ECLI:NL:RBMNE:2025:417

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
11373318
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betalingsachterstand zorgverzekeringspremie en de gevolgen van wetswijzigingen voor betalingsverplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen N.V. Univé Zorg en een gedaagde partij met betrekking tot een betalingsachterstand in zorgverzekeringspremies. De gedaagde had een zorgverzekeringsovereenkomst met Univé en had over de periode van 2016 tot en met 2021 een betalingsachterstand opgebouwd van € 3.100,09. Univé vorderde betaling van € 2.342,45, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde stelde dat hij niet meer verplicht was om de premies te betalen vanwege een wetswijziging, maar kon deze stelling niet onderbouwen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde zijn betalingsverplichtingen niet kon ontlopen, ondanks zijn financiële problemen. De rechter heeft de vordering van Univé grotendeels toegewezen, met inachtneming van de gedane betalingen door de gedaagde. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het resterende bedrag aan hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11373318 \ MC EXPL 24-6991
Vonnis van 19 februari 2025
in de zaak van
N.V. UNIVÉ ZORG,
te Arnhem,
eisende partij,
hierna te noemen: Univé,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 oktober 2024 met producties 1-5;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek.
1.2.
[gedaagde] heeft geen conclusie van dupliek genomen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft een zorgverzekeringsovereenkomst met Univé afgesloten.
2.2.
De zorgverzekeringspremie moet iedere maand bij vooruitbetaling worden betaald.
2.3.
[gedaagde] heeft over de periode 2016 tot en met 2021 een betalingsachterstand laten ontstaan in de betaling van de zorgverzekeringspremie en overige gemaakte zorgkosten.

3.Het geschil

3.1.
Univé vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om aan Univé te betalen € 2.342,45 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2024 en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Volgens Univé heeft [gedaagde] over de periode 2017 tot en met 2021 de verzekeringspremie en overige zorgkosten niet volledig betaald. In deze procedure vordert Univé betaling daarvan, te vermeerderen met rente en kosten.
3.3.
[gedaagde] stelt dat hij de vordering wel wil betalen, maar dat hij graag meer duidelijkheid wil over de vraag of hij de premies überhaupt wel moet betalen. Het CAK heeft hem namelijk verteld dat hij door een wetswijziging alle openstaande premies niet meer hoeft te betalen. Verder heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij zeven jaar geleden in financiële problemen is geraakt.

4.De beoordeling

4.1.
Univé vordert betaling van € 2.342,45. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
  • € 3.100,09 aan hoofdsom (de verzekeringspremie en zorgkosten);
  • € 511,85 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw;
  • € 0,45 aan wettelijke rente tot en met 17 oktober 2024;
  • verminderd met € 1.269,94 aan gedane betalingen.
4.2.
De kantonrechter heeft begrip voor de financiële problemen van [gedaagde] . Maar dit leidt er niet toe dat hij zijn betalingsverplichtingen uit de zorgverzekeringsovereenkomst met Univé niet meer hoeft na te komen.
4.3.
[gedaagde] heeft niet betwist dat hij in de jaren 2017 tot en met 2021 een betalingsachterstand van € 3.100,09 heeft laten ontstaan. [gedaagde] moet dit bedrag in beginsel aan Univé betalen, te verminderen met de betalingen die hij heeft gedaan. Deze betalingen worden verderop in dit vonnis besproken.
4.4.
[gedaagde] heeft gesteld dat het CAK hem heeft verteld dat alle openstaande zorgverzekeringspremies zouden worden kwijtgescholden als gevolg van een wetswijziging. Hij heeft daarvan echter geen enkele onderbouwing gegeven. En hij heeft, nadat Univé deze stelling bij repliek heeft weersproken, ook niet meer gereageerd. De kantonrechter zal aan deze stelling dan ook voorbijgaan, maar ten behoeve van [gedaagde] nog wel de hierna volgende toelichting geven.
4.5.
De kantonrechter begrijpt uit de reactie van [gedaagde] dat hij staat aangemeld bij het CAK. Vanaf de aanmelding hoeft [gedaagde] de lopende premie niet meer rechtstreeks aan Univé te betalen. Dit regelt het CAK. Wel betaalt [gedaagde] vanaf dat moment een zogenaamde bestuursrechtelijke premie aan het CAK. Deze bestuursrechtelijke premie bestaat uit de gemiddelde premie plus een ‘boete’. De bestaande schuld die [gedaagde] voorafgaand aan de aanmelding bij het CAK bij Univé heeft opgebouwd, blijft bestaan. Om die schuld gaat het in deze procedure. [gedaagde] blijft zelf aansprakelijk voor deze schuld. Als [gedaagde] deze schuld volledig aan Univé aflost dan zou het mogelijk zo kunnen zijn dat het CAK (een deel van de) openstaande bestuursrechtelijke premie kwijtscheldt. De medewerker van het CAK die [gedaagde] heeft gesproken zou hierop hebben kunnen gedoeld. [gedaagde] moet dit verder met het CAK bespreken. De kantonrechter kan daarover in deze procedure geen beslissing nemen.
4.6.
Univé vordert een vergoeding van € 511,85 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw. De toewijsbaarheid van deze vordering zal worden beoordeeld aan de hand van art. 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Univé heeft aan [gedaagde] op 29 januari 2022 een aanmaning gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten komt niet volledig voor toewijzing in aanmerking, omdat uit de dagvaarding volgt dat [gedaagde] een betaling van € 1.269,94 heeft gedaan en Univé niet heeft gesteld wanneer deze betaling heeft plaatsgevonden. Univé verwijst weliswaar naar productie 3, dat een specificatie zou bevatten van de betalingen na het verstrijken van de veertiendagentermijn uit de aanmaning van 29 januari 2022, maar in productie 3 staat dat er na het verstrijken van die termijn geen betalingen zijn ontvangen. Dat kan niet kloppen, omdat de aanmaning van 29 januari 2022 van hetzelfde bedrag aan hoofdsom uitgaat als de dagvaarding, terwijl in de dagvaarding een betaling van € 1.269,94 is opgenomen. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de betaling binnen de veertiendagentermijn heeft plaatsgevonden en ook bestemd was als aflossing op de hoofdsom.
4.7.
Het voorgaande betekent dat er een bedrag van € 1.830,15 aan hoofdsom resteert
(€ 3.100,09 - € 1.269,94). De kantonrechter zal [gedaagde] veroordelen om dit bedrag aan Univé te betalen.
4.8.
De buitengerechtelijke incassokosten zullen worden gebaseerd op de toewijsbare hoofdsom van € 1.830,15, zodat een bedrag van € 332,17 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw wordt toegewezen.
4.9.
[gedaagde] is tot slot wettelijke rente over de betalingsachterstand verschuldigd. Het bedrag van € 0,45 berekend tot en met 17 oktober 2024 heeft [gedaagde] niet betwist en is daarom toewijsbaar. [gedaagde] moet ook de rente over de resterende hoofdsom vanaf 18 oktober 2024 tot de voldoening betalen.
4.10.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Univé worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
372,00
- salaris gemachtigde
306,00
(1,5 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
917,39

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Univé te betalen:
  • € 1.830,15 aan hoofdsom;
  • € 332,17 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw;
  • € 0,45 aan wettelijke rente tot en met 17 oktober 2024;
  • de wettelijke rente van artikel 6:119 BW over de hoofdsom vanaf 18 oktober 2024 tot de voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 917,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.
45353