ECLI:NL:RBMNE:2025:4487

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
19 augustus 2025
Zaaknummer
11563131
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van verrekening van facturen tussen eiser en gedaagde in civiele procedure

In deze civiele procedure vordert eiser, H.O.D.N. [handelsnaam], betaling van werkzaamheden die hij heeft verricht voor gedaagde, [gedaagde] B.V., in het kader van een project voor Essent. Eiser heeft gedaagde ingeschakeld voor de opzet van een restaurant, maar heeft de facturen van gedaagde niet betaald. Gedaagde stelt dat er een afspraak was om de vorderingen te verrekenen met de openstaande facturen van eiser. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld en oordeelt dat gedaagde grotendeels in het gelijk wordt gesteld. De vordering van eiser wordt voor het grootste deel afgewezen, maar gedaagde moet nog wel € 46,99 aan eiser betalen. De kantonrechter legt uit dat de verrekening tussen de facturen van eiser en gedaagde is toegestaan, omdat partijen dit hebben afgesproken. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten, omdat hij grotendeels in het ongelijk is gesteld. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11563131 \ UC EXPL 25-1553
Vonnis van 13 augustus 2025
in de zaak van
[eiser] , H.O.D.N. [handelsnaam],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. S. Booij.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 februari 2025,
- de conclusie van antwoord van 22 april 2025,
- de akte met aanvullende productie van [gedaagde] van 10 juli 2025.
1.2.
Op 21 juli 2025 heeft er een zitting plaatsgevonden. Hierbij waren meneer [eiser] en zijn gemachtigde, meneer [gemachtigde] , aanwezig. Namens [gedaagde] waren meneer [A] , directeur-eigenaar van [gedaagde] B.V., en haar gemachtigde, mr. S. Booij, aanwezig. Partijen hebben de vragen van de kantonrechter beantwoord en hebben op elkaar gereageerd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.3.
Ten slotte heeft de kantonrechter partijen laten weten dat het vonnis vandaag wordt uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] en [gedaagde] hebben verschillende keren met elkaar zaken gedaan. [eiser] heeft [gedaagde] ingeschakeld voor een [bedrijf] restaurant dat hij wilde opzetten. De facturen die [gedaagde] hiervoor heeft gestuurd, heeft [eiser] niet betaald. Later heeft [gedaagde] [eiser] opdracht gegeven tot het uitvoeren van werkzaamheden voor een project voor Essent. [eiser] vordert in deze procedure betaling van de werkzaamheden die hij in het kader van dat project heeft verricht voor [gedaagde] . Maar, [gedaagde] zegt dat partijen hadden afgesproken dit te verrekenen met de facturen die [eiser] nog niet aan [gedaagde] had betaald voor de [bedrijf] . [eiser] betwist dit. De kantonrechter stelt [gedaagde] grotendeels in het gelijk. Dat betekent dat de vordering van [eiser] voor het grootste deel wordt afgewezen. [gedaagde] moet nog € 46,99 aan [eiser] betalen. De kantonrechter legt hierna uit waarom.

3.De beoordeling

3.1.
[eiser] vraagt in deze procedure betaling van twee facturen, in totaal € 18.304,83. Dit is voor werkzaamheden die [eiser] in opdracht van [gedaagde] heeft uitgevoerd voor het project [projectnaam] van Essent. [gedaagde] wil deze facturen niet betalen. Zij geeft hier meerdere redenen voor.
[gedaagde] heeft de facturen ontvangen
3.2.
Allereerst zegt [gedaagde] dat zij de facturen van [eiser] niet heeft ontvangen. Maar, uit de e-mail naar aanleiding van een gesprek tussen [gedaagde] en de boekhouder van [eiser] , [1] blijkt dat [gedaagde] zich in 2021 al heeft beroepen op verrekening van de facturen. Hieruit blijkt dat [gedaagde] de facturen wel moet hebben ontvangen. Anders had zij zich namelijk niet beroepen op verrekening.
Het verweer dat de facturen niet op juistheid zijn te controleren, slaagt niet
3.3.
[gedaagde] zegt ook dat de facturen van [eiser] niet meer op juistheid te controleren zijn. Deze betwisting van [gedaagde] is onvoldoende gemotiveerd. Het feit dat een factuur niet meer op juistheid te controleren zou zijn, betekent namelijk niet automatisch dat de kantonrechter er vanuit moet gaan dat de factuur niet juist is. [gedaagde] heeft niet duidelijk gemaakt waarom de facturen niet zouden kloppen. Gelet op het feit dat hij de facturen al in 2021 had ontvangen, had dat wel van [gedaagde] mogen worden verwacht. De kantonrechter geeft [gedaagde] op dit punt dus geen gelijk. Omdat [gedaagde] niet aan haar zogenoemde stelplicht heeft voldaan, krijgt zij ook geen bewijsopdracht.
[gedaagde] mocht de facturen van [eiser] verrekenen met haar eigen facturen
3.4.
Tussen partijen is met name in geschil of er wel of geen verrekening is afgesproken voor werkzaamheden die [eiser] heeft uitgevoerd voor [gedaagde] in het kader van het Essent project (zie 3.1.). Volgens [gedaagde] is het tussen partijen als volgt gegaan: in 2017 heeft [eiser] aan [gedaagde] gevraagd om de verbouwing van een [bedrijf] te realiseren in Utrecht. [gedaagde] heeft daar werkzaamheden verricht en heeft ook iemand anders, [B] , gevraagd om mee te helpen. Maar, de facturen voor de werkzaamheden van [gedaagde] en [B] heeft [eiser] niet betaald. [gedaagde] heeft daarna [B] zelf betaald. Hierna hebben partijen volgens [gedaagde] afgesproken dat [eiser] in opdracht van [gedaagde] zou meewerken aan het project van Essent. [gedaagde] zou dan geleidelijk zijn facturen verrekenen met het geld dat [eiser] zou krijgen voor zijn werkzaamheden.
3.5.
Volgens [eiser] is dit nooit de afspraak geweest tussen partijen. Hij zegt dat hij inderdaad de facturen van [gedaagde] en [B] niet heeft betaald, maar dat dit niks te maken heeft met de werkzaamheden die hij zou uitvoeren in het kader van het project van Essent. Volgens [eiser] is verrekening ook helemaal niet mogelijk, omdat de facturen voor de verbouwing van de [bedrijf] uit het vermogen van de [bedrijf] betaald zouden worden en niet door [eiser] persoonlijk. [eiser] zegt dat dit twee afgescheiden vermogens zijn en dat [gedaagde] niet zomaar de facturen voor het ene vermogen, mag verrekenen met facturen uit het andere vermogen.
3.6.
Uit de wet volgt inderdaad dat er geen bevoegdheid tot verrekening bestaat, wanneer de vordering en de schuld in gescheiden vermogens vallen. [2] Maar, dit is regelend recht. Dat betekent dat partijen er van mogen afwijken, wanneer zij dit samen afspreken. Het is daarom de vraag of [eiser] en [gedaagde] hebben afgesproken dat [gedaagde] haar facturen voor de [bedrijf] mocht verrekenen met de facturen van [eiser] voor het Essent project.
3.7.
De kantonrechter overweegt het volgende. [gedaagde] zegt dat [eiser] en zij tijdens een gesprek bij [eiser] thuis in februari of maart 2019 hebben afgesproken dat ze de facturen zouden verrekenen. [eiser] betwist dit, maar [gedaagde] heeft vervolgens een aantal omstandigheden genoemd waaruit volgens haar blijkt dat [eiser] akkoord is gegaan met de verrekening.
3.8.
Ten eerste zegt [gedaagde] dat zij de facturen voor de [bedrijf] aan [eiser] heeft opgestuurd en dat [eiser] deze zonder commentaar heeft gehouden. [eiser] heeft toen niet tegen [gedaagde] gezegd dat hij de facturen niet wilde betalen. Hieruit volgt volgens haar dat [eiser] akkoord is gegaan met de verrekening. De kantonrechter gaat hier niet in mee. Ten tijde van het versturen van de facturen voor [bedrijf] door [gedaagde] was er namelijk nog helemaal geen sprake van verrekening of een overeenkomst tussen partijen daarover. Dit kan daarom niet gelden als onderbouwing voor de stelling dat er een overeenkomst tot verrekening is.
3.9.
Ten tweede zegt [gedaagde] dat zij in 2019 de facturen daadwerkelijk heeft verrekend en dat [eiser] daar toen niets van gezegd heeft. Pas twee jaar later wordt er door [eiser] gevraagd om de facturen alsnog te betalen. Op het bankafschrift dat [gedaagde] bij de conclusie van antwoord heeft gevoegd, staat inderdaad het factuurnummer van een factuur van [eiser] , met daarna een minteken en een factuurnummer van [gedaagde] . Dit is voor de kantonrechter een sterke aanwijzing dat het klopt wat [gedaagde] zegt.
3.10.
[eiser] heeft tijdens de zitting gezegd dat dit geen minteken is, maar een gewoon streepje. Hij vindt daarom dat hij dit niet heeft hoeven opvatten als verrekeningsverklaring. [gedaagde] kan hem daarom niet verwijten dat hij destijds niet tegen de verrekening heeft geprotesteerd. De kantonrechter oordeelt dat dit niet logisch is. De combinatie van het minteken, de andere factuurnummers in de omschrijving en het lagere bedrag dat naar [eiser] is overgemaakt, maakt dat het [eiser] wél moet zijn opgevallen dat [gedaagde] haar facturen heeft verrekend met de facturen van [eiser] . Dat [eiser] daar in 2019 niets van heeft gezegd, maakt dat de kantonrechter de stellingen van [gedaagde] aannemelijker vindt dan de stellingen van [eiser] .
3.10.
Dit wordt versterkt door de andere argumenten van [gedaagde] . Zij heeft aangevoerd dat de boekhouder van [eiser] nooit heeft gezegd dat verrekening niet zou kunnen of mogen, terwijl [gedaagde] vaak tegen hem heeft gezegd dat zij haar facturen met de facturen van [bedrijf] verrekend had. De boekhouder heeft zelfs meermaals gevraagd aan [gedaagde] om de facturen op te sturen waarmee [gedaagde] de verrekening had toegepast. [3] [eiser] heeft dit niet betwist. Ook heeft [gedaagde] aangevoerd dat [eiser] pas na het inschakelen van drie incassobureaus heeft gezegd dat hij nooit akkoord is gegaan met verrekening. De kantonrechter is het met [gedaagde] eens dat als partijen geen verrekening waren overeengekomen, het logischer zou zijn geweest als die incassobureaus dit verweer ook gevoerd hadden. Dat [eiser] dit argument niet eerder naar voren heeft gebracht, vormt ook een sterke aanwijzing dat hij akkoord is gegaan met de verrekening.
3.11.
Alles bij elkaar genomen, oordeelt de kantonrechter dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] de facturen die [eiser] stuurde voor het project van Essent, mocht verrekenen met haar eigen openstaande facturen voor de [bedrijf] .
[gedaagde] moet nog € 46,99 aan [eiser] betalen
3.12.
Door de verrekening is het grootste deel van de facturen waar [eiser] betaling van vordert, betaald. Volgens [gedaagde] waren de facturen die [eiser] heeft verzonden voor het project van Essent in totaal € 40.398,48. [gedaagde] heeft gesteld dat zij hiervan € 30.685,11 heeft betaald. Dit is niet door [eiser] betwist en staat daarmee vast. Dan blijft er nog € 9.713,37 over. De facturen voor de [bedrijf] bedroegen in totaal € 9.666,38. Door de verrekening van deze facturen, blijft er nog een bedrag over van € 46,99.
3.13.
[gedaagde] heeft gezegd dat zij dit bedrag ook niet zou hoeven te betalen, omdat zij de factuur van [B] aan [eiser] voor de [bedrijf] betaald heeft. Tijdens de zitting heeft zij verteld dit te hebben gedaan om de verhoudingen tussen haar en [B] goed te houden, ook al betaalde [eiser] [B] niet. In totaal was de factuur van [B] € 2.550,30. De kantonrechter oordeelt dat nergens blijkt uit dat [eiser] en [gedaagde] hebben afgesproken dat [gedaagde] ook deze factuur mocht verrekenen met de facturen van [eiser] . [gedaagde] heeft het vrijwillig betaald en mag de factuur nu niet verrekenen met de overgebleven € 46,99. Dat betekent dat [gedaagde] dit bedrag nog aan [eiser] moet betalen. Omdat [gedaagde] te laat is met betalen aan [eiser] , moet hij ook de rente over dit bedrag betalen.
3.14.
Omdat de hoofdvordering van [eiser] grotendeels wordt afgewezen, worden ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
[eiser] moet de proceskosten betalen
3.15.
[eiser] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
832,00
3.16.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
De beslissing wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
3.17.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd door [gedaagde] . Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 46,99, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 832,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. Nicholson en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2025.
62938

Voetnoten

1.E-mail van 31 december 2021, zie productie 3 bij de dagvaarding.
2.Zie artikel 6:127 lid 3 BW.
3.Zie bijvoorbeeld de e-mail van meneer [C] van 31 december 2021, productie 3 conclusie van antwoord.