ECLI:NL:RBMNE:2025:4146

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 augustus 2025
Publicatiedatum
1 augustus 2025
Zaaknummer
16/237149-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in openlijke geweldpleging tijdens confrontatie tussen Syrische jongens

Op 1 augustus 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging op 20 juli 2024 in Amersfoort. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer en vond plaats in Utrecht. Tijdens de zitting op 11 juli 2025 werd het onderzoek gesloten op 1 augustus 2025. De officier van justitie beschuldigde de verdachte ervan betrokken te zijn bij een gewelddadige confrontatie tussen twee groepen Syrische jongens, waarbij meerdere slachtoffers gewond raakten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan het geweld. De rechtbank benadrukte dat enkel aanwezig zijn in een groep die geweld pleegt niet voldoende is om als medeplichtigheid te worden aangemerkt. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde openlijke geweldpleging, omdat er geen bewijs was dat hij geweldshandelingen had verricht of wapens bij zich had. De benadeelde partijen, die schadevergoeding vorderden, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het strafbare feit. De rechtbank legde de kosten van de benadeelde partijen op aan de verdachte, maar deze werden begroot op nihil.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/237149-24 (P)
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 augustus 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] (Syrië),
ingeschreven op het adres: [adres] , [postcode] in [plaats] ,
hierna: verdachte.

1.ZITTING

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 11 juli 2025. Het onderzoek is met toestemming van partijen enkelvoudig gesloten op 1 augustus 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de officier van justitie: mr. M. de Nooij;
  • de advocaat van verdachte: mr. J.J.J. Zwaan;(vul naam advocaat in met voorletters)
  • de benadeelde partijen: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
  • de advocaat van de benadeelde partijen: mr. F.M. van der Leij.

2.INLEIDING

Op 20 juli 2024 heeft een confrontatie plaatsgevonden op [straat] in Amersfoort tussen twee groepen Syrische jongens naar aanleiding van een conflict tussen [slachtoffer 1] (een van de aangevers) en medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ). De aanleiding van dit conflict zou zijn gelegen in een voorval tussen [medeverdachte 1] en het zusje van [slachtoffer 1] in een [naam] eerder op de avond.
Na dit voorval hebben [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] contact met elkaar gehad, waarbij is afgesproken elkaar te treffen. [medeverdachte 1] heeft zijn locatie daartoe gedeeld, waarna [slachtoffer 1] samen met negen andere personen naar deze locatie is toegekomen. [medeverdachte 1] heeft in de portiek van zijn woning met vier andere personen (te weten verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] ) op de komst van [slachtoffer 1] gewacht. [medeverdachte 1] heeft verklaard bij de politie dat hij op dat moment een mesje in zijn broekzak had. Op camerabeelden van de portiek is te zien dat [medeverdachte 3] een grote houten stok bij zich had, dat [medeverdachte 2] iets in zijn mouw verstopt had zitten en dat [medeverdachte 4] een groot mes bij zich droeg.
Vervolgens vindt er buiten de portiek op straat een confrontatie plaats tussen de twee groepen. Van deze confrontatie zijn videobeelden, waarop een deel van het incident te zien is.
Na afloop van de confrontatie treft de politie vijf gewonde personen aan uit de groep van aangevers, te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] . [slachtoffer 1] had onder meer een steekwond op zijn rug, [slachtoffer 2] had onder meer een snijwond in zijn rug, [slachtoffer 3] had onder meer een diepe snijwond in zijn bovenarm, [slachtoffer 4] had snijwonden in zijn rechterhand en [slachtoffer 5] had een kleine snijwond op zijn borst.
Verdachte is zichtbaar op camerabeelden van de portiek en op beelden van een deel van de confrontatie. Hij is de persoon in een lange zwarte broek en een zwarte polo met witte randjes bij de kraag en de mouwen.
Vervolgens is het strafrechtelijk onderzoek gestart onder de naam 3T14Havik. Voor verdachte heeft dit onderzoek geleid tot de verdenking die hierna is weergegeven.

3.TENLASTELEGGING

De officier van justitie beschuldigt verdachte ervan dat hij, samengevat:
op 20 juli 2024 in Amersfoort (op [straat] ) zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , terwijl het door hem gepleegde geweld (zwaar) lichamelijk letsel als gevolg heeft gehad.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in de bijlage bij dit vonnis.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, omdat hij wel aanwezig was maar geen bijdrage heeft geleverd aan het openlijke geweld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat vindt net als de officier van justitie dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de openlijke geweldpleging en verzoekt de rechtbank om verdachte vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de advocaat is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde openlijke geweldpleging en zal verdachte daarvan vrijspreken. De rechtbank legt hierna uit waarom.
Voor een bewezenverklaring van het openlijk en in vereniging plegen van geweld moet vast komen te staan dat de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Niet is vereist dat deze bijdrage zelf van gewelddadige aard is. Daar staat tegenover dat de enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt niet zonder meer voldoende is om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. De rechtbank komt tot het oordeel dat dit niet het geval is.
Uit de beschikbare camerabeelden blijkt dat verdachte samen met de medeverdachten in de portiek lijkt te wachten op de groep van [slachtoffer 1] . Ook is op de beelden te zien dat hij aanwezig is geweest bij de openlijke geweldpleging. Niet te zien op de beelden is echter dat verdachte geweldshandelingen heeft verricht, wapens bij zich had of op een of andere manier (fysiek of verbaal) een bijdrage heeft geleverd aan het geweld of het voortduren daarvan. Op de beelden staat hij er slechts aan de zijkant bij. Dit wordt ook bevestigd door de (getuigen)verklaringen in dit dossier. Geen van de aangevers of getuigen verklaart over geweldshandelingen of een andere bijdrage aan het geweld door verdachte. De rechtbank kan dan ook niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat verdachte een bijdrage heeft geleverd aan het openlijk geweld.
Nu het enkel aanwezig zijn in een groep die geweld pleegt, en het daarmee getalsmatig versterken van de groep, volgens vaste rechtspraak niet voldoende is om als significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld te gelden, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de tenlastegelegde openlijke geweldpleging.

5.VORDERINGEN BENADEELDE PARTIJEN

De vorderingen
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] hebben zich gesteld als benadeelde partij.
[slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 15.255,06, bestaande uit € 255,06 aan materiële schade en € 15.000,- aan immateriële schade.
[slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 15.495,72, bestaande uit € 2.995,72 aan materiële schade en € 12.500,- aan immateriële schade.
[slachtoffer 3] vordert een bedrag van € 10.148,44, bestaande uit € 148,44 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade.
[slachtoffer 4] vordert een bedrag van € 13.024,88, bestaande uit € 419,15 aan materiële schade en
€ 12.500,- aan immateriële schade.
[slachtoffer 5] vordert een bedrag van € 7.033,24, bestaande uit € 5.033,24 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade.
De benadeelde partijen verzoeken de toe te kennen schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast verzoeken zij om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijke veroordeling van de verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank kan alleen een schadevergoeding toekennen als bewezen is dat de verdachte het strafbare feit dat met de schade verband houdt, heeft gepleegd. Zoals onder 4.3 is overwogen, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het feit waarvan verdachte beschuldigd wordt. De rechtbank zal de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] daarom niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering.
Op grond van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, waarin de ontvankelijkheidseisen zijn neergelegd, leidt een vrijspraak tot de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij. De rechtbank zal daarom niet, zoals door de advocaat van verdachte is verzocht, de vorderingen afwijzen. Afwijzing kan immers pas na een positieve beoordeling van de ontvankelijkheid van de vordering.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering, worden de benadeelde partijen in de kosten van verdachte veroordeeld, voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen hun vorderingen. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

5.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partijen
  • verklaart [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in hun vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M.H. van Ek, voorzitter, mr. I.G.C. Bij de Vaate en
mr. L.R.H. Koekoek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.S.M. van Duinkerken, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 augustus 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte is na nadere omschrijving van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 juli 2024 te Amersfoort openlijk, te weten, op of aan [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere, althans (een) perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ,
door meermalen, althans eenmaal
- met een mes althans een scherp en/of puntig voorwerp te steken en/of te snijden in het lichaam van die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ;
- met een stok, althans een hard voorwerp te slaan tegen het lichaam van die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] ;
- te duwen en/of te trekken en/of te slaan en/of te stompen op/aan/tegen het lichaam van die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5]
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten:
- een snijwond in de rechter bovenarm, althans het lichaam, van [slachtoffer 3] en/of
- een of meerdere (steek)wonden in de rechter hand van [slachtoffer 4] en/of
- een of meerdere steekwond(en) op de rechter borst, althans het lichaam, van [slachtoffer 5] en/of
- een of meerdere (steek)wonden in de rug en/of rechter onderarm, althans het lichaam, van [slachtoffer 2] .
- een geperforeerde long en/of schedelfractuur en/of een of meerdere steekwonden in rug, althans het lichaam, van [slachtoffer 1] .
(art 141 lid 1 en lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)