ECLI:NL:RBMNE:2025:433

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 februari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
UTR 24/5510
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekostiging zware ondersteuning samenwerkingsverbanden in strijd met de wet

Op 17 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak over de bekostiging van zware ondersteuning voor samenwerkingsverbanden in het primair en voortgezet onderwijs. De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had een generieke korting toegepast op de loon- en prijscompensatie voor zware ondersteuning, gebaseerd op de hoogte van de reserves van de samenwerkingsverbanden. De rechtbank oordeelde dat deze korting in strijd was met de wet, omdat het legaliteitsbeginsel werd geschonden. De samenwerkingsverbanden, waaronder Stichting SWV Utrecht PO en Stichting SWV VO Utrecht, stelden dat de staatssecretaris geen wettelijke basis had voor de korting en de aanvullende bekostiging die daarop volgde. De rechtbank gaf hen gelijk en verklaarde de regelingen deels onverbindend. De uitspraak heeft grote gevolgen voor de bekostiging van onderwijsinstellingen, aangezien de staatssecretaris binnen 12 weken een nieuwe beslissing moet nemen op de bezwaren van de samenwerkingsverbanden. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de volledige loon- en prijscompensatie had moeten toepassen, en dat de generieke korting niet rechtsgeldig was. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de noodzaak voor een duidelijke wettelijke basis voor bekostigingsbesluiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5510

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 februari 2025 in de zaak tussen

Stichting SWV Utrecht PO, uit Utrecht,

Stichting SWV VO Utrecht en Stichtse Vecht, uit Utrecht,

Stichting SWV VO Eemland, uit Amersfoort,

Stichting SWV VO Zuid-Oost Utrecht, uit Zeist

en 123 andere rechtspersonen [1] , gevestigd in heel Nederland, eisers
(gemachtigden: mr. J. Streefkerk, mr. R.A. Leendertse en mr. I.A. Hoen),
en
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, [2]
(gemachtigden: mr. R.J. Oskam, J.M.P. Smits en M. Kippers).
Partijen worden hierna de samenwerkingsverbanden respectievelijk de staatssecretaris genoemd.

Inleiding en samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de bekostiging van de samenwerkingsverbanden voor passend primair en voortgezet onderwijs voor de zogeheten zware ondersteuning per ingeschreven leerling. De staatssecretaris kent aan de samenwerkingsverbanden jaarlijks bij beschikking een bedrag toe voor ondersteuning van leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte. Het bedrag wordt per leerling binnen de regio van het betreffende samenwerkingsverband toegekend voor (a) lichte ondersteuning en (b) zware ondersteuning. De staatssecretaris stelt steeds voorafgaand aan het bekostigingsjaar de bedragen per leerling en daarmee het totale bedrag voor ondersteuning van ieder samenwerkingsverband vast. In de loop van het bekostigingsjaar stelt de staatssecretaris de bedragen per leerling opnieuw vast aan de hand van de geïndexeerde loon- en prijscompensatie. Dit leidt vervolgens tot nieuwe beschikkingen over het bedrag voor ondersteuning van de samenwerkingsverbanden.
2. Voor het bekostigingsjaar 2023 heeft de staatssecretaris op grond van de Definitieve regeling bekostiging WPO en WEC 2023 (Definitieve regeling) een generieke korting toegepast op de geïndexeerde loon- en prijscompensatie voor het bedrag per leerling voor zware ondersteuning. De reden om deze generieke korting toe te passen is gelegen in de omstandigheid dat de samenwerkingsverbanden (bovenmatige) reserves hebben. De samenwerkingsverbanden die volgens de staatssecretaris voorafgaand aan de generieke korting op de loon- en prijscompensatie geen bovenmatige reserves hebben, zijn (via een aanvullende bekostiging) volledig gecompenseerd voor de gevolgen van het toepassen van de generieke korting. De samenwerkingsverbanden die volgens de staatssecretaris ná toepassing van de generieke korting geen bovenmatige reserves meer hebben, zijn (eveneens via aanvullende bekostiging) gedeeltelijk gecompenseerd. Daarvoor is de Regeling aanvullende bekostiging generieke korting samenwerkingsverbanden opgesteld (Regeling aanvullende bekostiging).
3. Volgens de samenwerkingsverbanden ontbreekt de wettelijke basis voor zowel de in de Definitieve Regeling genoemde korting als de aanvullende bekostiging zoals genoemd in de Regeling aanvullende bekostiging, en mocht de staatssecretaris deze niet toe passen in de (nieuwe) beschikkingen voor het bekostigingsjaar 2023.
4. De rechtbank komt tot de conclusie dat de samenwerkingsverbanden gelijk hebben. De staatssecretaris heeft in strijd met de wet gehandeld door – gelet op het samenstel van en de regelingen op zich – over te gaan tot het invoeren van een korting op de loon- en prijscompensatie en aanvullende bekostiging waarvan alleen samenwerkingsverbanden met een bovenmatige reserve financiële gevolgen ondervinden. De regelingen worden deels onverbindend verklaard.

De procedure

5. Op 21 maart 2023 heeft de staatssecretaris ten aanzien van de samenwerkingsverbanden beschikkingen genomen over de bekostiging van (onder meer) zware ondersteuning. Ieder samenwerkingsverband uit deze procedure heeft afzonderlijk een beschikking ontvangen. Deze beschikkingen zijn gebaseerd op de Regeling bekostiging WPO en WEC 2023. Tegen deze beschikkingen hebben de samenwerkingsverbanden geen bezwaar of beroep ingesteld, zodat deze onherroepelijk zijn.
6. Bij besluiten van 21 november 2023 (initiële beschikkingen) heeft de staatssecretaris de beschikkingen van 21 maart 2023 ingetrokken en vervangen door beschikkingen van 21 november 2023. In deze beschikkingen is de onder 2. beschreven loon- en prijscompensatie verwerkt met de daarop toegepaste ‘generieke korting’. In deze beschikkingen is vervolgens een bedrag aan aanvullende bekostiging toegekend aan samenwerkingsverbanden die (na toepassing van de generieke korting) geen bovenmatige reserves hebben, zoals ook beschreven onder 2. Onder de streep heeft de staatssecretaris aan alle samenwerkingsverbanden meer geld toegekend dan in de initiële beschikkingen.
7. De samenwerkingsverbanden hebben bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen van 21 november 2023, en meer specifiek tegen de daarin opgenomen ‘generieke korting’ op de loon- en prijscompensatie. Bij (één) besluit van 12 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de bezwaren van de samenwerkingsverbanden ongegrond verklaard.
8. De samenwerkingsverbanden hebben hiertegen beroep ingesteld. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
9. De rechtbank heeft het beroep op 26 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van de samenwerkingsverbanden mr. J. Streefkerk en mr. R.A. Leendertse, bijgestaan door [A] , [B] en [C] (woordvoerders van de samenwerkingsverbanden) en de gemachtigden van de staatssecretaris.

De bevoegdheid van de rechtbank

10. De samenwerkingsverbanden hebben met de staatssecretaris de afspraak gemaakt om alle beroepen voor te leggen aan deze rechtbank. De achterliggende gedachte daarbij is dat alle samenwerkingsverbanden gezamenlijk procederen tegen hetzelfde bestreden besluit, zij zich laten vertegenwoordigen door dezelfde gemachtigden en het steeds om dezelfde rechtsvragen gaat.
11. De rechtbank overweegt dat het bezwaarschrift alle bezwaren omvatte van ieder van de (destijds nog) 128 samenwerkingsverbanden tegen de aan hem gerichte beschikking. Het besluit van 12 juli 2024 bestaat daarom in feite uit 128 beslissingen op bezwaar. Het gezamenlijke beroep bestaat vervolgens uit 127 beroepen, [3] waarbij ieder samenwerkingsverband opkomt tegen zijn eigen beslissing op bezwaar.
12. Omdat de staatssecretaris een bestuursorgaan van de rijksoverheid is, is deze rechtbank bevoegd om te beslissen op de beroepen die zijn ingesteld door de samenwerkingsverbanden die in haar arrondissement zijn gevestigd. Dat volgt uit artikel 8:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat zij (in ieder geval) bevoegd is om te beslissen op het beroep van Stichting SWV Utrecht PO en de andere in de kop van deze uitspraak met naam genoemde samenwerkingsverbanden.
13. Veel van de andere samenwerkingsverbanden zijn gevestigd in het arrondissement van een andere rechtbank. De rechtbank is met partijen eens dat het gewenst is dat één rechtbank alle beroepen behandelt. Als de beroepen bij verschillende rechtbanken zouden zijn ingediend, zou er daarom aanleiding zijn geweest om de zaken naar één rechtbank te verwijzen. Dat is mogelijk op grond van artikel 8:13 van de Algemene wet bestuursrecht. In lijn met de strekking van deze bepaling acht de rechtbank zich bevoegd om de beroepen van alle schoolbesturen te behandelen. Dat is ook in overeenstemming met de wens van partijen.

Procesbelang

14. De staatssecretaris stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat de samenwerkingsverbanden die volledig zijn gecompenseerd voor de generieke korting geen procesbelang hebben bij het ingestelde beroep. Zij hebben namelijk precies het bedrag ontvangen dat zij zouden hebben ontvangen als de generieke korting niet zou zijn toegepast.
15. De samenwerkingsverbanden stellen dat hun procesbelang is gelegen in de beantwoording van hun (principiële) vragen over de rechtsgeldigheid van de Definitieve regeling in combinatie met de Regeling aanvullende bekostiging en de daarop gebaseerde bekostigingsbeschikkingen. Ook hebben de samenwerkingsverbanden te kennen gegeven dat hun belang gelegen is in het feit dat zij de komende jaren niet geconfronteerd willen worden met de wijze van bekostiging die in deze zaak voorligt.
16. De rechtbank is van oordeel dat de samenwerkingsverbanden belang hebben bij een inhoudelijke behandeling van de beroepen, ook de samenwerkingsverbanden die volledig zijn gecompenseerd. Het standpunt van de staatssecretaris dat er alleen belang bestaat bij het opkomen tegen een kostenbeschikking als deze onder de streep negatief uitpakt voor de bekostigde instantie, volgt de rechtbank niet. Dat uitgangspunt zou het namelijk onmogelijk maken om op te komen tegen de opbouw van het bedrag in de kostenbeschikking of de rechtsgeldigheid van de vaststelling daarvan, en dat vindt de rechtbank onwenselijk. Bovendien hebben de samenwerkingsverbanden aangegeven dat zij de beroepen hebben ingesteld om voor de toekomst duidelijkheid te krijgen over de systematiek van financiering. De rechtbank zal de beroepen gelet hierop inhoudelijk beoordelen.

De regelgeving en het geschil daarover

De regelgeving voor de generieke korting en de aanvullende bekostiging
17. Bij de financiering van leerplichtig onderwijs is het uitgangspunt dat wordt bekostigd door de overheid. Dat volgt uit artikel 23, zevende lid, van de Grondwet en is door de wetgever verder uitgewerkt. Voor het basisonderwijs staan de regels in de Wet op het primair onderwijs (WPO) en voor het voorgezet onderwijs in de Wet voortgezet onderwijs 2020 (WVO).
18. In artikel 124 van de WPO en artikel 5.15 van de WVO is bepaald dat aan samenwerkingsverbanden bekostiging wordt toegekend voor de inrichting van de ondersteuningsstructuur en de ondersteuningsvoorzieningen voor zware ondersteuning. Deze bekostiging bestaat uit een bedrag per leerling dat jaarlijks bij ministeriële regeling wordt vastgesteld.
18. Op 20 oktober 2022 heeft de staatssecretaris voor Primair- en Voortgezet Onderwijs (de staatssecretaris) de Regeling bekostiging WPO en WEC 2023 (hierna: de Regeling) vastgesteld. In de artikelen 24 en 25 van de Regeling zijn de volgende bedragen voor de zware ondersteuning voor samenwerkingsverbanden opgenomen:
Primair onderwijs: € 467,30 per leerling
Voortgezet onderwijs: € 756,42 per leerling.
19. Op 21 maart 2023 heeft de staatssecretaris op grond van de Regeling ten aanzien van de samenwerkingsverbanden beschikkingen genomen over - onder meer - de bekostiging van zware ondersteuning voor het bekostigingsjaar 2023.
20. Op 4 oktober 2023 heeft de staatssecretaris de Regeling met terugwerkende kracht ingetrokken tot 1 januari 2023 en deze tegelijkertijd vervangen door de in randnummer 2 genoemde Definitieve regeling. In de Definitieve regeling wordt – net als eerdere jaren bij definitieve regelingen gebeurde – middels aangepaste bedragen per leerling een loon- en prijscompensatie toegekend aan de samenwerkingsverbanden. Anders dan voorgaande jaren wordt op de loon- en prijscompensatie voor wat betreft de zware ondersteuning een generieke korting per leerling toegepast van € 13,50 voor het primair onderwijs en € 12,50 voor het voortgezet onderwijs. Dit heeft geresulteerd in de volgende bedragen voor zware ondersteuning voor samenwerkingsverbanden:
Primair onderwijs: € 477,27 per leerling
Voortgezet onderwijs: € 781,39 per leerling.
21. De achterliggende gedachte van die generieke korting is – kortgezegd – dat het politiek onwenselijk werd geacht dat samenwerkingsverbanden bovenmatige reserves hebben. Het sentiment vanuit de politiek is tot uiting gebracht in de aangenomen motie Westerveld [4] , waarnaar wordt gerefereerd in de toelichting op de Definitieve regeling.
22. Daarnaast heeft de staatssecretaris op 22 november 2023 de ook in randnummer 2 genoemde Regeling aanvullende bekostiging vastgesteld. In de Regeling aanvullende bekostiging wordt op grond van de artikelen 2 en 3 voorzien in een aanvullende bekostiging die neerkomt op het volledige bedrag van de generieke korting voor samenwerkingsverbanden die geen bovenmatige reserve hebben (volledige aanvullende bekostiging) en een deel van het bedrag van de generieke korting voor samenwerkingsverbanden die na toepassing van de generieke korting geen bovenmatige reserve meer hebben (gedeeltelijke aanvullende bekostiging). Bij de beoordeling van wat als bovenmatig wordt aangemerkt, is de staatssecretaris aangesloten bij een signaleringswaarde van 3,5% van de totale bruto baten van het samenwerkingsverband (hierna: de signaleringswaarde). Gedeeltelijke aanvullende bekostiging vindt plaats tot aan het niveau van de signaleringswaarde.
Het geschil
23. Op 21 november 2023 heeft de staatssecretaris de beschikkingen van 21 maart 2023 ingetrokken en vervangen door nieuwe beschikkingen. In deze beschikkingen van 21 november 2023 is de loon- en prijscompensatie verwerkt met de daarop toegepaste ‘generieke korting’ zoals bepaald in de Definitieve regeling. Daarnaast is – indien van toepassing – ook de (gedeeltelijke) aanvullende bekostiging van die korting op grond van de Regeling aanvullende bekostiging verwerkt. Dit heeft geleid tot drie categorieën samenwerkingsverbanden:
Samenwerkingsverbanden die vóór toepassing van de generieke korting onder de signaleringswaarde zaten en waarbij de generieke korting volledig is gecompenseerd via aanvullende bekostiging;
Samenwerkingsverbanden die vóór toepassing van de generieke korting boven de signaleringswaarde zaten, maar ná toepassing van die korting onder de signaleringswaarde uitkwamen en die via gedeeltelijke aanvullende bekostiging deels gecompenseerd zijn voor de generieke korting (tot aan het niveau van de signaleringswaarde);
Samenwerkingsverbanden die vóór en ná toepassing van de generieke korting boven de signaleringswaarde zitten en waarbij de generieke korting niet is gecompenseerd via aanvullende bekostiging.
24. Het geschil gaat in de kern over de generieke korting die de staatssecretaris heeft toegepast op de loon- en prijscompensatie en de (gedeeltelijke) aanvullende bekostiging daarvan. De samenwerkingsverbanden voeren als meest verstrekkende grond aan dat de Definitieve regeling en de Regeling aanvullende bekostiging onverbindend zijn, dan wel buiten toepassing moeten worden gelaten, voor zover daarin een generieke korting en een (gedeeltelijke) aanvullende bekostiging is opgenomen. Volgens de samenwerkingsverbanden heeft de combinatie van deze regelingen tot gevolg dat de staatssecretaris feitelijk onderscheid maakt in de bekostiging van samenwerkingsverbanden op basis van de hoogte van hun reserves, wat in strijd is met de bekostigingsnorm van een vast bedrag per leerling, zoals vastgelegd in de WPO en de WVO. Hierdoor heeft de staatssecretaris in feite een specifieke korting doorgevoerd terwijl daarvoor geen wettelijke basis bestaat. Tot slot voeren de samenwerkingsverbanden aan dat een wettelijke basis voor de in de regelingen verwerkte generieke korting en aanvullende bekostiging ontbreekt.
25. Op de verdere onderbouwing van de standpunten van partijen wordt hierna – voor zover relevant – verder ingegaan.

De beoordeling door de rechtbank

Exceptieve toetsing: de regelingen in samenhang bezien
26. De Definitieve regeling en de Regeling aanvullende bekostiging zijn ministeriële regelingen. Dat zijn algemeen verbindende voorschriften die geen wetten zijn van de formele (landelijke) wetgever en waartegen geen beroep heeft open gestaan. Het bestreden besluit en de daaraan voorafgaande nieuwe beschikkingen zijn op die regelingen gebaseerd. De beroepsgrond van de samenwerkingsverbanden strekt ertoe dat de rechtbank een exceptieve toetsing verricht van deze regelingen. Daarbij geldt dat de bestuursrechter een algemeen verbindend voorschrift dat geen wet in formele zin is zonder beperkingen exceptief kan toetsen aan geschreven dan wel ongeschreven recht. De rechtbank verwijst naar de rechtspraak van de hoogste bestuursrechters. [5]
27. De rechtbank zal allereerst ingaan op de stelling van de samenwerkingsverbanden dat het samenstel van de regelingen in strijd is met in de in de WPO en de WVO opgenomen bekostigingsnorm. De samenwerkingsverbanden voeren in dit kader aan dat de generieke korting uit de Definitieve regeling niet los gezien kan worden van de aanvullende bekostiging op grond van de Regeling aanvullende bekostiging. Feitelijk leidt dit samenstel van regelingen volgens de samenwerkingsverbanden tot bekostiging die onderscheid maakt tussen samenwerkingsverbanden op basis van hun reserves, terwijl de WPO en de WVO alleen een verschil in bekostiging op basis van leerlingaantal mogelijk maakt. Door de regelingen te combineren is geen sprake meer van een generieke korting, maar van een specifieke korting voor samenwerkingsverbanden met een bovenmatige reserve, en daarvoor bestaat geen wettelijke basis.
28. De staatssecretaris erkent de samenhang van de regelingen, en geeft aan dat dit noodzakelijk is omdat een generieke korting zonder aanvullende bekostiging zou leiden tot een onwenselijk resultaat: zonder de aanvullende bekostiging wordt namelijk ook aan de samenwerkingsverbanden zonder bovenmatige reserve minder loon- en prijscompensatie toegekend. Dat is niet de bedoeling, gelet op de achterliggende politieke overwegingen om de bovenmatige reserves aan te pakken. De staatssecretaris stelt zich echter op het standpunt dat beide regelingen apart van elkaar kunnen worden opgesteld. De generieke korting valt bewust samen met de vaststelling van de nieuwe bekostigingsbedragen waarin de loon- en prijscompensatie is verwerkt. Een generieke korting daarop is volgens de staatssecretaris mogelijk omdat het niet wettelijk verplicht is om aan samenwerkingsverbanden een loon- en prijscompensatie toe te kennen. Dat dit de afgelopen jaren wel altijd is gebeurd, maakt niet dat dit nu ook moet gebeuren. Daarnaast is aanvullende bekostiging mogelijk op grond van artikel 119 van de WPO en artikel 5.9 van de WVO. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat daarom beide regelingen konden worden opgesteld.
29. De rechtbank stelt op basis van wat tijdens de zitting is besproken vast dat de staatssecretaris de afgelopen jaren steeds een bekostigingsbeschikking aan het begin van het jaar heeft genomen op grond van een regeling en aan het eind van het jaar door middel van een nieuwe bekostigingsbeschikking een loon- en prijscompensatie heeft toegekend aan de samenwerkingsverbanden op grond van een definitieve regeling.
30. De rechtbank overweegt dat uit artikel 124 van de WPO en artikel 5.15 van de WVO volgt dat de bekostiging voor zware ondersteuning wordt bepaald op basis van een vast bedrag per leerling. Het totaalbedrag is dus afhankelijk van het aantal leerlingen dat bij het samenwerkingsverband staat ingeschreven. Naar het oordeel van de rechtbank biedt de tekst van de WPO en WVO geen grondslag voor differentiatie in bekostiging op basis van een andere norm. De staatssecretaris heeft dat in zoverre ook erkend in zijn brief van 19 september 2023 aan de Tweede Kamer, waarin staat dat er bij voorkeur een specifieke korting wordt toegepast waarbij alleen samenwerkingsverbanden met een bovenmatige reserve worden gekort, maar dat daarvoor op dat moment geen rechtsgrond is. [6] De staatssecretaris noemt in die brief ook dat hij bezig is met een wetsvoorstel voor een specifieke korting, maar dat hij nu moet overgaan tot een generieke korting en dat de samenwerkingsverbanden zonder bovenmatige reserves voor de korting zullen worden gecompenseerd. Dit is uitgewerkt in de Definitieve regeling en de Regeling aanvullende bekostiging.
31. De rechtbank is met de samenwerkingsverbanden van oordeel dat de generieke korting in combinatie met (gedeeltelijke) aanvullende bekostiging daarvan via de Regeling aanvullende bekostiging feitelijk tot gevolg heeft dat er een onrechtmatig onderscheid wordt gemaakt tussen samenwerkingsverbanden op basis van de hoogte van de bij een samenwerkingsverband aanwezige reserve. Dat onderscheid wordt gemaakt op basis van een reserve volgt ook uit de toelichting op artikel 3 van de Regeling aanvullende bekostiging. Daarin staat namelijk dat de bekostiging verschilt per samenwerkingsverband, gelet op de specifieke situatie van de reserve. De staatssecretaris heeft dit tijdens de zitting erkend. Ook heeft de staatssecretaris aangegeven dat de Regeling aanvullende bekostiging niet zou zijn opgesteld als er geen generieke korting was opgenomen in de Definitieve regeling. Dat volgt overigens ook uit de toelichtingen bij beide regelingen, [7] waarin de generieke korting en de (gedeeltelijke) aanvullende bekostiging voor samenwerkingsverbanden zonder bovenmatige reserve steeds beiden worden genoemd.
32. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat het samenstel van de artikelen 24 en 25 van de Definitieve regeling en de artikelen 2 en 3 van de Regeling aanvullende bekostiging in strijd is met de in artikel 124 WPO en artikel 5.15 WVO genoemde bekostigingsnorm per leerling. Het samenstel van deze regelingen heeft immers tot gevolg dat voor de bekostiging van zware ondersteuning wordt gedifferentieerd naar reserves en dat is in strijd met voormelde artikelen.
33. De rechtbank zal in randnummer 45 e.v., onder het kopje ‘conclusie en gevolgen’, bespreken wat dit betekent voor de betreffende regelingen.
Exceptieve toetsing: de individuele regelingen
34. Omdat de samenwerkingsverbanden ook hebben aangevoerd dat de in de regelingen verwerkte generieke korting en de aanvullende bekostiging op zichzelf geen wettelijke basis hebben, zal de rechtbank die gronden hier ook nog bespreken.
De generieke korting op grond van de artikelen 24 en 25 van de Definitieve Regeling
35. De samenwerkingsverbanden voeren over de generieke korting aan dat zij, gelet op de wetssystematiek, recht hebben op volledige loon- en prijscompensatie. Volgens de samenwerkingsverbanden is met de invoering van de Wet vereenvoudiging bekostiging een generieke indexering voor de totale loon- en prijsontwikkeling voor scholen en samenwerkingsverbanden ingevoerd. Weliswaar staat dit voor samenwerkingsverbanden niet expliciet in die wet, maar uit de memorie van toelichting daarbij volgt dat samenwerkingsverbanden niet zijn uitgezonderd van een loon- en prijscompensatie. Daarbij komt dat het onlogisch is dat volledige loon- en prijscompensatie niet zou gelden voor samenwerkingsverbanden, omdat zij (ook) leerlingplaatsen bekostigen in het speciaal onderwijs. Tot slot werd tot 2023 elk jaar een volledige loon- en prijscompensatie gegeven en daarom mochten de samenwerkingsverbanden erop vertrouwen dat zij dat in 2023 weer zouden krijgen. Het doorvoeren van een korting tijdens een lopend bekostigingsjaar is in strijd met de rechtszekerheid, aldus de samenwerkingsverbanden.
36. De staatssecretaris heeft tijdens de zitting toegelicht dat de grondslag voor de in de Definitieve regeling opgenomen korting is gelegen in de aangenomen motie Westerveld, waarin wordt opgeroepen om actie te ondernemen tegen de bovenmatige reserves bij samenwerkingsverbanden. Verder heeft de staatssecretaris toegelicht dat er (inderdaad) wel een wettelijke verplichting is voor loon- en prijscompensatie voor scholen, maar dat voor samenwerkingsverbanden een dergelijke verplichting niet in de wet is opgenomen. Daarom is er geen specifieke wettelijke grondslag nodig voor het toepassen van een korting op de loon- en prijscompensatie voor samenwerkingsverbanden, indien deze compensatie onverplicht wordt verricht. Bovendien is aangekondigd dat er een korting zou worden toegepast als de bovenmatige reserves onvoldoende zouden worden afgebouwd, waardoor de samenwerkingsverbanden gewaarschuwd en op de hoogte waren, aldus de staatssecretaris.
37. Over het betoog van de samenwerkingsverbanden dat uit artikel 116 van de WPO en de memorie van toelichting hierbij volgt dat zij wettelijk recht hebben op volledige loon- en prijscompensatie, overweegt de rechtbank als volgt. In artikel 116 van de WPO staat uitsluitend dat scholen recht hebben op loon- en prijscompensatie. Voor samenwerkingsverbanden staat in de WPO niet een dergelijke bepaling. Verder wordt in de memorie van toelichting bij deze wet de loon- en prijscompensatie voor scholen genoemd, maar daarin staat niets over loon- en prijscompensatie voor samenwerkingsverbanden. Dat hieruit zou blijken dat samenwerkingsverbanden niet zijn uitgezonderd van loon- en prijscompensatie, zoals de samenwerkingsverbanden stellen, volgt de rechtbank niet. Uit de WPO en de memorie van toelichting blijkt dus niet dat samenwerkingsverbanden wettelijk recht hebben op volledige loon- en prijscompensatie. Dit deel van het betoog faalt.
38. De rechtbank overweegt verder dat in de artikelen 24 en 25 van de Definitieve regeling de bedragen per leerling staan die de staatssecretaris toekent aan de samenwerkingsverbanden voor zware ondersteuning in het primaire en voortgezet onderwijs. Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat hierin zowel de loon- en prijscompensatie is verwerkt als de daarop toegepaste generieke korting. Deze generieke korting geldt voor elk samenwerkingsverband en differentieert in zoverre niet op een onwettige basis. Verder is tussen partijen niet in geschil dat de staatsecretaris in de afgelopen jaren stelselmatig de volledige geïndexeerde loon- en prijscompensatie heeft toegekend aan samenwerkingsverbanden. Ook is niet in geschil dat de staatssecretaris heeft aangekondigd dat er een generieke korting zou kunnen worden toegepast als de samenwerkingsverbanden er niet zelfstandig in zouden slagen om hun reserves onder de signaleringswaarde te brengen. De rechtbank is echter met de samenwerkingsverbanden van oordeel dat het bij de samenwerkingsverbanden niet bekend was dat deze generieke korting zou worden toegepast op de loon- en prijscompensatie voor zware ondersteuning. Het op deze manier toepassen van de generieke korting is daarom in strijd met de rechtszekerheid.
39. Daarbij geldt dat de korting ook niet eenduidig volgt uit de tekst van de Definitieve regeling. In artikel 2, eerste lid, van de Definitieve regeling staat namelijk dat de in de regeling genoemde bedragen een loon- en prijsontwikkeling kennen van 6,3567% ten opzichte van het voorgaande kalenderjaar. In deze bepaling staat niet dat deze loon- en prijsontwikkeling alleen geldt voor scholen of dat de op basis hiervan te berekenen compensatiebedragen van samenwerkingsverbanden (deels) worden gekort. De Definitieve regeling kent dus aan àlle bedragen, dus ook die voor de bekostiging van zware ondersteuning, in die regeling eenzelfde loon- en prijscompensatie toe. De staatssecretaris heeft erop gewezen dat in artikel 2, tweede lid, van de Definitieve regeling wordt verwezen naar diverse artikelen uit de WPO en de WVO die alleen gelden voor scholen, maar dat maakt het voorgaande niet anders. Artikel 2, tweede lid, van de Definitieve regeling bepaalt alleen welk deel van de compensatie gevoelig is voor loonontwikkeling en welk deel gevoelig is voor prijsontwikkeling. In artikel 2 zijn geen bekostigingsbedragen expliciet uitgezonderd van de loon- en prijscompensatie. Voor zover dat wel de bedoeling is geweest van de staatssecretaris, blijkt dat niet uit de tekst of uit de toelichting op dat artikel. Daarbij merkt de rechtbank op dat in de tekst van de Definitieve regeling de toegepaste korting op de loon- en prijscompensatie nergens wordt genoemd. Slechts in de toelichting bij de artikelen 24 en 25 van de Definitieve regeling staat dat er een korting wordt toegepast op de loon- en prijscompensatie voor zware ondersteuning. De korting heeft dus geen grondslag in de Definitieve regeling. De rechtbank is van oordeel dat een opmerking over korting in de toelichting niet tot gevolg kan hebben dat artikel 2 van de Definitieve regeling deels buiten toepassing moet blijven, zonder dat daarvoor een grondslag is in die regeling. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de staatssecretaris voor de samenwerkings-verbanden de volledige loon- en prijscompensatie had moeten toepassen op de in de artikelen 24 en 25 van de Definitieve regeling genoemde bedragen per leerling voor zware ondersteuning. Met het toepassen van de generieke korting is dat ten onrechte niet gebeurd.
40. De rechtbank is van oordeel dat de toepassing van een generieke korting door de staatssecretaris niet gebaseerd kan worden op de Definitieve regeling. Ook individueel bezien kunnen de artikelen 24 en 25 van deze regeling geen standhouden. In de bedragen genoemd in de artikelen 24 en 25 van de Definitieve regeling is ten onrechte een korting op de loon- en prijscompensatie verwerkt.
De aanvullende bekostiging op grond van artikel 2 en 3 van de Regeling aanvullende bekostiging
41. De samenwerkingsverbanden stellen zich op het standpunt dat er geen grond is voor de aanvullende bekostiging omdat aanvullende bekostiging in de zin van artikel 119 van de WPO en artikel 5.9 van de WVO alleen kan worden verstrekt als er bijzondere ontwikkelingen in de sector zijn. Volgens de samenwerkingsverbanden heeft de staatssecretaris daarmee voor ogen gehad om onvoorziene omstandigheden die buiten de invloedsfeer van de staatssecretaris of de samenwerkingsverbanden liggen, te compenseren. In dit geval gaat het echter om een omstandigheid die de staatssecretaris zelf heeft gecreëerd, namelijk de generieke korting die ook de samenwerkingsverbanden raakt zonder bovenmatige reserve. Dat is niet waar aanvullende bekostiging voor bedoeld is.
42. In artikel 119 van de WPO en artikel 5.9 van de WVO staat dat aanvullende bekostiging kan worden toegekend in het geval van bijzondere ontwikkelingen. [8] Uit de toelichting op voormelde artikelen volgt dat daarbij moet worden gedacht aan ontwikkelingen die van invloed zijn op de hele sector. In de WPO en WVO is verder niet vastgelegd wat moet worden verstaan onder ‘bijzondere ontwikkelingen’. De staatssecretaris heeft dus beoordelingsruimte bij het invullen van het criterium ‘bijzondere ontwikkeling’. De rechtbank moet de beoordeling van de staatssecretaris of er bijzondere ontwikkelingen zijn, terughoudend toetsen. De rechtbank mag alleen beoordelen of de staatssecretaris redelijkerwijs kon oordelen dat sprake was van bijzondere ontwikkelingen.
43. De staatssecretaris heeft tijdens de zitting gesteld dat in dit geval bijzonder is dat er bovenmatige reserves zijn, dat in de Tweede Kamer de wens leeft om daar iets aan te doen en dat onwenselijk wordt geacht dat samenwerkingsverbanden zonder bovenmatige reserves de dupe worden van de generieke korting. Het effect van die korting is volgens de staatssecretaris gedeeltelijk onwenselijk, en daarom is voorzien in een regeling voor aanvullende bekostiging.
44. De rechtbank volgt de staatssecretaris niet in dit standpunt. De samenwerkingsverbanden wijzen er naar het oordeel van de rechtbank terecht op dat als het standpunt van de staatssecretaris zou worden gevolgd, dit betekent dat de staatssecretaris zijn eigen bijzondere ontwikkelingen ad hoc kan creëren op basis waarvan een bevoegdheid zou bestaan om aanvullend te bekostigen. Het standpunt van de staatssecretaris komt in essentie erop neer dat de bijzondere omstandigheid is gelegen in de juridische onmogelijkheden om een specifieke korting toe te passen. Hoewel de staatssecretaris beoordelingsruimte heeft als het gaat om de uitleg van het begrip ‘bijzondere ontwikkeling’, en de rechtbank die invulling dus terughoudend toetst, volgt een dergelijke uitleg niet uit de wet of de toelichting daarop. Daarbij komt dat er geen sprake is van een omstandigheid die geldt voor de gehele sector, omdat alleen de samenwerkingsverbanden met een bovenmatige reserve in aanmerking komen voor aanvullende bekostiging. De rechtbank vindt in dit kader van belang dat van de 127 samenwerkingsverbanden slechts 30 samenwerkingsverbanden volledig zijn gecompenseerd voor de generieke korting. Een door de staatssecretaris ad hoc gecreëerde situatie (de generieke korting), die hij deels onwenselijk vindt omdat de wettelijke basis voor het opleggen van een specifieke korting ontbreekt, kan daarom naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid niet worden aangemerkt als ‘bijzondere ontwikkeling’. De bevoegdheid van de staatssecretaris om in de Regeling aanvullende bekostiging over te gaan tot een aanvullende bekostiging ontbreekt daarom. Voor de in artikelen 2 en 3 van de Regeling neergelegde aanvullende bekostiging bestaat daarom geen wettelijke basis.

Conclusie en gevolgen

45. Uit het voorgaande volgt dat zowel de generieke korting als de compensatie daarvan in de vorm van aanvullende bekostiging geen wettelijke basis heeft, dan wel dat het samenstel van deze regelingen leidt tot het maken van onderscheid zonder een wettelijke basis. Het beroep is daarom gegrond.
46. De bepalingen uit de Definitieve regeling op grond waarvan een generieke korting is toegepast op de loon- en prijscompensatie zijn om deze reden onrechtmatig. Er is sprake van strijd met het legaliteitsbeginsel.
47. De rechtbank verklaart de volgende bepalingen van de Definitieve regeling daarom onverbindend:
  • Artikel 24
  • Artikel 25
48. De bepalingen uit de Regeling aanvullende bekostiging op grond waarvan aanvullende bekostiging is toegekend aan scholen met een reserve een bepaalde waarde, is om bovenstaande reden ook onrechtmatig. Ook hier is sprake van strijd met het legaliteitsbeginsel.
49. De rechtbank verklaart de volgende bepalingen van de Regeling aanvullend bekostiging daarom onverbindend:
  • Artikel 2
  • Artikel 3
50. Omdat deze bepalingen onverbindend zijn, heeft de staatssecretaris deze bepalingen ten onrechte toegepast in de aan de samenwerkingsverbanden gerichte bekostigingsbeschikkingen van 21 november 2023. Het beroep is om deze reden gegrond en de rechtbank zal de beslissing op bezwaar van 12 juli 2024 vernietigen.
51. De rechtbank kan de zaak niet zelf verder afdoen, omdat de staatssecretaris eerst de regelingen zal moeten aanpassen dan wel ervoor moet kiezen (de onderdelen) in de Definitieve regeling of de Regeling aanvullende bekostiging in te trekken. Op basis daarvan moet de staatssecretaris vervolgens opnieuw beslissen op de bezwaren van de samenwerkingsverbanden over de bekostiging van zware ondersteuning in primair en voortgezet onderwijs.
52. De samenwerkingsverbanden hebben ook andere beroepsgronden aangevoerd, onder andere dat zowel de Definitieve regeling als de beslissing op bezwaar van 12 juli 2024 in strijd zijn met het evenredigheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het vereiste van een deugdelijke motivering. Gelet op de uitkomst van de beoordeling van de meest verstrekkende beroepsgrond hoeft daarop niet meer te worden ingegaan.
52. Omdat het beroep gegrond is, moet de staatssecretaris het door de samenwerkingsverbanden betaalde griffierecht vergoeden en krijgen zij een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. De staatssecretaris moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bbp) als volgt berekend. De bijstand door de gemachtigden levert twee punten op: één punt voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor de aanwezigheid op de zitting, met een waarde per punt van € 907,-. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 1,5, omdat deze zaak van zwaar gewicht is. Daarbij overweegt de rechtbank dat mede vanwege het aantal samenwerkingsverbanden dat procedeert sprake is van grote belangen en dat de aard van de zaak complex is, afgezet tegen andere bestuursrechtelijke zaken. Dat geeft aanleiding om ten aanzien van het in onderdeel C1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht opgenomen gewicht van de zaak een categorie hoger te hanteren dan ‘gemiddeld’. Toegekend wordt (2 x € 907,- x 1,5 =) € 2.721,-. Het verzoek van de gemachtigden van de samenwerkingsverbanden om over te gaan tot een proceskostenvergoeding per advocaat (drie maal) wijst de rechtbank af omdat het zich niet verhoudt tot de systematiek van het Bpb.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de beslissing op bezwaar van 12 juli 2024;
  • bepaalt dat de staatssecretaris binnen 12 weken een nieuwe beslissing op de bezwaren van de samenwerkingsverbanden neemt, met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat de staatssecretaris het griffierecht van € 371,- aan de samenwerkingsverbanden moet vergoeden;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 2.721,- aan proceskosten aan de samenwerkingsverbanden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, voorzitter, en mr. M. Eversteijn en
mr. J.A.C.M. Nielen, leden, in aanwezigheid van mr.B.L. Kosterman-Meijer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

BIJLAGE

Overzicht samenwerkingsverbanden

Vereniging RefSVO, gevestigd aan de Copernicuslaan 30, te (6716 BM) Ede;
Stichting SWV PO 20.01, gevestigd aan de Donderslaan 157A, (9728 KX) Groningen;
Stichting SWV VO Groningen Stad, gevestigd aan de Donderslaan 157A, (9728 KX) Groningen;
Vereniging SWV V(S)O Groningen Ommelanden, gevestigd aan de Hereweg 101, (9721 AA) Groningen;
Stichting SWV PO Friesland, gevestigd aan de Fonteinland 11, (8913 CZ),
Leeuwarden;
Stichting SWV VO ZO Friesland, gevestigd aan de Zonnedauw 2, (9202 PA) Drachten;
Stichting SWV VO Fultura, gevestigd aan de Hemdijk 14, (8601 JV) Sneek,
Vereniging SWV PO Noord- en Midden-Drenthe, gevestigd aan de Laak 1, (9406
HX), Assen;
Vereniging SWV VO Noord- en Midden-Drenthe, gevestigd aan de Laak 1, (9406
HX), Assen;
Stichting SWV PO 2202, gevestigd aan de Hoenderkamp 22c (7812 VZ), Emmen;
Vereniging SWV PO 2203 gevestigd aan de Schoolstraat 2b, (7921 AV), Zuidwolde;
Stichting SWV PO Twente Oost gevestigd aan de Enschedesestraat 2c (7575 AB),
Oldenzaal;
Stichting SWV VO Twente Oost gevestigd aan de Hengelosestraat 100, (7514 AK),
Enschede;
Sine Limite gevestigd aan de Koningin Wilhelminalaan 9, (7415 KP), Deventer;
Stichting SWV VO Deventer gevestigd aan de Ludgerstraat 1, (7415 DV), Deventer;
Stichting SWV Hanzeland gevestigd aan de Ossenkamp 8 (8024 AE), Zwolle;
Stichting SWV Hanzeland gevestigd aan de Ossenkamp 8 (8024 AE), Zwolle;
Stichting Leerlingenzorg Almere PO gevestigd aan de Grote Markt 2-1, (1315 JG), Almere;
Stichting Leerlingenzorg Almere VO gevestigd aan de Grote Markt 2-1, (1315 JG), Almere;
Stichting Passend Onderwijs Lelystad-Dronten gevestigd aan de Kempenaar 03-23,
(8242 BD), Lelystad;
Stichting SWV VO Lelystad gevestigd aan de Kempenaar 03-23, (8242 BD), Lelystad;
Vereniging SWV PO IJssel Berkel gevestigd aan de Houtwal 16, (7201 ES), Zutphen;
Vereniging SWV VO regio Zutphen gevestigd aan de Brandts Bioksstraat 6, (7203AC), Zutphen;
Stichting SWV Oost Achterhoek gevestigd aan de Morsestraat 21a, (7101 JA),
Winterswijk;
Stichting SWV Slinge-Berkel gevestigd aan de Deken Hooijmansingel 1, (7141 EA), Groenlo;
Stichting SWV PO Doetinchem gevestigd aan de Bachlaan 11, (7002 MZ),
Doetinchem;
Stichting SWV VO Doetinchem gevestigd aan de Zaagmolenpad 26, (7008 Al),
Doetinchem;
Stichting SWV PO De Liemers gevestigd aan de Mercurion 36, (6903 PZ), Zevenaar;
Stichting SWV PO Apeldoorn gevestigd aan de Jean Monnetpark 15, (7336 BA),
Apeldoorn;
Stichting SWV VO De Verbinding gevestigd aan de Vossenstraat 6, (6811 JL),
Arnhem;
Stichting SWV PO Stromenland gevestigd aan de Panovenlaan 1, (6225 DZ),
Nijmegen;
Stichting SWV VO-VSO Nijmegen gevestigd aan de Streekweg 20, (6537 TP),
Nijmegen;
Vereniging SWV PO Bepo gevestigd aan de Irene Vorrinkstraat 19, (4105 JA),
Culemborg;
Stichting VO Rivierenland gevestigd aan de Gershwinhof 1, (4102 Di), Culemborg;
Stichting SWV PO Zeeluwe gevestigd aan de Gelreweg 22, (3843 AN), Harderwijk;
Stichting SWV VO Leerlingenzorg NW-Veluwe gevestigd aan de Gelreweg 22, (3843AN), Harderwijk;
Vereniging SWV Rijn & Gelderse Vallei gevestigd aan de Copernicuslaan 30, (6716BM), Ede;
Stichting SWV VO Gelderse Vallei, gevestigd aan de Copernicuslaan 30, (6716 BM), Ede;
Stichting SWV Utrecht PO gevestigd aan de Churchilllaan 11 (2 verd.), (3527 GV),
Utrecht;
Stichting SWV VO Utrecht en Stichtse Vecht gevestigd aan de Van Lieflandlaan 117, (3571 AA), Utrecht;
Vereniging SWV PO De Eem gevestigd aan de Burg de Beaufortweg 16, (3833 AG), Leusden;
Stichting SWV VO Eemland gevestigd aan de Siliciumweg 85, (3812 SW),
Amersfoort;
Vereniging SWV PO Zout gevestigd aan de Kwekerijweg 2c, (3709 JA), Zeist;
Vereniging SWV VO Zuid-Oost Utrecht gevestigd aan de Kwekerijweg 2c, (3709 JA), Zeist;
Stichting PO Passenderwijs gevestigd aan de Rembrandtlaan 50, (3443 Ei),
Woerden;
Stichting VO Regio Utrecht West gevestigd aan de Houttuinlaan 4-a, (3447 GM),
Woerden;
Stichting SWV PO Profi Pendi gevestigd aan de Dukatenburg 86, (3437 AE),
Nieuwegein;
Stichting SWV VO Zuid-Utrecht gevestigd aan de Dukatenburg 86, (3437 AE),
Nieuwegein;
Stichting SWV Kop van Noord-Holland gevestigd aan de James Wattstraat 4, (1817
DC), Alkmaar;
Stichting SWV VO Kop van Noord-Holland gevestigd aan de Emmalaan 2, (1741 CX), Schagen;
Vereniging SWV PO West-Friesland gevestigd aan de De Factorij 16, (1689 AL),
Zwaag;
Vereniging SWV VO West-Friesland gevestigd aan de De Factorij 16, (1689 AL),
Zwaag;
Stichting SWV PO Noord-Kennemerland gevestigd aan de Hertog Aalbrechtweg 5,
(1823 DL), Alkmaar;
Stichting SWV VO Noord-Kennemerland gevestigd aan de Hertog Aalbrechtweg 5,
(1823 DL), Alkmaar;
Vereniging SWV PO Zuid-Kennemerland gevestigd aan de Schipholpoort 2, (2034MA), Haarlem;
Stichting SWV PO Zaanstreek gevestigd aan de Rosmolenstraat 30, (1502 PA),
Zaandam;
Stichting SWV VO Zuid-Kennemerland gevestigd aan de Schipholpoort 2, (2034 MA), Haarlem;
Stichting SWV PO Waterland gevestigd aan de Wielingenststraat 135, (1441 ZN),
Purmerend;
Stichting SWV PO Amsterdam Diemen gevestigd aan de Bijlmerdreef 1289-11, (1103TV), Amstelveen;
Stichting SWV VO Waterland gevestigd aan de Amperestraat 13a, (1446 TP),
Purmerend;
Stichting PO Amstelronde gevestigd aan de Kalkbranderij 2, (1185 ZX), Amstelveen;
Vereniging SWV VO Amsterdam gevestigd aan de Bijlmerdreef 1289-11, (1103 TV), Amstelveen;
Stichting VO Amstelland en Meerlanden gevestigd aan de Linnaeushof 2a, (1431 JV), Aalsmeer;
Stichting SWV PO Haarlemmermeer gevestigd aan de Kruisweg 761, (2132 NE)
Hoofddorp;
Vereniging SWV VO Qinas gevestigd aan de Burg. De Bordesstraat 80, (1404 GZ),
Bussum;
Stichting SWV PO IJmond gevestigd aan de Antillenstraat 21, (1944 XA), Beverwijk;
Vereniging PPO Regio Leiden gevestigd aan de Elisabethhof 17, (2353 EW)
Leiderdorp;
Stichting PPO Delflanden gevestigd aan de Buitenhofdreef 8, (2625 XR) Delft,;
Vereniging SWV V0/VSO Midden-Holland Rijnstreek gevestigd aan de Bachstraat 3, (2807 HZ), Gouda;
- Stichting SWV PO Westland gevestigd aan de Zwartendijk 52, (2671 LL), Naaldwijk;
Stichting SWV V(S)O Duin- en Bollenstreek gevestigd aan de Sandtlaan 98, (2231 CE), Rijnsburg;
Stichting SWV PPO Hoeksche Waard gevestigd aan de Biezenvijver 5, (3297 GK),
Puttershoek;
Vereniging SWV VO Dordrecht gevestigd aan de Laan der Verenigde Naties 325,
(3318 LA) Dordrecht,;
Stichting SWV PO Ridderkerk-Barendrecht gevestigd aan de Kastanjelaan 18 h (2982CM) Ridderkerk;
Stichting SWV VO Goeree-Overflakkee gevestigd aan de Koningin Julianaweg 55, (3241 XB), Middelharnis,
Vereniging SWV PO Rotterdam gevestigd aan de Schiekade 34, (3032 AJ),
Rotterdam;
Stichting SWV Zuid-Holland West gevestigd aan de Johanna Westerdijkplein 1, (2521 EN), Den Haag;
Stichting SWV Schiedam Vlaardingen Maassluis gevestigd aan de Piersonstraat 31,
(3119 RG), Schiedam;
Stichting SWV VO Zoetermeer gevestigd aan de Oostergo 31, (2716 AP),
Zoetermeer;
Stichting SWV PO Voorne-Putten Rozenburg gevestigd aan de Gemeenlandsedijk
Noord 261, (3216 AG) Abbenbroek;
Stichting SWV VO Westland gevestigd aan de Verdilaan 3b, (2671 VW), Naaldwijk;
Vereniging SWV Drechtsteden gevestigd aan de Duindoornhof 1-7, (3355 RP),
Papendrecht;
Stichting SWV VO Delflanden gevestigd aan de Buitenwatersloot 341A, (2614 GS)
Delft,;
Vereniging SWV PO Dordrecht gevestigd aan de Laan der Verenigde Naties 325,
(3318 LA), Dordrecht;
Vereniging SWV Koers VO gevestigd aan de Schiekade 34, (3032 AJ) Rotterdam;
Vereniging SWV PO Goeree-Overflakkee gevestigd aan de Koningin Julianaweg 55, (3241 XB), Middelharnis,
Stichting SWV Nieuwe Waterweg Noord V(S)O gevestigd aan de Piersonstraat 31,
(3119 RG), Schiedam;
Stichting SWV P0 Duin- en Bollenstreek gevestigd aan de Bonnikeplein 24, (2201 XA), Noordwijk;
Stichting SWV VO VPR Voorne-Putten Rozenburg gevestigd aan de
Gemeentelandsedijk Noord 26i, (3216 AG) Abbenbroek,
Stichting P0 Rijnstreek gevestigd aan de Henry Dunantweg 11, (2402 NM), Alphen
a/d Rijn;
Vereniging SWV Drechtsteden gevestigd aan de Duindoornhof 1-7, (3355 RP),
Papendrecht;
Stichting SWV PO Midden Holland gevestigd aan de Bachstraat 3, (2807 HZ), Gouda;
Stichting VO Munio gevestigd aan de Dokter van Stratenweg 15, (4205 LA),
Gorinchem;
Stichting SWV PO Haaglanden gevestigd aan de Regulusweg 11, (2516 AC), Den Haag;
Stichting SWV VO Hoekse Waard gevestigd aan de Biezenvijver 5, (3297 6K),
Puttershoek;
Stichting P0 Driegang gevestigd aan de Dokter van Stratenweg 15, (4205 LA),
Gorinchem;
Stichting SWV PO Zoetermeer gevestigd aan de Oostergo 31, (2716 AP), Zoetermeer;
Stichting SWV PO Aan den IJssel gevestigd aan De Linie 3m (2905 AX), Capelle aan den IJssel;
Stichting SWV VO Walcheren gevestigd aan de Weyevlietplein 7, (4385 CH),
Vlissingen;
Stichting SWV PO Kind op 1 gevestigd aan de Deestraat 3, (4458 AJ), ’s-Heer
Arendskerke;
Coop SWV PVO Oosterschelde gevestigd aan de Stationspark 39, (4462 DZ), Goes;
Stichting PO Brabantse Wal gevestigd aan de Rijtuigenweg 12, (4611 EL) Bergen op Zoom;
Stichting VO Brabantse Wal gevestigd aan de Rijtuigenweg 12, (4611 EL) Bergen op Zoom;
Stichting SWV PO Roosendaal-Moerdijk gevestigd aan de Rector Hellemonsstraat 1, (4702 RG), Roosendaal;
Stichting SWV VO Roosendaal EO, gevestigd aan de Rector Hellemonsstraat 1,
(4702 RG), Roosendaal;
Vereniging RVS Breda E.O. PO gevestigd aan de Heerbaan 250 (4817 NL), Breda;
Stichting SWV VO RSV Breda E.O. gevestigd aan de Sibeliuslaan 13, (4837 CA), Breda;
Stichting SWV Plein 013 gevestigd aan de J. Asselbergseweg 38, (5026 RR), Tilburg;
Stichting SWV PO De Meierij gevestigd aan de Hervensebaan 9, (5232 JL),
‘s-Hertogenbosch;
Stichting SWV VO De Meierij gevestigd aan de Hervensebaan 9, (5232 JL),
‘s-Hertogenbosch;
Vereniging SWV PO 3006 gevestigd aan de Cereslaan 2, (5384 VT), Heesch;
Stichting SWV VO 3006 gevestigd aan de Cereslaan 2, (5384 VT), Heesch;
Vereniging SWV Helmond-Peelland gevestigd aan de Panovenweg 16, (5708 HR),
Helmond;
Stichting SWV VO Helmond Peeland VO, gevestigd aan de Deurneseweg 13, (5709
AH) Helmond;
Stichting SWV VO De Langstraat gevestigd aan de Dodenauweg 2, (5171 NG)
Kaatsheuvel;
Stichting SWV PO Langstr Heusden Altena gevestigd aan de Dodenauweg 2, (5171 NG) Kaatsheuvel;
Stichting SWV PO Noord-Limburg gevestigd aan de Wylrehofweg 11, (5912 PM),
Venlo;
Stichting SWV VO Noord-Limburg gevestigd aan de Wylrehofweg 11, (5912 PM),
Venlo;
Vereniging SWV PO Midden-Limburg gevestigd aan de In de Neerakker 2, (6093 ZG) Heythuysen;
Stichting SWV VO Midden-Limburg gevestigd aan de Jagerstraat 2, (6042 KA),
Roermond;
Stichting SWV PO Weert-Nederweert gevestigd aan de Molenakkerdreef 103, (6003BD), Weert;
Stichting SWV PO Westelijke Mijnstreek gevestigd aan de Eloystraat la, (6166 XM), Geleen;
Stichting SWV VO Westelijke Mijnstreek gevestigd aan de Nieuw Eyckholt 290e,
(6419 DJ), Heerlen;
Stichting SWV PO Maastricht-Heuvelland, gevestigd aan de Nieuw Eyckholt 290e,
(6419 Di), Heerlen;
Stichting SWV VO Maastricht-Heuvelland & Parkstad, gevestigd aan de Nieuw
Eyckholt 290e, (6419 Di), Heerlen;
Stichting SWV P0 Parkstad gevestigd aan de Nieuw Eyckholt 290e, (6419 Di),
Heerlen;
Stichting SWV VO Maastricht- Heuvelland & Parkstad gevestigd aan de Nieuw
Eyckholt 290e, (6419 Di), Heerlen.

Voetnoten

1.Zie de Bijlage bij deze uitspraak voor een overzicht van alle deelnemende samenwerkingsverbanden.
2.Voorheen: de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs.
3.Op 19 september 2024 hebben de gemachtigden van de samenwerkingsverbanden medegedeeld dat Stichting SWV VO Portvolio uit Tilburg zich heeft teruggetrokken uit de procedure.
4.Tweede Kamer, vergaderjaar 2022-20223, 23 200 VIII, nr. 103. Hierin is opgeroepen om bovenmatige reserves bij samenwerkingsverbanden terug te dringen.
5.Uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 26 maart 2024, ECLI:NL:CBB:2024:190.
6.Tweede Kamer, vergaderjaar 2022-2023, 31 497, nr. 467.
7.Staatscourant 2023, 27195, blz. 20, en Staatscourant 2023, 31906, blz. 4.
8.Dit artikel is gelet op de schakelbepaling van artikel 122, vijfde lid, van de WPO ook van toepassing op samenwerkingsverbanden.