ECLI:NL:RBMNE:2025:4038

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
UTR 25/2693
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake compensatie kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar bezwaar van 14 mei 2024 tegen de definitieve beschikkingen omtrent de compensatie kinderopvangtoeslag. Eiseres heeft haar bezwaar op 18 november 2024 aangevuld. De rechtbank had eerder, op 4 februari 2025, een beroep van eiseres gegrond verklaard en de Dienst Toeslagen opgedragen om uiterlijk 21 augustus 2025 een besluit op het bezwaar te nemen. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de termijn die zij eerder heeft gesteld nog niet is verstreken, waardoor het huidige beroep van eiseres niet-ontvankelijk is verklaard.

De rechtbank heeft geen zitting belegd, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen vermoedelijk genomen besluiten die zij nooit had ontvangen, en de rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaar gericht was tegen alle vijf de besluiten die op dat moment waren genomen. De rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen het bezwaar terecht heeft geacht als gericht tegen alle besluiten, ondanks dat er onduidelijkheid was over de ontvangstbevestigingen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, omdat de termijn voor het nemen van een besluit door de Dienst Toeslagen nog niet was verstreken. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is gedaan door rechter I. Helmich, in aanwezigheid van griffier M.L. Bressers, en is openbaar uitgesproken op 29 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/2693

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R. Grijpstra),
en

Dienst Toeslagen, verweerder(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 14 mei 2024 tegen de definitieve beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag. Eiseres heeft het bezwaar op 18 november 2024 aangevuld.
Bij uitspraak van 4 februari 2025 heeft deze rechtbank een eerder beroep tegen het niet tijdig beslissen van eiseres gegrond verklaard en verweerder opgedragen uiterlijk 21 augustus 2025 een besluit op bezwaar te nemen. [1]
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft een reactie gegeven op het verweerschrift.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [2]
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [3] De rechtbank heeft in de uitspraak van 4 februari 2025 een termijn gesteld met daaraan gekoppeld een rechterlijke dwangsom.
3. Tussen partijen is in geschil tegen welke besluiten het bezwaar zich precies richt. Eiseres heeft op 14 mei 2024 bezwaar gemaakt tegen ‘vermoedelijk genomen beschikking(en) die ongeveer najaar 2022 genomen moet zijn, maar door haar nooit ontvangen zijn’. Inderdaad bleken er op dat moment vijf besluiten te zijn genomen:
Beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag met kenmerk [nummer 1] van 7 november 2022
Beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag met kenmerk [nummer 2] van 7 november 2022;
Definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag met kenmerk [nummer 3] van 7 november 2022;
Definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag met kenmerk [nummer 4] van 7 november 2022;
Definitieve beschikking tegemoetkoming opzet/grove schuld (O/GS) met kenmerk [nummer 5] van 16 februari 2023.
4. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat het bezwaar moet worden geacht te zijn gericht tegen alle vijf deze besluiten. Eiseres was op het moment dat zij bezwaar maakte niet duidelijk over waar dit precies op zag, zodat verweerder mocht aannemen dat het bezwaar betrekking had op alle besluiten die er op dat moment lagen. Dat verweerder onjuiste ontvangstbevestigingen van het bezwaarschrift heeft verstuurd, waarin niet steeds alle vijf de besluiten worden genoemd, doet hier niet aan af. Waartegen het bezwaar is gericht, hangt immers niet af van een ontvangstbevestiging. Ook het feit dat dit ten tijde van de uitspraak van deze rechtbank van 4 februari 2025 door verweerder in die procedure niet expliciet naar voren is gebracht, maakt dit niet anders. Eiseres kwam in die procedure op tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift en in de uitspraak van 4 februari 2025 heeft de rechtbank bepaald dat verweerder alsnog op het bezwaar van eiseres moet besluiten.
5. Bij brief van 17 februari 2025 heeft verweerder aan eiseres laten weten dat hij het bezwaar van 14 mei 2024 gericht acht tegen alle vijf de genomen besluiten. Op het moment dat eiseres het huidige beroep niet tijdig beslissen instelde was dit dus al duidelijk.
6. In de uitspraak van 4 februari 2025 heeft de rechtbank verweerder opgedragen uiterlijk 21 augustus 2025 een besluit op het bezwaar van 14 mei 2024 bekend te maken. De rechtbank stelt vast dat deze termijn nog niet is verstreken. Het door eiseres ingestelde beroep is daarom niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding. Eiseres krijgt ook het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

2.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.