ECLI:NL:RBMNE:2025:4676
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenvergoeding na intrekking van beroep tegen besluit Uwv
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 26 augustus 2025, wordt het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het Uwv in de proceskosten beoordeeld. De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv van 26 april 2024, waarin werd vastgesteld dat de ex-werkneemster recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Dit bezwaar werd door het Uwv ongegrond verklaard in een beslissing op bezwaar van 29 november 2024, waarna verzoekster beroep heeft ingesteld. Op 5 augustus 2025 heeft het Uwv het besluit op bezwaar vervangen en besloten dat de ex-werkneemster vanaf 13 maart 2022 recht heeft op een IVA-uitkering. Verzoekster heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. Het Uwv heeft ingestemd met deze veroordeling. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen, omdat het Uwv met het besluit van 5 augustus 2025 tegemoet is gekomen aan het beroep. De proceskostenvergoeding is berekend op € 907,- voor de rechtsbijstand door de gemachtigde van verzoekster, en het Uwv moet ook het griffierecht van € 371,- aan verzoekster betalen. De uitspraak is gedaan door mr. J.W. Veenendaal, rechter, in aanwezigheid van mr. S.N. van Ooijen, griffier.