ECLI:NL:RBMNE:2025:4725

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
568543
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur voor auto-reparatie met geschil over opdrachtgever en deugdelijkheid van de reparatie

In deze zaak vordert [eiseres] B.V. betaling van een factuur van € 35.000,00 voor de reparatie van een Audi S6. Het geschil betreft wie de opdrachtgever was voor de reparatie, de deugdelijkheid van de uitgevoerde werkzaamheden en de vraag of er al betaald is. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren verweer en stellen dat de reparatie niet goed is uitgevoerd en dat [gedaagde sub 2] de factuur al heeft betaald. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, inclusief meerdere mondelinge behandelingen en wrakingsverzoeken, en heeft uiteindelijk geoordeeld dat de vordering van [eiseres] gedeeltelijk toewijsbaar is. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een schending van consumentenbeschermende informatieplichten heeft plaatsgevonden, wat heeft geleid tot een korting van 20% op het factuurbedrag. De rechtbank heeft [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 28.000,00, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft ook beslagkosten en proceskosten toegewezen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen. De uitspraak is gedaan op 27 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/568543 / HL ZA 24-11
Vonnis van 27 augustus 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. J.W. de Vries,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

te [woonplaats 1] ,
en

2.[gedaagde sub 2] ,

te [woonplaats 2] ,
gedaagde partijen,
partijen zullen hierna [gedaagde sub 1] respectievelijk [gedaagde sub 2] worden genoemd en samen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ,
advocaat: mr. E. Doornbos.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • De dagvaarding van 21 december 2023 met 18 producties;
  • De akte van [eiseres] met aanvullende producties 19 en 20 en een eiswijziging;
  • De conclusie van antwoord;
  • De brief met productie 1 van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ;
  • Het wrakingsverzoek van [gedaagde sub 2] en de wrakingsbeslissing tot ongegrondverklaring van 26 november 2024;
  • De mondelinge behandeling van 3 maart 2025 en het proces-verbaal daarvan;
  • Het wrakingsverzoek van [gedaagde sub 2] en de wrakingsbeslissing tot ongegrondverklaring van 12 maart 2025;
  • De mondelinge behandeling van 8 juli 2025;
  • De spreekaantekeningen van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is besloten dat vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een autobedrijf en verkoopt en repareert auto’s. De auto waarover het in deze procedure gaat, een Audi S6 met kenteken [kenteken] (hierna: de auto), was in onderhoud bij [eiseres] en heeft - nadat de auto gestolen en zwaar beschadigd is geweest - een grote reparatie bij [eiseres] ondergaan (hierna: de reparatie). [gedaagde sub 1] heeft op 25 januari 2023 aan [eiseres] laten weten dat de auto zal worden gebracht door een bergingsbedrijf en op
26 januari 2023 schrijft zij dat zij de sleutel zal langsbrengen zodra zij deze heeft ontvangen van de verzekering.
2.2.
Op 10 februari 2023 hebben [eiseres] en [gedaagde sub 1] via whatsapp contact:
[eiseres] : Word wel heel duur alles bij elkaar
[gedaagde sub 1] : Oké ik zal het later even met [.](de rechtbank voegt toe: bedoeld is [gedaagde sub 2] )
overleggen
[eiseres] : Graag dankje
[eiseres] : Denk dat het zowiezo op 30 k uitkomt
[eiseres] : Met mijn uren erbij mischien wel 34 k
[gedaagde sub 1] : Zo dat wordt zeker wel erg prijzig zo
[eiseres] : Beter interieur schoonmaken. En zo verkopen
[eiseres] : Proberen het meeste ervoor te krijgen
[eiseres] : Hij is echt kompleet afgejakkerd
(…)
[gedaagde sub 1] : Ik moest nog zeggen maak helemaal in orde dat ie tip top is want als ie een andeee had gevonden precies zo dan was ie toch nog bij jou gekomen om alles te
doen en was ie daar bovenop nog 15 k extra kwijt….. bedankt voor de moeite!
2.3.
In februari 2023 is [eiseres] met de reparatie gestart en in mei 2023 hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de auto opgehaald. [eiseres] heeft op 12 mei 2023 een factuur van € 35.000,00 toegezonden, naar het adres van de voormalig eigenaresse van de auto (mevrouw [A] ) en naar het e-mailadres van [gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 1] heeft de e-mail met de factuur aan [gedaagde sub 2] doorgestuurd. Op 30 juni 2023 heeft [eiseres] een betalingsherinnering naar het adres van [gedaagde sub 1] toegezonden.
2.4.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] vinden onder andere dat de reparatie niet goed is uitgevoerd en verwijzen naar een e-mail van 7 juni 2023 van het autobedrijf [autobedrijf] , waarin staat:
2.5.
[eiseres] vordert betaling van de factuur voor de reparatie.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] wil dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de factuur voor de reparatie en bijkomende kosten betalen. Zij vordert in deze procedure daarom dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] (hoofdelijk) worden veroordeeld tot betaling van deze factuur van € 35.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2023. Verder vordert [eiseres] dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] (hoofdelijk) de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.225,00 en de beslagkosten van
€ 2.645,76 betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarden (dit is 21 december 2023). Ten slotte wil [eiseres] dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] (hoofdelijk) de proces- en nakosten vergoeden, vermeerderd met de wettelijke rente als zij deze kosten niet binnen
14 dagen na het vonnis betalen.
3.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren verweer. Zij voeren aan dat [gedaagde sub 2] de factuur al betaald heeft. Ten tweede zeggen zij dat alleen [gedaagde sub 2] opdrachtgever van de reparatie is en dat [gedaagde sub 1] daarom in ieder geval niet kan worden aangesproken. In de derde plaats voeren zij aan dat de auto te laat en niet goed is gerepareerd. Volgens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] heeft [eiseres] ten slotte nog de consumenten-beschermende bepalingen geschonden. Zij vinden om deze redenen dat de vorderingen van [eiseres] afgewezen moeten worden en dat [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling, de proceskosten van deze procedure moet vergoeden.

4.De beoordeling

De factuur van € 35.000,00
Verweer 1: [gedaagde sub 2] heeft al betaald
4.1.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben gesteld dat [gedaagde sub 2] de factuur al heeft betaald. Als dit (bevrijdende) verweer zou slagen, hoeven de andere door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] opgeworpen verweren geen behandeling meer. Daarom beoordeelt de rechtbank dit verweer als eerste. [eiseres] heeft betwist dat de factuur is betaald. De rechtbank kan niet vaststellen dat er daadwerkelijk is betaald. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben geen betalingsbewijs laten zien in deze procedure. Ook hebben zij niet uitgelegd wanneer [gedaagde sub 2] de factuur heeft betaald. Verder hebben zij ook niet uitgelegd hoe [gedaagde sub 2] dan heeft betaald. Op de mondelinge behandeling is alleen verteld dat [gedaagde sub 2] niet giraal heeft betaald, maar het bleef onduidelijk of de betaling contant of op een andere manier zou zijn gedaan. Deze stellingen zijn onvoldoende om aan een bewijsopdracht toe te komen. Dit verweer van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] slaagt niet.
Verweer 2: [gedaagde sub 1] is geen opdrachtgever voor de reparatie
4.2.
Volgens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] heeft [eiseres] alleen met [gedaagde sub 2] een overeenkomst gesloten en hoeft [gedaagde sub 1] in ieder geval niet te betalen. Dit verweer slaagt niet. Uit de informatie die partijen aan de rechtbank hebben gegeven, blijkt namelijk niet dat enkel [gedaagde sub 2] opdracht heeft gegeven voor de reparatie. De volgende omstandigheden zijn daarbij van belang.
4.3.
De auto stond niet alleen op naam van [gedaagde sub 1] toen de reparatie werd uitgevoerd, maar zij heeft er ook voor gezorgd dat de auto en de sleutels naar [eiseres] werden gebracht voor het uitvoeren van de reparatie. Het kentekenbewijs van de auto stond op haar naam en haar ID-kaart is gescand door [eiseres] bij het aannemen van de opdracht tot reparatie. [gedaagde sub 1] heeft bovendien in 2022, dus voordat de reparatie werd uitgevoerd, ook het onderhoud aan de auto geregeld en de kosten daarvan betaald. Ook had [eiseres] steeds contact met [gedaagde sub 1] over de reparatie. [gedaagde sub 1] heeft weliswaar over de prijs van de reparatie met [gedaagde sub 2] overlegd, zo blijkt uit de appberichten van 10 februari 2023, en [gedaagde sub 2] was vanwege detentie afwezig vanaf april 2021 tot en met april 2023 zodat hij geen contact met [eiseres] kon hebben. Maar dat betekent nog niet dat alleen [gedaagde sub 2] opdracht gaf voor de reparatie of dat [eiseres] heeft moeten begrijpen dat [gedaagde sub 2] de opdrachtgever was. Ook niet als [gedaagde sub 2] voor april 2021 wel contact had met [eiseres] over de auto en de financiën regelde, kan hij voor deze reparatie niet als enige opdrachtgever worden beschouwd. Daar zit teveel tijd tussen en bovendien stond de auto toen nog op naam van mevrouw [A] (in plaats van op naam van [gedaagde sub 1] ). [eiseres] en [gedaagde sub 2] hadden bovendien over de reparatie voor het eerst rechtstreeks contact met elkaar toen [gedaagde sub 2] in mei 2023 uit detentie was, de reparatie (nagenoeg) klaar was en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de auto ophaalden. Er is ten slotte niet gebleken dat [gedaagde sub 1] of [gedaagde sub 2] aan [eiseres] heeft verteld dat [gedaagde sub 2] de opdrachtgever voor de reparatie is. Het had op de weg van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gelegen duidelijker te zijn, als enkel [gedaagde sub 2] opdrachtgever was en [gedaagde sub 1] alleen als contactpersoon namens [gedaagde sub 2] handelde.
4.4.
[eiseres] heeft er gelet op het voorgaande op mogen vertrouwen dat [gedaagde sub 1] opdrachtgever was voor de reparatie. Gelet hierop, en het feit dat [gedaagde sub 2] in ieder geval ook heeft erkend opdrachtgever te zijn, wordt aan het bewijsaanbod van [gedaagde sub 2] niet toegekomen. De conclusie is daarom dat [eiseres] zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 2] kan aanspreken om de factuur te betalen.
Verweer 3: de reparatie is ondeugdelijk uitgevoerd
4.5.
Volgens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] heeft [eiseres] de reparatie te laat en niet goed uitgevoerd en hoeven zij daarom de factuur niet te betalen. De reparatie duurde te lang en er zijn gebreken volgens hen. Ter staving van hun stelling verwijzen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] naar de
e-mail van het autobedrijf [autobedrijf] van 7 juni 2023 (zie onder nummer 2.4.).
4.6.
Het verweer van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] slaagt niet. De rechtbank legt dat oordeel hierna uit.
4.6.1.
De reparatie heeft ongeveer twee maanden geduurd, waarbij een derde partij moest worden ingeschakeld voor het vervangen van de motor. Volgens [eiseres] is deze termijn gebruikelijk. Waarom de termijn niettemin te lang is, en zelfs zo lang dat [eiseres] tekortgeschoten is in de uitvoering van de overeenkomt, hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet uitgelegd. Dat [eiseres] te lang over de reparatie heeft gedaan, is daarom niet gebleken.
4.6.2.
[eiseres] heeft verder betwist dat zij de werkzaamheden gebrekkig heeft uitgevoerd. Gelet op deze betwisting staat vooralsnog niet vast dat de reparatie door [eiseres] niet goed is uitgevoerd. De rechtbank zal echter geen bewijsopdracht geven aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , omdat - ook als vast komt te staan dat [eiseres] geen goed werk heeft verricht - de factuur nog steeds betaald moet worden. Dat komt omdat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan [eiseres] eerst de mogelijkheid hadden moeten geven om de gebreken binnen een redelijke termijn te herstellen, dat staat in de wet. Maar dat hebben zij niet gedaan. Dit terwijl [eiseres] onbetwist heeft gesteld dat zij heeft aangeboden de auto te onderzoeken en voor zover nodig te herstellen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hadden alleen direct naar een ander bedrijf toe mogen gaan om de auto te laten herstellen als [eiseres] onbekwaam zou zijn om de auto te herstellen. Maar dat is niet gebleken. Dat blijkt ook niet uit de e-mail van [autobedrijf] . Dat betekent dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de factuur moeten betalen. Ten slotte is overigens onduidelijk welke gevolgen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] verbinden aan de volgens hen ondeugdelijke reparatie. Als de reparatie al niet goed is gegaan, betekent dat enkele gegeven juridisch gezien namelijk nog niet dat de factuur niet betaald hoeft te worden.
Verweer 4: [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] doen een beroep op consumentenbescherming
4.7.
[eiseres] is een rechtspersoon die handelt in de uitoefening van haar beroep of bedrijf. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn consumenten. Dat betekent dat de consumentenbeschermende bepalingen van toepassing zijn op de overeenkomst die zij hebben gesloten. In dit geval hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een beroep gedaan op de consumentenbeschermende bepalingen, zonder te specificeren welke bepalingen volgens hen zijn geschonden. De rechtbank moet dan ambtshalve, dus ook zonder dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] daarom vragen, beoordelen of er (1) sprake is van
onredelijke bedingenin de algemene voorwaarden en (2) of de
essentiëleinformatieverplichtingen en de informatieplichten
waaraan de wet bij niet-naleving specifieke sancties verbindtzijn nageleefd. Als de essentiële verplichtingen zijn geschonden moet de rechtbank daar consequenties aan verbinden als die schending voldoende ernstig is (dat is het geval tenzij de informatieplicht slechts op een detailpunt niet is nagekomen), bijvoorbeeld door de vordering tot betaling van de factuur gedeeltelijk af te wijzen. In de Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten (hierna: de Richtlijn) staat welke consequentie er wordt verbonden aan een voldoende ernstige schending van een essentiële informatieverplichting.
4.8.
Allereerst concludeert de rechtbank dat er geen algemene voorwaarden op de overeenkomst van toepassing zijn. Er is daarom geen sprake van bedingen die onredelijk bezwarend zijn voor [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als consument.
4.9.
Ten tweede kijkt de rechtbank of [eiseres] aan haar informatieverplichtingen heeft voldaan. Dit betekent onder andere dat [eiseres] bepaalde informatie voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] moet verstrekken. Informatie die al duidelijk uit de context van de overeenkomst blijkt, hoeft [eiseres] niet te geven. De overeenkomst die [eiseres] met [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] heeft gesloten, is een overeenkomst ‘anders dan op afstand of buiten de verkoopruimte'. Daarom zijn de essentiële informatieverplichtingen uit artikel 6:230l sub a, b, c, d en f BW van toepassing. Hieronder legt de rechtbank uit dat [eiseres] aan de informatieverplichtingen in artikel 6:230 a, b en c BW heeft voldaan, maar dat er onvoldoende informatie is gegeven over de onderwerpen uit artikel 6:230 sub d en f BW. Daardoor wordt er een korting op de factuur gegeven.
4.9.1.
Voor [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] was bekend wie [eiseres] is, waar zijn onderneming is gevestigd en wat zijn telefoonnummer is (sub b). Zij kwamen immers vaker bij hem en hadden telefonisch contact. Ook was het voor [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voldoende duidelijk welke werkzaamheden zouden worden uitgevoerd (de voornaamste kenmerken van de dienst), zoals blijkt uit de appberichten en het feit dat de auto volledig opgeknapt moest worden (sub a). Deze informatie blijkt dan ook duidelijk uit de context en [eiseres] hoefde hierover niet meer informatie te geven. Ten slotte heeft [eiseres] ook een schatting van de totale prijs gemaakt in het appbericht van 10 februari 2023, welke prijs nog geen 10% afwijkt van de prijs die uiteindelijk in rekening is gebracht (sub c). Ook ten aanzien van de prijs is daarmee geen sprake van een voldoende ernstige schending van de informatieplicht. Er is echter niet gebleken dat [eiseres] ook informatie heeft gegeven over de tijd die hij nodig had voor de werkzaamheden en over de wijze van betaling (sub d en f). Die informatie had [eiseres] wel moeten geven. Dat betekent dat [eiseres] een essentiële informatieplicht heeft geschonden en deze schending is voldoende ernstig omdat het niet gaat om een detailpunt van de verplichting. Gelet op de Richtlijn zal daarom een korting van 20% op het factuurbedrag van € 35.000,00 worden toegepast. Dat betekent dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]
€ 28.000,00 van de factuur moeten betalen. De vordering van [eiseres] wordt in zoverre toegewezen.
De wettelijke rente
4.10.
Verder moeten [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ook wettelijke rente betalen, omdat zij de factuur niet op tijd hebben betaald en dit wel hadden moeten doen. [gedaagde sub 1] heeft erkend dat zij de factuur in mei heeft ontvangen en dat zij deze heeft doorgestuurd aan [gedaagde sub 2] . Zij heeft ook verklaard dat [gedaagde sub 2] de factuur toen moet hebben gezien. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf 14 dagen na de factuurdatum, dus vanaf 27 mei 2023.
De beslagkosten
4.11.
Op 13 november 2023 heeft [eiseres] verlof verkregen om conservatoir beslag te leggen. Er is daarna beslag gelegd op de bankrekening van [gedaagde sub 1] bij de ING Bank. Uit dit vonnis blijkt dat [eiseres] een vordering op [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] heeft. [eiseres] heeft recht op vergoeding van de kosten voor het leggen van beslag, want het beslag is niet onrechtmatig, disproportioneel of onnodig gelegd.
4.12.
[eiseres] heeft gesteld dat zij € 2.645,76 (€ 1.203,76 deurwaarderskosten, € 676,00 griffierecht voor het beslagverzoek en € 766,00 voor het salaris advocaat bij het beslagverzoek) aan beslagkosten heeft gemaakt. Dat volgt ook uit de stukken die zij heeft ingediend in deze procedure en uit de beleidsregels die hiervoor gelden. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] moeten deze kosten daarom vergoeden. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] moeten ook de wettelijke rente over dit bedrag vergoeden vanaf 21 december 2023 (de dag van de dagvaarding). Deze vordering zal worden toegewezen.
De buitengerechtelijke incassokosten
4.13.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De rechtbank stelt vast dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] consumenten zijn. Daarom controleert de rechtbank of voldaan is aan de extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten. Uit vaste jurisprudentie volgt dat de consument de volle veertien dagen
na ontvangst van de briefmet betalingsherinnering moet krijgen om te kunnen betalen en die termijn (of een langere termijn) moet ook uit de brief volgen. In dit geval is niet aan deze eis voldaan, omdat in de betalingsherinnering van [eiseres] staat dat [gedaagde sub 1] moet betalen binnen 14 dagen en deze termijn al gaat lopen vanaf de datum van de brief. Die formulering voldoet niet aan de eisen volgens de Hoge Raad.
4.14.
De vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten wordt daarom afgewezen.
De proceskosten
4.15.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn grotendeels in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van deze procedure betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- Kosten van de dagvaarding
107,91
- Griffierecht
2.213,00
- Salaris advocaat
1.572,00
(2 punten × € 786,00)
- Nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.070,91
4.16.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] moeten wettelijke rente over de proceskosten betalen als zij deze niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan [eiseres] betalen. Ook moeten zij € 92,00 extra en de kosten van betekening van het vonnis vergoeden, als zij niet op tijd aan het vonnis voldoen en het vonnis daarna wordt betekend.
Hoofdelijke veroordeling
4.17.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] beiden verplicht kunnen worden het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 28.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag, met ingang van 27 mei 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk om aan [eiseres] te betalen € 2.645,76 aan beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag, met ingang van 21 december 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk in de proceskosten van € 4.070,91, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M. Staal en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2025.
5425