In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning in Utrecht. De heffingsambtenaar van de gemeente had de waarde van de woning vastgesteld op € 776.000,- per 1 januari 2022, waarop eiseres bezwaar had aangetekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde op basis van de Wet waardering onroerende zaken (wet WOZ) heeft bepaald en dat deze waarde niet te hoog is vastgesteld. Eiseres had in beroep een lagere waarde van € 700.000,- bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde correct was. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de gebruiksoppervlakte en de ligging van de woning, niet overtuigend geacht. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de WOZ-waarde gehandhaafd blijft. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.