ECLI:NL:RBMNE:2025:469

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
NL:TZ:0000311749:B001
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de beloning bij een onder bewind gesteld vermogen van meer dan € 1 miljoen

In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 17 februari 2025, heeft de kantonrechter het verzoek van [bewindvoeringskantoor] B.V. om de jaarbeloning vast te stellen voor een onder bewind gesteld vermogen van meer dan € 1 miljoen afgewezen. Het verzoek was ingediend op 28 juni 2024 en mondeling behandeld op 29 november 2024. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het totale vermogen van de rechthebbenden, bestaande uit bankrekeningen en een woning, niet voldoende was onderbouwd om de gevraagde beloning te rechtvaardigen. De kantonrechter oordeelde dat [bewindvoeringskantoor] niet had aangetoond dat er extra werkzaamheden waren verricht die een hogere beloning rechtvaardigden. De kantonrechter benadrukte dat de beloning van 0,75% van het vermogen alleen van toepassing is als de curator daadwerkelijk extra werkzaamheden verricht die samenhangen met de omvang van het vermogen. Aangezien [bewindvoeringskantoor] geen bewijs had geleverd van dergelijke werkzaamheden, werd het verzoek afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Toezicht
Locatie Utrecht
toezichtnummer
:
NL:TZ:0000311749:B001
CBM-nummer
:
[CBM nummer]
beschikkingsnummer
:
1
datum
:
17 februari 2025
Beschikking van de kantonrechter
op verzoek van:
de besloten vennootschap
[bewindvoeringskantoor] B.V.,
gevestigd te: [adres ] , [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [bewindvoeringskantoor] ,
met betrekking tot:

1.mevrouw[betrokkene sub 1] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954,
wonende te [adres ] [woonplaats] ,
en
2. de heer
[betrokkene sub 2],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952,
wonende te [adres ] [woonplaats] ,
hierna gezamenlijk te noemen: betrokkenen.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoek (met bijlagen), ontvangen op 28 juni 2024,
- de nadere informatie, ontvangen op 2 september 2024,
1.2.
Het verzoek is mondeling behandeld op 29 november 2024. Ter zitting zijn verschenen: de heer [naam] ( [bewindvoeringskantoor] ) en de heer mr. P.G.W. van Wees, advocaat.
1.3.
Ter zitting werd aan [bewindvoeringskantoor] de gelegenheid gegeven om uiterlijk op 27 december 2024 het verzoek nader aan te vullen. Vervolgens werd uitstel verleend tot 15 februari 2025.
1.4.
[bewindvoeringskantoor] heeft op 13 februari 2025 een nader uitstel gevraagd. Dit verzoek wijst de kantonrechter af. [bewindvoeringskantoor] heeft voldoende gelegenheid gehad om het verzoekschrift aan te vullen. Het verzoek om de beslissing nogmaals uit te stellen, heeft [bewindvoeringskantoor] ook niet gemotiveerd.

2.Het verzoek

2.1.
[bewindvoeringskantoor] heeft gevraagd om de jaarbeloning met ingang van 1 januari 2024 vast te stellen conform artikel 2 lid 3 van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. [bewindvoeringskantoor] licht het verzoek als volgt toe:
2.2.
Het totale vermogen is meer dan € 1 miljoen. Gezien de aanzienlijke omvang van het vermogen, vereist het beheer hiervan een zorgvuldige en tijdsintensieve aanpak. Dit omvat onder andere het monitoren van beleggingen, het beheren van diverse bankrekeningen, en het opstellen van gedetailleerde financiële rapportages. Het vermogen van de rechthebbende brengt complexere belastingaangiftes met zich mee, waaronder de aangifte van vermogen in box 3. Dit vraagt om extra tijd en expertise. Regelmatig is het nodig om juridisch en fiscaal advies in te winnen om te waarborgen dat het vermogen optimaal wordt beheerd en beschermd, en om eventuele juridische geschillen te voorkomen of op te lossen. De werkzaamheden omvatten het maken van lange termijnplanningen om ervoor te zorgen dat het vermogen duurzaam beheerd wordt en aansluit bij de wensen en behoeften van de rechthebbende, inclusief schenkingen en erfstellingen. Er is frequent overleg met financiële adviseurs, accountants, belastingadviseurs en andere relevante partijen noodzakelijk om een samenhangend en efficiënt beheer van het vermogen te waarborgen.
2.3.
Ter zitting heeft [bewindvoeringskantoor] bewind verklaard dat er in 2024 geen extra werkzaamheden hebben plaatsgevonden, anders dan overleg met betrokkenen over hun wensen. [bewindvoeringskantoor] heeft daarbij verklaard dat sprake is van een forfaitaire regeling, zodat niet relevant is welke werkzaamheden werden verricht. Dit volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 23 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:964). Uitsluitend omdat het vermogen groter dan € 1 miljoen is, moet de vergoeding worden toegekend.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter gaat bij de beslissing uit van het volgende.
3.1.1.
Het vermogen van rechthebbenden bestaat uit saldi op bank- en depositorekeningen voor een bedrag van ongeveer € 989.470,00. De rekeningen worden aangehouden bij drie verschillende banken. Op basis van de door [bewindvoeringskantoor] overgelegde stukken kan echter niet worden vastgesteld wat het saldo van deze rekeningen was op 1 januari 2024. [bewindvoeringskantoor] heeft bankafschriften overgelegd, waaruit blijkt wat de saldi waren op verschillende momenten gedurende het jaar 2024.
3.1.2.
Rechthebbenden hebben daarnaast een woning gelegen te [woonplaats] met een WOZ-waarde op 1 januari 2023 van € 507.000.
3.2.
In artikel 3 lid 3 van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (de “Beloningsregeling”) is bepaald op welke jaarbeloning een bewindvoerder aanspraak kan maken. Indien het onder bewind staande vermogen meer bedraagt dan € 1 miljoen, stelt de kantonrechter de jaarbeloning vast op 0,75% van dat vermogen.
3.3.
Uit de toelichting bij de Beloningsregeling volgt (Staatscourant 2014, 32149):
“In de praktijk blijkt dat het principe van forfaitaire beloning niet in alle gevallen tot een adequate beloning leidt bij omvangrijke vermogens. Met omvangrijke vermogens kan veel werk gemoeid zijn. Als grens wordt in deze regeling € 1.000.000 genomen. Om het mogelijk te blijven maken om ook voor dergelijke vermogens gekwalificeerde curatoren aan te kunnen stellen, stelt de kantonrechter in een geval waarin het vermogen van de onder curatele gestelde meer dan € 1.000.000 bedraagt, de jaarbeloning van de curator vast op 0,75% van het vermogen van de onder curatele gestelde.
De kantonrechter past deze regeling alleen toe wanneer de curator zelf de extra werkzaamheden verricht die samenhangen met de omvang van het vermogen.
Deze regeling is ingegeven door de regeling van testamentair bewind. In dat geval bedraagt de jaarbeloning van de bewindvoerder 1% van het vermogen (art. 159, eerste lid, Boek 4 BW). In de conceptregeling was aangesloten bij deze 1%-regel. Naar aanleiding van reacties in de consultatiefase is het percentage verlaagd naar 0,75%.”
3.4.
Anders dan [bewindvoeringskantoor] heeft gesteld, is dus geen sprake van een forfaitaire beloning. Het arrest van de Hoge Raad waarop [bewindvoeringskantoor] een beroep heeft gedaan heeft geen betrekking op artikel 3 lid 3 van de Beloningsregeling. [bewindvoeringskantoor] zal dus aannemelijk moeten maken dat zij daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht die redelijkerwijs passen bij de omvang van het vermogen en waarvoor een beloning van ruim € 10.000,- redelijk is. Dit heeft [bewindvoeringskantoor] niet gedaan. Anders dan in het verzoekschrift wordt vermeld, heeft de bewindvoerder geen extra werkzaamheden verricht die verband houden met het beheren van het vermogen van rechthebbenden. De bewindvoerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake zou zijn geweest van beleggingen, gedetailleerde financiële rapportages, complexe belastingaangiften of overleg met financiële of juridische deskundigen.
3.5.
Daar komt bij dat het vermogen in dit geval voor een belangrijk gedeelte bestaat uit een woning. Een redelijke en op de praktijk afgestemde uitleg van artikel 3 lid 3 van de Beloningsregeling houdt in dat bij beantwoording van de vraag of het onder bewind staande vermogen meer bedraagt dan € 1 miljoen bedraagt, uitsluitend moet worden gekeken naar het liquide vermogen van een rechthebbende. Een andere uitleg zou tot gevolg kunnen hebben dat rechthebbenden hun woning moeten verkopen om de jaarbeloning van de bewindvoerder te kunnen voldoen.
4. De beslissing
De kantonrechter:
4.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Neijt, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2025.
Tegen deze beschikking kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal) is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.