Op 7 augustus 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, wonende in Hilversum, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum. Eiser had een aanvraag ingediend voor een bewonersparkeervergunning, welke door het college op 9 mei 2024 was afgewezen. De reden voor de afwijzing was dat de woning van eiser beschikt over een oprit die kan worden aangemerkt als parkeerplaats op eigen terrein (POET). Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college handhaafde zijn besluit in het bestreden besluit van 19 november 2024. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.
Tijdens de zitting op 25 juli 2025 heeft eiser aangevoerd dat de oprit te smal is om als parkeerplaats te dienen, vooral omdat hij af en toe een rolstoel gebruikt. Hij stelde dat de oprit van 2,90 meter niet voldoet aan de vereiste breedte van 3,50 meter voor een gehandicaptenparkeerplaats. Eiser was van mening dat het college geen rekening hield met zijn situatie en dat de mogelijkheid om een gehandicaptenparkeerplaats aan te vragen niet acceptabel was, omdat hij niet wil dat zijn kwetsbaarheid bekend wordt in de buurt.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de oprit voldoet aan de normen voor een parkeerplaats en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de oprit te smal is voor zijn rolstoel. De rechtbank concludeerde dat de oprit van eiser, die 2,90 meter breed is, voldoende ruimte biedt om zijn rolstoel uit de auto te halen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen bewonersparkeervergunning krijgt. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien het beroep ongegrond was.