienstverband is op 30 juni 2025 geëindigd. Op 12 juni 2025 heeft [eiser] [gedaagde] laten weten dat er op dat moment een salarisachterstand bestond van € 3.617,63. In deze brief maakt [eiser] ook aanspraak op de wettelijke verhoging over het loon over de maanden februari, maart, april en mei 2025, zijnde een bedrag van € 1.291,94, de wettelijke rente ad € 25,70 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 486,76. Ook verzoekt [eiser] om salarisspecificaties en de eindafrekening. Na ontvangst van de brief heeft [gedaagde] een aantal betalingen verricht ten bedrage van € 3.194,27. [eiser] vordert in dit kort geding [gedaagde] te veroordelen tot betaling van het resterende salaris, de wettelijke verhoging en rente, afgifte van de loonstrookjes en het opmaken van de eindafrekening. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd.
3.De beoordeling
.De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
4.De beslissing
€ 1.291,94, wegens het te laat uitbetalen van het salaris van [eiser] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2025 tot de dag van voldoening;