ECLI:NL:RBMNE:2025:4430

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 augustus 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
UTR 24/5783
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaren tegen verkeersbesluiten inzake vrachtwagenparkeerplaatsen in Bilthoven

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen meerdere eisers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt. De eisers, vertegenwoordigd door mr. G.A. van Gorcom, hebben bezwaar gemaakt tegen drie verkeersbesluiten van het college, die betrekking hebben op het aanwijzen van vrachtwagenparkeerplaatsen en het instellen van een parkeerverbod in Bilthoven. Het college heeft de bezwaren van de eisers op 15 juli 2024 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij volgens het college niet als belanghebbenden in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen worden aangemerkt.

De rechtbank heeft het beroep van de eisers op 24 juli 2025 behandeld, maar de eisers zijn niet verschenen. De gemachtigde van de eisers heeft aangegeven de uitnodiging voor de zitting niet te hebben ontvangen, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging op de juiste wijze was verzonden. De rechtbank heeft het verzoek om aanhouding van de zaak afgewezen en de zaak behandeld.

In de beoordeling heeft de rechtbank geconcludeerd dat de eisers geen bijzonder, individueel belang hebben bij de verkeersbesluiten, dat zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij geluidsoverlast ervaren, en dat het college terecht heeft afgezien van het horen van de eisers in bezwaar. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren door het college rechtmatig was. De eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5783

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] , uit [plaats] , eiser 1

[eiser 2], uit [plaats] , eiser 2
[eiser 3], uit [plaats] , eiser 3
[eiser 4], uit [plaats] , eiser 4
[eiser 5], uit [plaats] , eiser 5
(gemachtigde: mr. G.A. van Gorcom),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt, het college
(gemachtigde: mr. X. Wentink-Quelle).

Inleiding

1. In drie verkeersbesluiten heeft het college op 1 maart 2024 besloten om op de
C. de Haasweg en P.C. Staalweg te Bilthoven :
- vrachtwagenparkeerplaatsen aan te wijzen door het plaatsen van borden E8 (categorie vrachtwagens) en belijning;
- een parkeerverbodzone in te stellen door het plaatsen van borden E1-zone en E1-eindzone van bijlage I van het RVV. De borden worden geplaatst op de C. de Haasweg
bij de uitgangen van het tankstation op de C. de Haasweg en gelden derhalve voor het hele achterliggende bedrijventerrein.
2. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Desgevraagd hebben eisers op 5 mei 2024 in een e-mailbericht naar voren gebracht waarom zij menen belanghebbenden te zijn bij de verkeersbesluiten.
3. Met vier afzonderlijke besluiten (de bestreden besluiten) van 15 juli 2024 heeft het college de bezwaren van eisers kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Volgens het college zijn eisers niet aan te merken als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) [1] bij de verkeersbesluiten. Daarbij heeft het college zich gebaseerd op het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften van 24 juni 2024. Omdat het bezwaar het college niet redelijkerwijs doet twijfelen aan haar standpunt, heeft het college afgezien van het horen van eisers. [2]
4. Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
5. De rechtbank heeft het beroep op 24 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van het college, vergezeld door verkeersdeskundige [persoon] .
6. Eisers zijn, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. De griffier heeft op 24 juli 2025 om 13.30 uur telefonisch contact gezocht met de gemachtigde van eisers. De gemachtigde heeft telefonisch tegenover de griffier verklaard dat hij de uitnodiging voor de zitting niet heeft ontvangen en dat hij om aanhouding van de zaak verzoekt.
7. De rechtbank heeft het verzoek om aanhouding afgewezen. De rechtbank stelt daartoe vast dat de gemachtigde van eisers deugdelijk is uitgenodigd voor de zitting. De uitnodiging voor de zitting is op 27 juni 2025 aangetekend naar het door gemachtigde opgegeven adres verzonden. Volgens de zendingsgegevens van PostNL is de aangetekende brief op 30 juni 2025 om 13.36 uur op het adres van gemachtigde afgeleverd en voor ontvangst is getekend. Een eventuele gebrekkige administratie aan de zijde van gemachtigde komt voor zijn rekening en risico.
8. Omdat de uitnodiging voor de zitting tijdig en op de juiste wijze is verzonden, en ook overigens niet is gebleken dat is voldaan aan de voorwaarden voor uitstel vermeld in artikel 2.13 van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken, heeft de rechtbank de zaak op de zitting behandeld en het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

9. De rechtbank beoordeelt de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren van eisers aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
10. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft het college eisers niet-ontvankelijk mogen verklaren in bezwaar?
11. Eisers stellen in beroep dat het college hun bezwaren ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard. Volgens eisers heeft het college ten onrechte geen enkele aandacht besteed aan de geluidsaspecten die verband houden met de vrachtwagenparkeerplaatsen. Eisers ervaren geluidsoverlast door de aldaar geparkeerde vrachtwagens en de daarin aanwezige koelingen. De overlast vindt vooral ’s nachts en in de vroege ochtend plaats en is zeker merkbaar binnen een straal van 200 meter vanaf de parkeerplaatsen. Het geluid wordt versterkt als de blaadjes van de bomen zijn gevallen en het geluid wordt weerkaatst tussen de flats aan de noordzijde en de bedrijfsgebouwen.
Eerder is in het bestemmingsplan en beeldkwaliteitsplan afgesproken dat op de openbare weg niet wordt geparkeerd. Eisers hebben belang bij het behoud van de parkkwaliteit van het gebied en handhaving van deze eerder gemaakte afspraken. Dit belang is erkend door de Hoge Raad, die hen als direct omwonenden een financiële compensatie heeft toegekend bij onteigening van de erfdienstbaarheden als heersende erven. Eisers hebben ter behoud van de parkkwaliteit inmiddels ook een stichting Vrienden van Groen Larenstein opgericht en een groenadoptie-overeenkomst met de gemeente afgesproken.
12. De beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers met hun stellingen, zonder nadere onderbouwing, niet aannemelijk gemaakt dat zij een bijzonder, individueel belang hebben bij de verkeersbesluiten, welk belang zich in voldoende mate onderscheidt van dat van andere weggebruikers. [3] Eisers hebben niet betwist dat het perceel van de dichtstbij gelegen woning van eisers zich op 90 meter van de dichtstbijzijnde aangewezen parkeerplaats bevindt en zij geen zicht hebben op de parkeerplaatsen. Tussen de aangewezen parkeerplaatsen en de woningen van eisers ligt namelijk groen en bedrijfsbebouwing. De verkeersbesluiten hebben dus geen directe gevolgen voor het aantal verkeersbewegingen bij de woningen van eisers. Gegeven de situatie zoals die blijkt uit de dossierstukken, acht de rechtbank het verder niet aannemelijk dat eisers geluidsoverlast ervaren van draaiende motoren en/of koelaggregaten. Eisers hebben de gestelde geluidsoverlast ook niet nader onderbouwd of aannemelijk gemaakt.
Dat door de verkeersbesluiten afbreuk zou worden gedaan aan het parkachtige karakter van het bedrijvenpark is naar het oordeel van de rechtbank te algemeen om als bijzonder, individueel belang van eisers aan te merken. En dat eisers in zijn algemeenheid belang hebben bij behoud van biodiversiteit en een zo groen mogelijke leefomgeving is op zichzelf ook onvoldoende om eisers als belanghebbende bij de verkeersbesluiten aan te merken. Dat eisers in de onteigeningsprocedure bij de Hoge Raad als belanghebbende zijn aangemerkt, betekent niet dat zij in deze procedure ook als belanghebbende moeten worden aangemerkt. Het betreffen verschillende besluitvormingsprocedures met verschillende gevolgen.
Heeft het college mogen afzien van het horen van eisers in bezwaar?
13. Volgens eisers heeft het college de bezwaren niet kunnen afdoen zonder eisers voorafgaand te horen in bezwaar. Dat strookt niet met de beleidsdoelen van de gemeente inzake burgerparticipatie en transparantie. En het strookt ook niet met de eerdere ervaringen van eisers waarbij goed overleg is gevoerd over de verandering van het BedrijvenPark Larenstein .
14. De beroepsgrond slaagt niet. Van het horen kan worden afgezien indien er, naar objectieve maatstaven bezien, op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een ander besluit. [4] Deze situatie doet zich hier voor. Op basis van het door eisers ingediende e-mailbericht van 5 mei 2024 heeft het college kunnen concluderen dat op voorhand redelijkerwijs duidelijk was dat eisers bij deze verkeersbesluiten geen belanghebbenden zijn. Het college heeft het bezwaar daarom kennelijk niet-ontvankelijk mogen verklaren. Van schending van de hoorplicht is geen sprake. Dat eisers in een andere procedure overleg hebben gevoerd met het college, maakt de beoordeling in deze procedure niet anders.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college de bezwaren kennelijk niet-ontvankelijk heeft mogen verklaren. Aan een inhoudelijke beoordeling van de verkeersbesluiten komt de rechtbank niet toe. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
2.Artikel 7:3, aanhef en onder a, van de Awb.
3.Dit criterium volgt uit vaste rechtspraak, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:3004, ro 8.1.
4.Op grond van artikel 7:3 van de Awb.