2.1.De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Uit vaste jurisprudentie volgt dat een bestuursorgaan bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte heeft bij de uitleg van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 genoemde begrippen. De rechter toetst of het bestuursorgaan geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte. Nadat het bestuursorgaan heeft vastgesteld welke verkeersbelangen in welke mate naar zijn oordeel bij het besluiten dienen te worden betrokken, moet het bestuursorgaan die belangen tegen elkaar afwegen. De bestuursrechter toetst of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
4. Het college heeft met het verkeersbesluit van 19 januari 2024 op 171 locaties in Soest en Soesterberg twee openbare parkeerplaatsen aangewezen voor het uitsluitend opladen van elektrische auto’s. Het college heeft aan het verkeersbesluit ten grondslag gelegd dat zij vervoer zonder emissie wil stimuleren, om hiermee een bijdrage te leveren aan het behalen van de doelstellingen om emissieloos te rijden. Volgens het college draagt het gebruik van elektrisch vervoer bij aan een verbetering van de luchtkwaliteit en vermindert dit de uitstoot van CO2. Het college verwacht ook dat de plaatsing van laadpalen het aanschaffen van elektrische voertuigen zal stimuleren.
Plaatsbepaling en parkeerdruk
5. Eisers stellen dat sprake is van parkeerdruk. De bewoners van de nabijgelegen appartementsgebouwen en de [gebouw] parkeren ook in de straat van eisers. Ook is er al een parkeerplek ingenomen door een gehandicaptenparkeerplaats tegenover [adres 2] . Op de zitting hebben eisers toegelicht dat er al voldoende laadpalen binnen 500 meter beschikbaar zijn voor zes auto’s. De laadpalen die al staan op [straat 1] worden volgens eisers zeer zelden gebruikt. Ook de laadpalen bij de appartementencomplexen worden weinig gebruikt.
6. Het college stelt zich op het standpunt dat parkeerdruk op basis van de geldende beleidsregelgeen gegrond bezwaar is. Er wordt wel gekeken naar de specifieke locatie. Verder stelt het college dat de elektrische auto’s in de plaats komen van normale auto’s en dat daarom de parkeerdruk niet significant toeneemt door de plaatsing van een laadpaal. Het college stelt verder dat de laadpalen pas worden geplaatst als er behoefte aan is, op aanvraag door een omwonende of omdat er wordt gezien dat de overige laadpalen veel in gebruik zijn. Op de zitting heeft de gemachtigde van het college toegelicht dat uit de beleidsregel volgt dat er wordt besloten om een laadpaal te plaatsen als de overige laadpalen in de buurt een bezettingsgraad van boven de 40% hebben.
7. De rechtbank is van oordeel dat het verkeersbesluit in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. Het verkeersbesluit houdt in dat op 171 locaties twee openbare parkeerplaatsen worden aangewezen voor het opladen van elektrische auto’s. Het daadwerkelijk plaatsen van laadpalen gebeurt pas als een inwoner een verzoek tot het plaatsen van een elektrische laadpaal indient of als de data uitwijzen dat er behoefte is aan een extra laadlocatie in de buurt. Dit betekent dus dat op het moment dat het verkeersbesluit werd genomen er op bepaalde locaties nog geen plannen zijn om een laadpunt te realiseren, omdat er (nog) geen verzoek tot plaatsing ligt of omdat de data niet uitwijzen dat er behoefte is aan een extra locatie. Hiermee wordt de feitelijke mogelijkheid van een willekeurige beslissing om in de toekomst een laadpaal te plaatsen opengelaten. De rechtbank is van oordeel dat dit onvoldoende rechtszekerheid biedt, omdat een omwonende hierdoor niet weet waar hij aan toe is en wanneer hij kan verwachten dat een laadpaal wordt geplaatst. Als er vervolgens een laadpaal wordt geplaatst is de termijn om beroep aan te tekenen bij de bestuursrechter tegen dit verkeersbesluit al verstreken. Daarom is het belangrijk dat uit het verkeersbesluit volgt welk objectief uitgangspunt het college hanteert voor de beoordeling van de behoefte aan een extra locatie. Dat is nu niet het geval.