ECLI:NL:RBMNE:2025:4123

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
596481
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in gesloten jeugdhulp

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 28 juli 2025, wordt een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van een minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De kinderrechter oordeelt dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt belemmerd door opgroei- en opvoedingsproblemen, en dat minder ingrijpende maatregelen niet voldoende zijn gebleken. De minderjarige, geboren in 2010, heeft te maken met forse trauma- en hechtingsproblematiek, en eerdere interventies hebben niet geleid tot de gewenste verbetering. De ouders van de minderjarige steunen het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) voor een gesloten plaatsing, omdat de huidige open setting onvoldoende structuur en veiligheid biedt. De minderjarige zelf is bang voor een gesloten plaatsing, maar de kinderrechter concludeert dat een gesloten omgeving noodzakelijk is om haar veiligheid en stabiliteit te waarborgen. De kinderrechter machtigt de GI om de minderjarige uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor de duur van drie maanden, met ingang van 28 juli 2025. De kinderrechter hoopt dat de GI snel een geschikte plek vindt voor de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/596481 / JE RK 25-1076
Datum uitspraak: 28 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND, hierna: de GI,
gevestigd in Utrecht,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2010 in [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige] ,
advocaat mr. H.S.K. Jap A Joe.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna: de moeder,
wonende in [plaats 1] ,
[de vader], hierna: de vader,
wonende in [plaats 1] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 11 juli 2025;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 15 juli 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [minderjarige] met haar advocaat;
  • de vader;
- de moeder;
- [deskundige 1] namens de GI;
Aan [deskundige 2] van [instelling 1] is, na instemming door de overige aanwezigen, bijzondere toegang verleend. Zij is aanwezig als toehoorder.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft op de open behandelgroep de [groep] ) op het terrein van [instelling 1] in [plaats 2] .
2.3.
In de beschikking van 27 juni 2025 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 27 juni 2026. Verder heeft de kinderrechter in die beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor [minderjarige] bij een kleinschalige behandelgroep (24-uurs voorziening) met ingang van 27 juni 2025 tot 27 maart 2026.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een machtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden. Voor een onderbouwing van het verzoek, verwijst de kinderrechter naar het ingediende verzoekschrift.

4.De standpunten

De ouders
4.1.
De vader en de moeder van [minderjarige] staan achter het verzoek van de GI. De ouders geven aan dat de huidige open plek bij [instelling 1] onvoldoende structuur en veiligheid biedt voor [minderjarige] . Ze zien dat het gedrag van [minderjarige] niet verbetert en maken zich grote zorgen over haar risicovolle gedrag en de invloed van haar netwerk. De moeder benadrukt dat [minderjarige] belang heeft bij meer consequenties aan haar gedrag en rust, wat de open setting nu onvoldoende kan bieden. De vader erkent dat de situatie verdrietig is, maar geeft aan dat de huidige hulp niet toereikend is en dat [minderjarige] eerder baat heeft bij intensievere begeleiding. Beide ouders zien dat het moeilijk is om vooruitgang te boeken zolang [minderjarige] in haar huidige omgeving verblijft. Ze ondersteunen het verzoek tot een meer gesloten en gestructureerde plek, om zo een veilige en stabiele basis te creëren waar [minderjarige] kan herstellen en verder kan groeien.
[minderjarige]
4.2.
erkent dat haar gedrag niet altijd goed is. Zij wil graag een nieuwe kans krijgen om te verblijven bij de huidige instelling [instelling 1] , waar ze op dit moment één-op-één begeleiding krijgt. [minderjarige] geeft aan dat ze geleerd heeft van haar fouten en dat ze zich veiliger voelt bij de begeleiders die ze kent en vertrouwt. Ze is de afgelopen twee weken niet meer weggelopen en wil afspraken maken met de groepsleiding om beter om te gaan met haar gevoelens en impulsiviteit. Hoewel ze toegeeft dat ze nog incidenteel softdrugs gebruikt, benadrukt ze dat ze gemotiveerd is om naar dagbesteding te gaan en uiteindelijk ook weer naar school wil, ondanks het trauma dat haar schoolgang moeilijk maakt. [minderjarige] is bang voor een gesloten plaatsing en twijfelt of therapieën daar meer effect zullen hebben, omdat ze therapie-moe is. Ze wil vooral haar huidige plek behouden en haar vertrouwde begeleiders niet verliezen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1]
5.2.
[minderjarige] kampt met forse trauma- en hechtingsproblematiek, waarbij diverse ingrijpende gebeurtenissen in haar jeugd een belangrijke rol spelen. Ondanks meerdere interventies, zowel individueel als systemisch, en verschillende behandelvormen, is het niet gelukt om thuis en in de huidige instelling de noodzakelijke rust en veiligheid te bieden. De GI heeft onderzocht of Fier Friesland een passend plek is voor [minderjarige] , maar omdat er geen sprake is van intrinsieke motivatie voor een opname en het ontbreekt aan inzicht in eigen problematiek en bovendien voor Fier een wachtlijst van maanden bestaat, is een plek bij Fier op dit moment niet aan de orde.
5.3.
Gelet op de ernst van de problematiek en nu is gebleken dat minder ingrijpende maatregelen niet volstaan, is de kinderrechter van oordeel dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is om de veiligheid en stabiliteit van [minderjarige] te waarborgen. Eerder heeft de Raad uitgelegd dat geslotenheid niet passend is voor [minderjarige] omdat geslotenheid kan zorgen voor nog meer angst en trauma’s, maar toen is ook overwogen dat als de problematiek van [minderjarige] verergert en haar veiligheid of die van anderen in het geding komt, geslotenheid mogelijk wel passend zal zijn. [minderjarige] is na terugkomst vanuit de time-out locatie teruggegaan naar de [groep] van [instelling 1] met tijdelijke één-op-één begeleiding. Ook deze begeleiding is onvoldoende gebleken om de veiligheid van [minderjarige] te kunnen waarborgen en ervoor te zorgen dat zij haar behandeltraject doorloopt. Ook is de veiligheid van de groepsleiding en medebewoners in toenemende mate in het geding. [minderjarige] is meermaals wegelopen, heeft middelen gebruikt, agressief, dreigend en grensoverschrijdend gedrag vertoond en ook zijn er zorgen over seksueel risicovol gedrag. Dat [minderjarige] , zoals zij zelf aangeeft, een medewerker niet getrapt zou hebben maar alleen opstandig zou zijn geweest, maakt het algehele beeld dat uit de stukken naar voren komt niet noemenswaardig anders. Anders dan [minderjarige] heeft de kinderrechter er geen vertrouwen in dat met een nieuwe kans voor [minderjarige] of een voorwaardelijke machtiging het wel goed zal gaan op de open groep. De kinderrechter ziet namelijk een lange lijst met incidenten, terwijl al bekend was dat geslotenheid zou kunnen volgen. Ook de afgelopen week hebben volgens de GI zich nog incidenten voorgedaan. Ook volgt uit de stukken dat [minderjarige] impulsief is en de consequenties van haar gedrag niet voldoende kan overzien. Bovendien is de één-op-één begeleiding tijdelijk van aard en zou deze volgens de GI nog maximaal slechts een paar weken kunnen worden verlengd.
5.4.
[minderjarige] moet aan zichzelf kunnen werken in een omgeving waar zij rust vindt, niet meer kan weglopen en waar veel toezicht en hulp is. Dit biedt bovendien de mogelijkheid om binnen een veilige en begrensde omgeving aan haar behandeling te werken en hopelijk zo snel mogelijk weer naar school te gaan. Een gesloten omgeving is hiervoor noodzakelijk en passend.
5.5.
De kinderrechter machtigt de GI om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden. De kinderrechter hoopt hierbij dat de GI snel een geschikte gesloten plek voor [minderjarige] vindt, waarbij een plaatsing bij [instelling 2] de voorkeur lijkt te hebben.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 28 juli 2025
tot 28 oktober 2025.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2025 door mr. H.E. Spruit, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. C. A. Lammertink als griffier, en op schrift gesteld op 1 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).