ECLI:NL:RBMNE:2025:4367

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
13 augustus 2025
Zaaknummer
C/16/595838 / KG ZA 25-308
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontruimingsvordering door COA in kort geding inzake asielzoekers met verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 14 augustus 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en gedaagden, bestaande uit een moeder en haar minderjarige kinderen, die verblijven in een asielzoekerscentrum (AZC) in Utrecht. De gedaagden hebben een verblijfsvergunning gekregen, maar hebben een aangeboden woning geweigerd. Het COA vorderde ontruiming van de verblijfsruimte in het AZC, maar de voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen. De rechter oordeelde dat niet voldoende aannemelijk was dat de gedaagden het aanbod tot passende huisvesting ten onrechte hebben geweigerd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de aangeboden woning in Bunschoten-Spakenburg niet passend was voor de gedaagden, gezien de medische situatie van de meerderjarige zoon en zijn onderwijsbehoeften. De voorzieningenrechter heeft daarbij het belang van de gedaagden, die met vijf minderjarige kinderen op straat zouden komen te staan, zwaarder laten wegen dan het belang van het COA om de doorstroom in het AZC te bevorderen. Het COA is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/595838 / KG ZA 25-308
Vonnis in kort geding van 14 augustus 2025
in de zaak van
CENTRAAL ORGAAN OPVANG ASIELZOEKERS (COA),
gevestigd in Den Haag,
eisende partij,
hierna te noemen: COA,
advocaat: mr. N.A.G. Lelieveld,
tegen
1.
[gedaagde sub 1], procederend voor zichzelf en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kinderen
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , en [minderjarige 5] , en
2.
[gedaagde sub 2],
allen wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde partijen] ,
advocaat: mr. I.M. van Kuilenburg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 13 producties
- de conclusie van antwoord met 3 producties
- de mondelinge behandeling van 31 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van het COA.

2.De kern

[gedaagde sub 1] verblijft samen met haar minderjarige kinderen en meerderjarige zoon [gedaagde sub 2] in een asielzoekerscentrum in [woonplaats] (hierna: het AZC). Zij hebben een verblijfsvergunning gekregen. Aan een vergunninghouder wordt eenmalig passende huisvesting aangeboden. [gedaagde sub 1] heeft de aangeboden woning niet geaccepteerd waardoor zij en [gedaagde sub 2] niet langer recht hebben op opvang in een AZC. Het COA vordert dat de verblijfsruimte die [gedaagde partijen] in het AZC gebruiken wordt ontruimd, met veroordeling van [gedaagde partijen] in de proceskosten. De voorzieningenrechter wijst de vordering af omdat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde sub 1] het aanbod tot passende huisvesting ten onrechte heeft geweigerd.

3.De beoordeling

Spoedeisend belang
3.1.
Hoewel de kort gedingdagvaarding ruim een jaar na de woningweigering is uitgebracht, heeft het COA het spoedeisend belang bij de ontruimingsvordering voldoende onderbouwd. Er is onvoldoende opvangcapaciteit en de druk daarop is groot. Het COA heeft er dus belang bij om het (gestelde) onrechtmatig gebruik van de verblijfsruimte in het AZC door [gedaagde partijen] te beëindigen zodat die ruimte aan andere asielzoekers kan worden gegeven.
Toetsingskader vordering tot ontruiming
3.2.
De voorzieningenrechter moet in dit kort geding beoordelen of de vordering in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. In deze procedure is geen plaats voor bewijslevering.
3.3.
De voorzieningenrechter kan de vordering van het COA tot ontruiming alleen toewijzen indien op voorhand voldoende aannemelijk is dat [gedaagde partijen] zonder recht of titel in het AZC verblijven omdat zij het aanbod van passende woonruimte ten onrechte hebben geweigerd [1] . Bij de beoordeling of dat het geval is gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De procedure bij het COA
3.4.
Op 24 maart 2023 heeft [gedaagde sub 1] een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gekregen - [gedaagde sub 2] was toen 16 jaar oud. Kort daarna heeft het COA met [gedaagde sub 1] een gesprek gevoerd over huisvesting. Bij het vinden van huisvesting geldt als enig criterium dat de aangeboden woonruimte passend moet zijn voor degene aan wie deze beschikbaar wordt gesteld. Hierbij hanteert het COA de volgende objectieve plaatsingscriteria: familie in de 1e graad in gemeente, het hebben van betaald werk, het volgen van een opleiding in een bepaalde gemeente en door een arts voorgeschreven medische behandeling. Op grond van deze specifieke omstandigheden kan de betreffende persoon in een bepaalde gemeente worden gehuisvest. Aan een vergunninghouder wordt éénmalig passende woonruimte aangeboden.
3.5.
Bij het huisvestingsgesprek heeft [gedaagde sub 1] aangegeven dat [gedaagde sub 2] is aangemeld voor een schakelklas bij het ROC Midden-Nederland en dat hij vanwege hoofdpijn niet te lang kan reizen naar school [2] .
3.6.
Het COA heeft vervolgens een Sociaal Medisch Advies (hierna: SMA) gevraagd bij een arts en verpleegkundige van MediFirst. In het SMA van 4 mei 2023 is
negatiefgeadviseerd over huisvesting in de omgeving van de school [in Utrecht, opmerking voorzieningenrechter] omdat er, kort gezegd, geen medische onderbouwing voor de gestelde beperkte mobiliteit van [gedaagde sub 2] kon worden gegeven [3] .
3.7.
Het COA heeft [gedaagde sub 1] op 31 mei 2024 gekoppeld aan de gemeente Bunschoten-Spakenburg. [gedaagde sub 1] is woonruimte aangeboden aan de [adres] in die gemeente.
3.8.
Op 1 juli 2024 heeft [gedaagde sub 1] de woning geweigerd. [gedaagde sub 1] heeft daar de volgende redenen voor gegeven 1) [gedaagde sub 2] kan vanwege zijn medische situatie - hij heeft veel last van migraine aanvallen - niet met het OV reizen, en 2) [gedaagde sub 2] heeft zich ingeschreven voor een opleiding die alleen in Utrecht bestaat [4] .
3.9.
Het COA heeft deze redenen beoordeeld en geconcludeerd dat de woning in Bunschoten passend is en de woningweigering onterecht. Het COA heeft overwogen dat [gedaagde sub 2] na mei 2023 meerdere keren met migraineklachten bij de huisarts is geweest en onder behandeling is bij een fysiotherapeut, maar ook dat hij zich heeft aangemeld bij een ROC in Utrecht om daar een Havo-opleiding te volgen. Omdat een Havo-opleiding niet per se in Utrecht gevolgd hoeft te worden en deze opleiding ook in Amersfoort wordt gegeven, zou [gedaagde sub 2] met de fiets vanuit Bunschoten naar Amersfoort kunnen reizen [5] , aldus het COA.
3.10.
Bij een tweede woningweigeringsgesprek op 5 juli 2024 heeft het COA [gedaagde sub 1] medegedeeld dat als zij niet binnen 24 uur op de woningweigering terugkomt zij geen recht meer heeft op onderdak en andere Rva-verstrekkingen [6] . [gedaagde sub 1] is niet teruggekomen op de woningweigering.
3.11.
Het COA heeft op 3 april 2025 opnieuw een SMA aangevraagd, dat op 14 april 2025 is verzonden [7] . Op 6 mei 2025 heeft het COA [gedaagde partijen] gesommeerd de ruimte in het AZC te ontruimen [8] .
Het is onvoldoende aannemelijk dat de aangeboden woning in Bunschoten passend is
3.12.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat het COA zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aangeboden woonruimte in Bunschoten voor [gedaagde partijen] passend is. Daarvoor is redengevend dat de juridische afweging die het COA in juli 2024 over de woningweigering heeft gemaakt (zie 3.9) is gebaseerd op gegevens die anders blijken te zijn dan waar het COA eerder vanuit is gegaan.
3.13.
Zo zit [gedaagde sub 2] in een schakelklas Havo, richting Natuur & Techniek, en die richting wordt, anders dan waar het COA in zijn afweging vanuit is gegaan, alleen door het Vavo Lyceum in Utrecht aangeboden en niet in Amersfoort (waar alleen een schakelklas is met de richtingen Cultuur & Maatschappij en Economie & Maatschappij) [9] .
3.14.
Verder wordt in het laatste SMA (dat het COA voor de sommatie tot ontruiming zorgvuldigheidshalve heeft aangevraagd)
positiefgeadviseerd ten aanzien van het geografische aspect. In het advies wordt overwogen dat [gedaagde sub 2] een hersenaandoening heeft en dat hij onder behandeling is van de huisarts, neuroloog en fysiotherapeut. Door de aandoening kunnen hoofdpijnklachten ontstaan, die wisselend van aard ernst en duur zijn, en soms invaliderend. Verder staat in het SMA dat een reistijd van 80 minuten fors wordt geacht.
3.15.
[gedaagde sub 2] is dus aangewezen op een opleiding in Utrecht en daarnaast is meer (dan in juli 2024) duidelijk geworden dat (lang) reizen met het OV vanwege zijn medische aandoening verre van ideaal is. Om die reden is aan het COA alsnog het advies gegeven om een koppeling te maken met de gemeente Utrecht of een
direct omliggende gemeente van Utrecht[cursivering voorzieningenrechter]. De gemeente Bunschoten-Spakenburg, waarmee het COA [gedaagde partijen] heeft gekoppeld, is dat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet.
3.16.
In de sommatiebrief van 6 mei 2025 neemt het COA weliswaar het (nieuwe) standpunt in dat de woning in Bunschoten zich binnen een straal van 50 kilometer van de opleiding bevindt en daarom geschikt is, maar de voorzieningenrechter volgt het COA hierin niet. Het COA heeft in de eerdere juridische afweging juist van belang geacht dat [gedaagde sub 2] vanuit Bunschoten kan fietsen naar de school in Amersfoort als hij last heeft van migraine, maar dat is geen geldig argument meer omdat de school in Amersfoort de opleiding van [gedaagde sub 2] niet aanbiedt.
3.17.
Ook het standpunt van het COA dat uit het laatste SMA niet blijkt dat er sprake is van een objectieve indicatie waar het COA rekening mee houdt, volgt de voorzieningenrechter niet. Het mag zo zijn dat een maximum reistijd moeilijk medisch is te onderbouwen maar dat laat onverlet dat er in het kader van de objectieve plaatsingscriteria ruimte is om medische omstandigheden mee te nemen. Juist om die reden heeft het COA de SMA’s aangevraagd. Aangezien in het laatste SMA het (positieve) advies wordt gegeven om vanwege, onder andere, de hersenaandoening van [gedaagde sub 2] te koppelen aan de gemeente Utrecht of een direct omliggende gemeente van Utrecht, heeft het COA zich naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aangeboden woning in Bunschoten nog steeds passend is.
Conclusie
3.18.
Bij deze stand van zaken is onvoldoende aannemelijk geworden dat de aangeboden woning passend was voor [gedaagde partijen] . Daarmee is evenmin aannemelijk dat [gedaagde sub 1] de woning ten onrechte heeft geweigerd. Die omstandigheid, samen bezien met het feit dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] bij ontruiming op straat komen te staan met vijf minderjarige kinderen (terwijl twee minderjarige kinderen nog in de asielprocedure zitten en recht hebben op opvang in het AZC) maakt dat de vordering van het COA wordt afgewezen. Het belang van het COA om de doorstroom naar AZC’s niet te vertragen vanwege het gebrek aan opvangplekken, moet hier wijken voor het belang van [gedaagde partijen] .
Het COA moet de proceskosten betalen
3.19.
COA is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde sub 1] worden begroot op:
- griffierecht
331,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.616,00

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vordering van het COA af,
4.2.
veroordeelt het COA in de proceskosten van € 1.616,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als het COA niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2025.
1257

Voetnoten

1.Op grond van artikel 7, lid 1, aanhef en onder a Rva 2005 eindigt het recht op opvang van een asielzoeker aan wie een verblijfsvergunning is verleend op de dag waarop naar het oordeel van het COA passende huisvesting buiten de opvangvoorziening kan worden gerealiseerd.
2.Zie B06 formulier, productie 3 bij dagvaarding
3.Productie 4 bij dagvaarding
4.B10 formulier, productie 6 bij dagvaarding
5.Advies COA, productie 7 bij dagvaarding
6.B11a formulier, productie 8 bij dagvaarding
7.Productie 10 bij dagvaarding
8.Productie 9 bij dagvaarding
9.Brief van de Coördinator Studentbegeleiding Havo-schakel Vavo Lyceum