[gedaagde] voert verweer en concludeert tot het niet-ontvankelijk verklaren van [eiseres] in haar vorderingen, althans tot afwijzing daarvan. Hij vordert op zijn beurt samengevat:
I. de volgende voorlopige vakantieregeling vast te stellen:
o de kinderen verblijven van dinsdagmiddag 29 juli 2025 17.00 uur tot en met 6 augustus 2025 17.00 uur bij hem;
o de kinderen verblijven van 6 augustus 2025 om 17.00 uur tot en met 21 augustus 2025 bij [eiseres] ;
o de kinderen verblijven van vrijdag 22 augustus 2025 vanaf het middaguur tot en met maandag 25 augustus 2025 17.00 uur weer bij hem;
II. als voorlopige zorgregeling vast te stellen dat de kinderen met ingang van 29 augustus 2025 elk weekend van vrijdagmiddag na school (14.00 uur (hij haalt) tot en met maandag naar school (08.30 uur) bij hem doorbrengen (hij brengt) en van maandagmiddag na school tot vrijdagochtend naar school bij [eiseres] verblijven;
III. te bepalen dat de kinderen iedere dinsdag en donderdag om 19.00 uur met hem een videobelmoment zullen hebben, waarbij de kinderen in gelegenheid worden gesteld om zelfstandig en buiten het gehoor van hun moeder contact met hem te hebben;
IV. dat (school)vakanties en feestdagen en studiedagen tussen partijen 50/50 worden verdeeld en de kinderen vanwege de verloren zomervakantie met hem in 2025 de gehele herfstvakantie van vrijdagmiddag na school tot maandagochtend naar school bij hem zullen verblijven en voorts de eerste week van de kerstvakantie, van vrijdagmiddag 19 december 2025 na school tot en met maandagochtend 29 december 2025 om 10.00 uur;
V. de Raad voor de Kinderbescherming in [plaats 2] de opdracht te geven om een onderzoek in te stellen naar de situatie van de kinderen;
VI. [eiseres] te veroordelen in de kosten van deze procedure conform het liquidatietarief en de overige kosten die [gedaagde] in verband met deze procedure heeft gemaakt en nog zal moeten maken, daaronder begrepen de buitengerechtelijke kosten en de nakosten, te betalen binnen zeven dagen na dagtekening van dit vonnis en voor het geval voldoening binnen die termijn niet plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover;
VII. te bepalen dat [eiseres] aan [gedaagde] een dwangsom dient te betalen van
€ 1.000 voor iedere keer dat zij de vastgestelde zorgregeling niet nakomt, tot een maximum van € 100.000 is bereikt.