ECLI:NL:RBMNE:2025:4023

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
UTR 24/5360
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Definitieve beoordeling recht op compensatie kinderopvangtoeslag voor eiseres over de jaren 2007, 2008 en 2009

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 16 juli 2025, wordt de definitieve beoordeling van het recht op compensatie van eiseres voor de kinderopvangtoeslag over de jaren 2007, 2008 en 2009 behandeld. Eiseres heeft zich gemeld als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire en heeft compensatie aangevraagd voor gemaakte fouten in de jaren 2008 en 2009, waarvoor zij ook daadwerkelijk compensatie heeft ontvangen. Echter, voor het jaar 2007 heeft de Dienst Toeslagen geen compensatie aangeboden, omdat zij van mening is dat er geen fouten zijn gemaakt bij de beoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag in dat jaar.

De rechtbank oordeelt dat eiseres in 2007 niet vooringenomen is behandeld en dat zij derhalve geen recht heeft op compensatie voor dat jaar. De rechtbank legt uit dat, hoewel eiseres in 2008 en 2009 wel vooringenomen is behandeld, dit niet betekent dat dit ook voor 2007 het geval is. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar compensatieverzoek voor 2007, maar de rechtbank concludeert dat de Dienst Toeslagen correct heeft gehandeld en dat er geen reden is om de hardheidsclausule toe te passen.

De rechtbank wijst het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen compensatie ontvangt voor het jaar 2007. Eiseres krijgt ook geen terugbetaling van het griffierecht en geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5360

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Laghmouchi),
en

Dienst Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. [gemachtigde 1] en mr. [gemachtigde 2] ).

Samenvatting

Deze uitspraak gaat over de definitieve beoordeling van het recht van eiseres op compensatie kinderopvangtoeslag over de jaren 2007, 2008 en 2009 in het kader van de hersteloperatie toeslagen. Over de jaren 2008 en 2009 is eiseres gecompenseerd. Over het jaar 2007 niet, omdat volgens de Dienst Toeslagen bij de beoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag in dat jaar geen fouten zijn gemaakt. Eiseres is het hier niet mee eens.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat eiseres in het jaar 2007 niet vooringenomen is behandeld. Voor dat jaar heeft zij dus geen recht op compensatie. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

Eiseres heeft zich gemeld als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire. Bij besluit van 23 december 2021 is haar compensatie geboden voor gemaakte fouten in de jaren 2008 en 2009. Eiseres heeft hier op 2 februari 2022 bezwaar tegen gemaakt.
Bij besluit van 18 augustus 2022 heeft Dienst Toeslagen het verzoek om compensatie voor het jaar 2007 afgewezen. Hiertegen heeft eiseres op 16 september 2022 bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit van 27 juni 2024 heeft Dienst Toeslagen het bezwaar van 16 september 2022 ongegrond verklaard. Het bezwaar van 2 februari 2022 is deels gegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 24 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar echtgenoot, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van Dienst Toeslagen.

Beoordeling door de rechtbank

Dienst Toeslagen heeft eiseres compensatie geboden voor de jaren 2008 en 2009. Na gegrondverklaring van het bezwaar ontvangt eiseres als compensatie voor gemaakte fouten over deze jaren een totaalbedrag van € 61.428,-.
Voor het jaar 2007 heeft Dienst Toeslagen geen compensatie aangeboden. Dienst Toeslagen stelt zich op het standpunt dat voor het toeslagjaar 2007 de kinderopvangtoeslag niet onterecht is stopgezet of verlaagd vanwege institutioneel vooringenomen handelen door Dienst Toeslagen. Aanvankelijk is voor dat jaar het uurtarief te laag vastgesteld aan de hand van de door eiseres aangedragen informatie op een antwoordformulier. Nadat eiseres hiertegen bezwaar had gemaakt – waarbij een jaaropgave van het gastouderbureau is overgelegd – is de hoogte van het uurtarief gecorrigeerd en heeft eiseres alsnog de kinderopvangtoeslag gekregen waar zij recht op had.
Eiseres voert aan dat zij ook over het jaar 2007 vooringenomen is behandeld. Dienst Toeslagen heeft onzorgvuldig gehandeld en niet voldaan aan zijn begeleidingsplicht, zowel tijdens de neerwaartse bijstelling van haar recht op kinderopvangtoeslag over 2007 in april 2009 als bij de aanvraag om compensatie. In april 2009 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de definitieve vaststelling van haar recht op kinderopvangtoeslag over 2007. Daarop is op 16 februari 2010 door Dienst Toeslagen beslist. In de tussentijd (in juni 2009) heeft Dienst Toeslagen voor het jaar 2008 het recht op kinderopvangtoeslag verlaagd en voor het jaar 2009 op nihil gesteld. Dit had voor Dienst Toeslagen aanleiding moeten zijn om over het jaar 2007 extra zorgvuldig naar haar bezwaar te kijken. Eiseres doet een beroep op de hardheidsclausule.
De rechtbank kan deze redenering van eiseres niet volgen. Haar bezwaar gericht tegen de definitieve vaststelling van haar recht op kinderopvangtoeslag over 2007 is destijds gegrond verklaard. Eiseres is voor dat jaar (uiteindelijk) in het gelijk gesteld. Dit is gebeurd, óndanks dat Dienst Toeslagen – achteraf ten onrechte – wel aanleiding had gezien om het recht over 2008 naar beneden bij te stellen en over 2009 zelfs op nihil te stellen. Niet in te zien valt wat hier onzorgvuldig aan is. Eiseres heeft verder niet geconcretiseerd in welke zin Dienst Toeslagen niet heeft voldaan aan haar begeleidingsplicht bij haar aanvraag om compensatie. De rechtbank ziet het niet, zodat deze beroepsgrond niet slaagt.
Eiseres voert aan dat het niet geloofwaardig is dat zij in 2007 niet vooringenomen is behandeld, terwijl dat voor 2008 en 2009 wel het geval is. Eiseres stelt dat zij ook in 2007 vooringenomen behandeld is. Op de zitting heeft de echtgenoot van eiseres toegelicht dat zij geen overzicht hebben en menen dat zij ook over het jaar 2007 een terugvordering hebben gehad.
Aan de hand van het dossier, dat overigens ook eiseres en haar gemachtigde ter beschikking staan, heeft de rechtbank vast kunnen stellen dat dit niet het geval is. Zoals Dienst Toeslagen ook heeft geschetst is er over 2007 een fout gemaakt bij de tweede voorschotberekening van de kinderopvangtoeslag, maar is deze fout rechtgezet nadat eiseres bezwaar had gemaakt. Dit blijkt uit de (voorschot)beschikkingen 2007 die in het dossier zitten. Eiseres heeft over dat jaar dus geen kinderopvangtoeslag terug hoeven betalen. De rechtbank kan zich goed voorstellen dat eiseres en haar echtgenoot niet meer precies weten wat er destijds is gebeurd en hoe alles precies is gelopen, maar hun veronderstelling dat zij ook over het jaar 2007 kinderopvangtoeslag hebben moeten terugbetalen is niet juist. Dienst Toeslagen heeft dan ook terecht vastgesteld dat eiseres over het jaar 2007 niet vooringenomen is behandeld en dat zij voor dat jaar geen recht heeft op compensatie. Er was ook geen reden voor de Dienst Toeslagen om de hardheidsclausule toe te passen.
Conclusie en gevolgen
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen compensatie krijgt voor het jaar 2007. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.L. Bressers, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.