Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
- de producties 1 t/m 8 van [gedaagde] .
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 18 augustus 2025, gaat het om een kort geding dat is aangespannen door [eiser], zowel pro se als in zijn hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van [erflater]. De zaak betreft een geschil over de uitvoering van een tweetrapsmaking in het testament van erflater, die is overleden in 2009. Erflater had een geregistreerd partnerschap met [A], die in 2022 is overleden. De kinderen van erflater, waaronder [eiser], hebben recht op een deel van de nalatenschap, maar er is onduidelijkheid over het bezwaarde vermogen dat aan [A] is toebedeeld. [eiser] vordert dat [gedaagde], de vereffenaar van de nalatenschap van [A], opgave doet van het bezwaarde vermogen en de volledige administratie daarvan verstrekt. De voorzieningenrechter oordeelt dat [gedaagde] de administratie moet afgeven, maar wijst de vordering tot afgifte van het bezwaarde vermogen af, omdat [gedaagde] al een deel heeft afgegeven aan andere verwachters. De voorzieningenrechter stelt vast dat [eiser] ontvankelijk is in zijn vorderingen en dat er een spoedeisend belang is bij de afgifte van informatie. De rechter legt [gedaagde] een dwangsom op voor het geval hij niet aan de veroordeling voldoet.