In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 30 juli 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. De eiser, mr. [eiser] MRE, heeft beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Laren, verweerder. De zitting vond plaats op 23 juni 2025, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van verweerder, de heer Beek, aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek na de zitting gesloten, maar eiser heeft verzocht om heropening, wat door de rechtbank is afgewezen.
De rechtbank oordeelt dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn beroep omdat hij het griffierecht niet tijdig heeft betaald. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het instellen van beroep. Eiser heeft weliswaar een beroep op betalingsonmacht gedaan, maar heeft geen afdoende onderbouwing gegeven van zijn financiële situatie. De rechtbank heeft eiser meerdere keren in de gelegenheid gesteld om een machtiging te overleggen, maar dit is niet gebeurd. Hierdoor is de identiteit van de cliënt namens wie het beroep is ingesteld niet tijdig bekendgemaakt, wat ook leidt tot niet-ontvankelijkheid.
Daarnaast heeft eiser verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens de lange duur van de procedure, maar dit verzoek is afgewezen omdat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat eiser daadwerkelijk namens [onderneming] B.V. beroep wenste in te stellen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen toereikende machtiging is overgelegd en dat eiser in verzuim is geweest. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de rechter was verhinderd om deze te ondertekenen.