ECLI:NL:RBMNE:2025:431

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
16/261186-24; 16/241997-24 (gev. ttz); 16/015124-23 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met vuurwapen, wapenbezit en openbare aanstootgevende handelingen

Op 14 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 augustus 2024 in Almere zijn buren heeft bedreigd met een vuurwapen. De verdachte heeft meerdere keren geschoten in de woonwijk, wat leidde tot grote angst bij de slachtoffers. Daarnaast had hij verschillende wapens en patronen in zijn bezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich ook op 28 juli 2024 op een openbaar treinstation in [plaats 2] volledig heeft ontkleed, wat als aanstootgevend werd beschouwd. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, wapenbezit en het verrichten van aanstootgevende handelingen in het openbaar. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 239 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaar. Tevens is er een contactverbod opgelegd met de slachtoffers, dat dadelijk uitvoerbaar is. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één maand toegewezen, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/261186-24; 16/241997-24 (gev. ttz); 16/015124-23 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende op de [verblijfplaats] ,
aan de [adres] , [postcode] te [plaats 1] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.E. Hooydonk en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R.G.M. Rijkhoff, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De rechtbank nummert de bij dagvaarding met parketnummer 16/241997-24 ten laste gelegde feiten als de feiten 4 en 5.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1
op 13 augustus 2024 in Almere [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en andere buurtbewoners heeft bedreigd door met een (vuur)wapen een of meerdere keren in een woonwijk te schieten;
feit 2
op 13 augustus 2024 in Almere een vuurwapen of gaspistool en 53 scherpe patronen voorhanden heeft gehad;
feit 3
op 13 augustus 2024 in Almere een enkelloops kogelgeweer voorhanden heeft gehad;
feit 4
op 28 juli 2024 te [plaats 2] opzettelijk op het centraal station in [plaats 2] een handeling heeft verricht die aanstotelijk was voor de eerbaarheid, namelijk zich volledig ontkleden;
feit 5
op 28 juli 2024 te Hilversum opzettelijk, zonder noodzaak, veelvuldig naar 112 heeft gebeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de officier van justitie partiële vrijspraak gevorderd van “een of meer thans onbekend gebleven buurtbewoner(s), wonende op of rondom de [straat] in [plaats 3] ”.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte door middel van het schieten (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het bedreigen van aangevers of andere buurtbewoners.
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw een formeel verweer aangevoerd, namelijk dat zich in het dossier geen vordering van de officier van justitie en de daaropvolgende machtiging van de rechter-commissaris bevindt, als bedoeld in artikel 126nd lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), die zien op de opnames van de 112-gesprekken.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen t.a.v. het onder 1 tenlastegelegde [1]
In het
proces-verbaal van aangiftevan 13 augustus 2024 heeft aangever [slachtoffer 1] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, verklaard:
Op 13 augustus 2024 was ik in mijn woning aan de [straat] [nummeraanduiding 1] te [plaats 3] . Ik hoorde dat er werd aangebeld bij mijn woning. Ik hoorde dat er een man aan het schreeuwen was. Het betrof de buurman van ongeveer drie of vier huizen verderop. Ik herkende het geschreeuw van de buurman. Ik hoorde dat er hard op de deur geklopt werd. Via het raam van de voordeur zag ik de buurman staan. Ik zag dat de buurman een vuurwapen in zijn hand had. Ik zag dat de buurman het vuurwapen in zijn linker hand vasthield. Ik zag dat de buurman met het vuurwapen tegen de deur aan sloeg. Ik hoorde de buurman steeds roepen dat wij naar beneden moesten komen. Ik zag dat het vuurwapen een glock betrof, een handvuurwapen. Ik was op dat moment zo bang en voelde mij zo bedreigd. Ik was bang dat ik mogelijk doodgeschoten zou worden door de buurman. Toen de buurman wegliep richting zijn eigen woning hoorde ik dat de buurman een schot loste. Ik hoorde namelijk een harde knal. [2]
In het
proces-verbaal van aangiftevan 14 augustus 2024 heeft aangever [slachtoffer 2] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, verklaard:
Op 13 augustus 2024 werd ik bedreigd. Ik was in mijn woning aan de [straat] [nummeraanduiding 1] te [plaats 3] . Ik hoorde dat er getikt werd op de ruiten van mijn woning. Ik zag dat er een meneer voor de deur stond met een pistool. Ik hoorde een seconde later een schot. Ik was op dat moment doodsbang. Ik herkende de meneer met het pistool, omdat ik hem vaker gezien heb en omdat hij eens eerder aan de deur is gekomen. Ik weet dat de meneer drie huizen verderop woont. [3]
In het
proces-verbaal van bevindingenvan 14 augustus 2024 heeft verbalisant [verbalisant 1] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, geverbaliseerd:
Ik heb een onderzoek ingesteld naar videomateriaal afkomstig van de [straat] [nummeraanduiding 3] te [plaats 3] . De aangeleverde camera beelden zijn van 13 augustus 2024.
23:41:15 uur: Persoon loopt op straat. Persoon heeft in linkerhand een zwart voorwerp vast. Er is te zien dat er een lichtflits uit het zwarte voorwerp kwam. Tevens is er één knal te horen.
23:41:21 uur: Persoon is verder de straat in gelopen. Er is voor een tweede keer een lichtflits te zien en één knal te horen.
23:41:41 uur: Persoon heeft zwarte voorwerp inmiddels in rechterhand en richt het voorwerp naar voren. [4]
Ter terechtzittingvan 31 januari 2025 heeft verdachte onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, verklaard:
Ik ben op 13 augustus 2024 met een vuurwapen in mijn hand naar de buren gelopen, omdat ik boos op hen was. De politie hielp mij niet, dus ben ik die avond zelf mijn recht gaan halen. Ik heb toen een aantal keren bij de buren aangebeld. Het klopt dat ik degene ben op de camerabeelden in het dossier, die schietend door de straat loopt. Ik heb inderdaad schoten met het vuurwapen gelost. Ik heb toen naar boven en naar voren gericht.
4.3.2
Bewijsoverweging t.a.v. het onder 1 tenlastegelegde
Of het onder 1 tenlastegelegde leidt tot een bedreiging in de zin van artikel 285 Wetboek van Strafrecht (Sr) hangt volgens de Hoge Raad af van de vraag of de aangevers daadwerkelijk van de bedreiging op de hoogte waren en deze van dien aard was en onder zodanige omstandigheden heeft plaatsgevonden, dat bij hen in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat de bedreiging ten uitvoer zou kunnen worden gelegd. Niet is vereist dat bij de aangevers daadwerkelijk vrees voor de aantasting van de persoonlijke vrijheid is ontstaan. Voldoende is dat de bedreiging in het algemeen geschikt is om de vrees voor een inbreuk op de persoonlijke vrijheid teweeg te brengen.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 13 augustus 2024 met een vuurwapen in zijn handen naar de woning van zijn buren, aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , is gelopen, omdat hij boos op hen was. Hij heeft daar vervolgens met dat wapen op de deur van hun woning geklopt. Beide aangevers hebben verklaard het vuurwapen in de handen van verdachte te hebben gezien terwijl verdachte steeds bleef roepen dat de aangevers naar beneden moesten komen. De aangevers deden de deur niet open. Hierna heeft verdachte op straat meerdere keren met het vuurwapen geschoten. Door deze handelingen (achter elkaar) uit te voeren, kan het niet anders dan dat die handelingen van verdachte gericht waren op het bang maken van aangevers dat hen wat aangedaan zou worden. De rechtbank concludeert daarom dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte door meerdere keren te schieten in de woonwijk opzet heeft gehad op het bedreigen van de aangevers.
De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen niet vaststellen dat er ook andere, onbekend gebleven, buurtbewoners zich bedreigd hebben gevoeld door de handelingen van verdachte en zal verdachte voor dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
4.3.3
Bewijsmiddelen t.a.v. het onder 2 en 3 tenlastegelegde
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 januari 2025;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 15 augustus 2024, genummerd PL0900-2024255816-17, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , beiden werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, pagina’s 17 en 18;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [straat] [nummeraanduiding 2] [plaats 3] ) van 19 augustus 2024, genummerd PL900-2024255816-20, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, pagina 58 tot en met 60;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 25 september 2024, genummerd PL0900-2024255816-38, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, pagina’s 33 tot en met 37.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
4.3.4
Bewijsmiddelen t.a.v. het onder 4 tenlastegelegde [5]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 4 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 januari 2025;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 juli 2024, genummerd PL0900-2024238415-4, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , beiden werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, pagina’s 5 en 6.
4.3.5
Bewijsmiddelen t.a.v. het onder 5 tenlastegelegde
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 5 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 januari 2025;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 juli 2024, genummerd PL0900-2024238415-4, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , beiden werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, pagina 5;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 juli 2024, genummerd PL0900-2024238415-8, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 8] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, pagina 14.
4.3.6
Bewijsoverweging t.a.v. het onder 5 tenlastegelegde
Nu de rechtbank volstaat met voorgaande opsomming, komt zij niet toe aan het door de raadsvrouw gevoerde verweer.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 13 augustus 2024 te [plaats 3] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , wonende op of rondom de [straat] in [plaats 3] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, door met een vuurwapen meerdere keren te schieten in voornoemde woonwijk;
feit 2
op 13 augustus 2024 te [plaats 3] een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Walther, model P22 kaliber 9 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en munitie van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten 53 scherpe patronen, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad;
feit 3
op 13 augustus 2024 te [plaats 3] een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een enkelloops kogelgeweer van het merk Savage, model 1903, kaliber.22 Short, Long en LR, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, voorhanden heeft gehad;
feit 4
op 28 juli 2024 te [plaats 2] opzettelijk in het openbaar, te weten op het centraal station in [plaats 2] een handeling die aanstotelijk was voor de eerbaarheid heeft verricht, te weten zich volledig te ontkleden;
feit 5
op 28 juli 2024 te Hilversum opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, door veelvuldig naar 112 te bellen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 2 en feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 4
het opzettelijk in het openbaar handelingen verrichten die aanstotelijk zijn voor de eerbaarheid;
feit 5
opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Uit de rapporten die over verdachte zijn uitgebracht blijkt niet dat de feiten in zijn geheel niet aan hem kunnen worden toegerekend. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, waarvan 239 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en oplegging van de bijzondere voorwaarden, zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering in het advies van 24 oktober 2024. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte een 38v-maatregel in de vorm van een contactverbod met beide aangevers op te leggen voor de maximale duur van 5 jaar, waarbij er per overtreding een gevangenisstraf van 2 weken wordt opgelegd met een maximum van 6 maanden. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd om de 38v-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten verminderd aan verdachte dienen te worden toegerekend. De raadsvrouw heeft daarom bepleit om verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, dan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van het gevorderde contactverbod met de beide aangevers gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte is met een vuurwapen in zijn hand naar de aangevers, zijn buren, gegaan en heeft hen bedreigd. Zij waren doodsbang dat hen iets aangedaan zou worden. Ook had hij wapens voor zijn raam staan met een geschreven boodschap aan zijn buren. Met die boodschap en doordaadwerkelijk op straat, in een woonwijk, te schieten heeft hij bij zijn buren angst en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt. Daarnaast heeft verdachte zich volledig uitgekleed op het treinstation [plaats 2] , een openbare plek waar op dat moment ook mensen stonden te wachten op de trein. Verdachte heeft, ook door luid te schreeuwen, die mensen ongevraagd geconfronteerd met zijn ontblote lichaam. Tot slot heeft verdachte veelvuldig naar 112 gebeld, terwijl daarvoor geen noodzaak bestond. Het spreekt voor zich dat het van levensbelang is dat een dergelijke alarmlijn vrij blijft voor noodgevallen. In al zijn handelen heeft verdachte zijn eigen behoeften voorop gesteld, zonder daarbij rekening te houden met anderen.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank allereerst rekening gehouden met een uittreksel van de justitiële documentatie betreffende verdachte van 12 december 2024, waaruit blijkt dat verdachte in 2023 reeds onherroepelijk is veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en daarvan in een proeftijd liep Dit heeft verdachte niet weerhouden de onderhavige bewezen verklaarde feiten te plegen.
Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op een psychologisch NIFP-rapport van 10 oktober 2024. Hieruit volgt dat er bij verdachte sprake is van psychische stoornissen, namelijk symptomen van een autismespectrumstoornis, depressie en persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek. Er wordt geadviseerd om de onder 4 en 5 bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Ten aanzien van feit 1 heeft de psycholoog aangegeven dat de mate van toerekenen niet kan worden verklaard omdat hij hier verder niet over heeft verklaard. Ten aanzien van de feiten 2 en 3 (wapenbezit) heeft de psycholoog opgeschreven dat de doorwerking van de stoornissen moeilijk is te bepalen maar dat verdachte zich goed bewust was van het feit dat hij deze wapens in huis had ter afschrikking.
Het risico op herhaling wordt ingeschat als hoog, omdat verdachte van mening is dat iedereen zich tegen hem keert, hij geen levenslust meer heeft, wraaklustig is en zijn frustraties zich opstapelen. Gelet op het voorgaande wordt een klinische behandeling in een GGZ-instelling geadviseerd, middels bijzondere voorwaarden bij de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel en eventueel een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. Daarna zou naar ambulante hulpverlening kunnen worden toegewerkt.
De rechtbank volgt de conclusie van de psycholoog ten aanzien van de stoornis en het recidiverisico.
Verdachte heeft ter zitting wel verklaard over zijn gedragingen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde, hoewel dit geen bekennende verklaring was. Omdat het aannemelijk is dat de depressie en de persoonlijkheidsstoornis ook bij de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde handelingen een rol speelden, komt de rechtbank tot het oordeel dat alle bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van een reclasseringsadvies van [instelling] van 24 oktober 2024. Hieruit blijkt dat er bij verdachte sprake is van instabiliteit op alle leefgebieden, waarbij de grootste risicofactoren worden gezien in zijn psychosociaal functioneren en problematiek alcoholgebruik. De reclassering heeft zich aangesloten bij het bovengenoemde advies van de psycholoog en ziet een klinische opname als enige mogelijkheid om gedragsverandering te bewerkstelligen. De reclassering schat het recidiverisico in op hoog en adviseert daarom een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: 1) meldplicht bij reclassering, 2) gedragsinterventie middelengebruik, 3) klinische opname in een zorginstelling, 4) drugsverbod en 5) alcoholverbod.
Ter terechtzitting van 31 januari 2025 is de nieuwe toezichthouder van verdachte, mevrouw [A] als deskundige gehoord. Zij heeft verklaard dat verdachte sinds december 2024 op de [verblijfplaats] is geplaatst, maar de vraag is of verdachte daar wel op de juiste plek zit. Het advies luidt om de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, aan verdachte op te leggen en hem gedurende een jaar klinisch te laten opnemen in een instelling waarbij het beveiligingsniveau hoger is, zoals een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK). De wachttijden hiervoor zijn tussen de vier à vijf maanden. Verdachte zou in de [verblijfplaats] kunnen blijven tot er een plek beschikbaar is in de FPK. Dit zou vervolgens kunnen worden opgevolgd door ambulante behandeling.
Verdachte heeft tot slot ter terechtzitting van 31 januari 2025 verklaard dat hij liever in detentie zit dan meewerkt aan een klinische opname. Hij is wel bereid om mee te werken aan ambulante behandeling en de overige bijzondere voorwaarden.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan de ernst van de feiten laten meewegen en de recidive ten aanzien van bedreiging. Gelet hierop kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Aangezien verdachte reeds enige tijd in voorarrest heeft doorgebracht en de rechtbank het van belang acht dat de behandeling van verdachte voorop wordt gesteld, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijk gedeelte gelijk wordt gesteld aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Om de ernst van de feiten te benadrukken, zal de rechtbank wel een fors voorwaardelijk strafdeel aan verdachte opleggen. In tegenstelling tot verdachte, is de rechtbank het met de psycholoog, de reclassering en zijn toezichthouder eens dat een opname in een klinische setting noodzakelijk is, gelet op zijn houding en problematiek. Daarom zal de rechtbank bij de gevangenisstraf tevens de bijzondere voorwaarden opleggen, zoals die zijn geadviseerd in het reclasseringsadvies van 24 oktober 2024. Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 239 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, met oplegging van de eerdergenoemde bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaren passend en geboden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Gelet op de inhoud van het NIFP rapport en het reclasseringsadvies is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Dat is de reden dat de rechtbank de proeftijd heeft vastgesteld op drie jaren Zij zal ook bevelen dat de bijzondere voorwaarden die aan verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Tevens zal de rechtbank een vrijheidsbeperkende maatregel opleggen, waarin zij zal opnemen dat verdachte zich onthoudt van direct of indirect contact met slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van 5 jaren. Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, zal vervangende hechtenis voor de duur van maximaal 2 weken per overtreding van de maatregel worden opgelegd, met een maximale (totale) duur van 6 maanden. Gelet op de stellige houding van verdachte waarbij hij de schuld telkens externaliseert, in combinatie met het feit dat hij geen levenslust meer heeft en nog steeds kampt met wraakgevoelens, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en zich mogelijk belastend zal gedragen jegens beide slachtoffers. Daarom zal zij bevelen dat ook deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Tot slot zal de rechtbank bevelen dat het geschorste bevel voorlopige hechtenis wordt opgeheven.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om alle onder verdachte in beslag genomen voorwerpen te onttrekken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat verdachte het luchtbukswapen graag terug wil. Ten aanzien van de overige in beslag genomen voorwerpen heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte onder 1 tot en met 3 begane feiten, aangetroffen. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de vordering tot tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 16/015124-23 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één maand.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de politierechter te rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 7 december 2023 is onder parketnummer 16/015124-23 aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer worden gelegd.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 38v, 38w, 57, 142, 254b, 285 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 360 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 239 dagen, nietzal worden ten uitvoer gelegd,
tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 3 (drie) jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als
bijzondere voorwaardengelden dat verdachte:
* zich na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht. De reclassering zal voor de eerste afspraak contact opnemen met verdachte;
* zal actief deelnemen aan de gedragsinterventie leefstijltraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training wordt gevolgd. Verdachte zal zich daarbij houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
* zal zich laten opnemen in [.] , of een soortgelijke instelling, eventueel gevolgd door een nader te bepalen forensisch psychiatrische kliniek (FPK) voor de maximale duur van één jaar of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Verdachte zal zich daarbij houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling voor de behandeling zal geven. Gelet op de problematiek van verdachte kan het innemen van medicijnen hieronder vallen, indien de zorginstelling dat nodig acht. Indien de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst acht, zal verdachte meewerken aan de indicatiestelling en plaatsing;
* zal zich onthouden van het gebruik van drugs en zal meewerken aan controle op dit verbod middels urineonderzoek, waarvan de frequentie zal worden bepaald door de reclassering;
* zal zich onthouden van het gebruik van alcohol en zal meewerken aan controle op dit verbod middels urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest), waarvan de frequentie zal worden bepaald door de reclassering;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
  • legt aan verdachte op de
  • beveelt dat verdachte
 [slachtoffer 1] , geboren op [1993] ;
 [slachtoffer 2] , geboren op [2001]
;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
- bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van maximaal 2 (twee) weken hechtenis, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
- omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens bepaalde personen, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van strafrecht, dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Wapen (omschrijving: PL0900-2024255816-3388611, Daisy Model);
  • 1 STK Wapen (omschrijving: PL0900-2024255816-3388612, bruin);
  • 1 STK Stiletto (omschrijving: PL0900-2024255816-3388613, zilver);
  • 1 STK Wapen (omschrijving: PL0900-2024255816-3388614, bruin met zwart);
  • 1 STK Wapen (omschrijving: PL0900-2024255816-3388615, bruin);
  • 1 STK Wapen (omschrijving: PL0900-2024255816-3388616, zwart met bruin);
  • 1 STK Munitie (omschrijving: PL0900-2024255816-3388855);
  • 1 STK Munitie (omschrijving: PL0900-2024255816-3388857);
  • 1 STK Munitie (omschrijving: PL0900-2024255816-3388858);
  • 1 STK Munitie (omschrijving: PL0900-2024255816-3388860);
  • 1 STK Munitie (omschrijving: PL0900-2024255816-3388862);
  • 1 STK Munitie (omschrijving: PL0900-2024255816-3388865);
  • 1 STK Pistool (omschrijving: PL0900-2024255816-3388866);
  • 1 DS Doos (omschrijving: PL0900-2024255816-3388867);
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/015124-23
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, bij vonnis van 7 december 2023 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
Voorlopige hechtenis
- heft op geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. van Meer , voorzitter, mrs. A.M. Loots en T. van Haaren-Paulus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.R.V. Joerawan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 februari 2025.
De jongste en oudste rechter, en de griffier zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
onder parketnummer 16/261186-24
1.
hij op of omstreeks 13 augustus 2024 te Almere, althans in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer thans onbekend gebleven buurtbewoner(s), wonende op of rondom de [straat] in Almere, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een (vuur)wapen een of meerdere keren te schieten in voornoemde woonwijk;
2.
hij op of omstreeks 13 augustus 2024 te Almere, althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen of gaspistool, van het merk Umarex, type Walther, kaliber P22, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of munitie van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten 53 scherpe patronen, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 13 augustus 2024 te Almere, althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, enkelloops kogelgeweer, gelet op de uiterlijke kenmerken van het merk Savage, model 1903, kaliber.22 Short, Long en LR, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool,
voorhanden heeft gehad;
onder parketnummer 16/015124-23
1.
hij op of omstreeks 28 juli 2024 te [plaats 2] opzettelijk in het openbaar, te weten op het centraal station in [plaats 2] een of meer handelingen die aanstotelijk waren voor de eerbaarheid heeft verricht, te weten zich volledig te ontkleden;
2.
hij op of omstreeks 28 juli 2024 te Hilversum , althans in Nederland, opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, door veelvuldig, althans meermalen, naar 112 te bellen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 januari 2025, genummerd PL0900-2024255936, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 74. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 29 en 30.
3.Pagina 46.
4.Pagina 96 tot en met 98.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 september 2024, genummerd PL0900-2024238415, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 40. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.