Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Waar de zaak over gaat
3.De achtergrond van de zaak
4.De beoordeling
“wat er zij van de handelwijze van het [instelling 1] , vast staat dat veroordeelde ondanks aanwijzing én waarschuwing van de reclassering op internet gezocht heeft naar kinderporno. Hiermee heeft hij zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden én zich weer in het delict scenario begeven. Dit maakt het naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijk dat de verpleging van overheidswege wordt hervat.”Weliswaar is dit vonnis vernietigd in hoger beroep, waarna nog even de TBS onder voorwaarden is voorgezet, maar uiteindelijk is op 6 februari 2019 de TBS met dwangverpleging hervat. Met de stelling van [eiser] dat de huidige situatie moet worden vergeleken met de situatie in februari 2016 toen hij uitzicht had op beëindiging van de TBS, wordt voorbij gegaan aan het feit dat niet alleen in juni 2016 de rechtbank heeft besloten tot hervatting van de dwangverpleging, maar (na vernietiging van deze uitspraak) in 2019 opnieuw is besloten tot TBS met dwangverpleging. Ook is daarna de TBS nog verlengd. In deze periode is dus kennelijk van alles gebeurd dat aanleiding is geweest om de TBS met dwangverpleging te hervatten. Dit maakt dat geen sprake is van een (voldoende direct) causaal verband tussen het gestelde handelen/nalaten van Reclassering Nederland en de situatie waarin [eiser] zich nu bevindt en daarmee met de gestelde schade die hij daardoor zou hebben geleden. Ook op basis hiervan zou de gevorderde schadevergoeding zijn afgewezen.
€ 135,00