ECLI:NL:RBMNE:2025:3835

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
C/16/594210 / FZ RK 25-444
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging voor betrokkene met psychische stoornis en afwijzing van beperking van bewegingsvrijheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 juli 2025 een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1994. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, maar de rechtbank heeft deze verzoeken beoordeeld en uiteindelijk een zorgmachtiging voor zes maanden verleend. Dit besluit is genomen omdat er voldaan is aan de wettelijke vereisten van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een stoornis in het schizofreniespectrum, wat leidt tot ernstig nadeel voor hemzelf en zijn omgeving. De rechtbank heeft de verzoeken om beperking van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie afgewezen, omdat betrokkene momenteel thuis woont en het goed met hem gaat. De rechtbank heeft geoordeeld dat verplichte zorg noodzakelijk is, maar dat deze zorg in een ambulante setting kan worden verleend. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend tot en met 11 januari 2026, waarbij de rechtbank de noodzaak van de zorg en de effectiviteit ervan heeft afgewogen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Lelystad
Zaaknummer: C/16/594210 / FZ RK 25-444
Datum uitspraak: 11 juli 2025
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
wonend en verblijvend in [plaats] ,
advocaat: mr. N. van der Vegt.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 28 mei 2025 het verzoekschrift met bijlagen ontvangen.
1.2.
De zitting stond eerder gepland op 17 juni 2025, maar betrokkene is toen niet verschenen, waardoor de behandeling van het verzoek is aangehouden. Op 1 juli 2025 is de behandeling van het verzoek bij betrokkene thuis voortgezet. Betrokkene heeft toen echter aangegeven bijstand van een andere advocaat te wensen, waarna de behandeling van het verzoek nogmaals is aangehouden.
1.3.
De behandeling van het verzoek heeft uiteindelijk plaatsgevonden op 11 juli 2025. Daarbij zijn gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- [A] , behandelaar vanuit het FACT-team.

2.Het verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van twaalf maanden.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van zes maanden. Er is namelijk voldaan aan alle wettelijke vereisten van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Hierna wordt uitgelegd waarom dat zo is.
3.2.
De advocaat van betrokkene heeft ter zitting primair verzocht om afwijzing van het verzoek, omdat betrokkene geen verplichte zorg wil en betwist dat er sprake is van een psychische stoornis. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om te twijfelen aan de in de medische verklaring van 26 mei 2025 door de psychiater gestelde diagnose, waaruit blijkt dat betrokkene een stoornis in het schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis heeft.
3.3.
Deze stoornis veroorzaakt ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige financiële schade;
- maatschappelijke teloorgang;
- het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
3.4.
Betrokkene betwist dat er sprake is van ernstig nadeel. Het gaat goed met hem, heeft hij verteld. Hij zorgt goed voor zichzelf, houdt zijn huis netjes en zijn relatie loopt goed. Ook is er een bewindvoerder, waardoor er geen sprake is van financiële schade. Ten aanzien van het oproepen van agressie door het vertonen van hinderlijk gedrag geeft betrokkene aan dat er in het verleden wel dingen zijn voorgevallen, maar dat dit niet aan hem lag. De rechtbank is echter van oordeel dat in de medische verklaring voldoende is onderbouwd dat er wel een reëel risico op bovengenoemde vormen van ernstig nadeel bestaat. Het toestandsbeeld van betrokkene is vorig jaar dusdanig gedecompenseerd dat er situaties zijn ontstaan waarbij betrokkene ernstig agressief gedrag richting anderen, waaronder zijn vriendin, heeft vertoond.
3.5.
Om het ernstig nadeel af te wenden heeft betrokkene zorg nodig.
3.6.
Er zijn geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis. Daarom is verplichte zorg nodig. De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, de visie van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de zitting van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
3.7.
In het verzoek van de officier van justitie zijn ook de vormen van verplichte zorg die zien op het beperken van de bewegingsvrijheid van betrokkene en het opnemen van betrokkene in een accommodatie opgenomen. De advocaat van betrokkene heeft ter zitting verzocht om deze vormen van verplichte zorg af te wijzen, nu uit de medische verklaring blijkt dat het de bedoeling is dat het ernstig nadeel wordt afgewend door middel van depotmedicatie. Dit kan in het ambulante kader, waardoor deze vormen van verplichte zorg niet nodig zijn. Bovendien moet het opnemen van betrokkene een ultimum remedium zijn, omdat dit een ingrijpende vorm van verplichte zorg is. Betrokkene woont momenteel thuis en dat gaat goed. Het is daarom niet proportioneel om deze vormen van verplichte zorg toe te wijzen. De rechtbank ziet en hoort dat het momenteel goed gaat met betrokkene. De behandelaar van het FACT-team heeft dit ter zitting bevestigd. Ook heeft betrokkene verteld hoe belangrijk het voor hem is om weer wat autonomie terug te krijgen. De rechtbank vindt deze wens begrijpelijk en wil betrokkene daarom de kans geven om de nodige zorg in het ambulante kader te ontvangen. Zij wijst de vormen van verplichte zorg die zien op het beperken van de bewegingsvrijheid van betrokkene en het opnemen van betrokkene in een accommodatie om die reden af.
3.8.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
3.9.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
3.10.
Ten aanzien van de duur van de zorgmachtiging merkt de rechtbank het volgende op. Aangezien het verzoekschrift voor de verlenging van de zorgmachtiging buiten de
termijn van vier weken voor het verlopen van de vorige machtiging is ingediend én de vorige machtiging al was verlopen tijdens de zitting, behandelt de rechtbank dit verzoek als een verzoek om een eerste zorgmachtiging. Dat betekent dat zij de zorgmachtiging slechts voor maximaal zes maanden kan verlenen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verleent een zorgmachtiging voor
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] , wat inhoudt dat de maatregelen die in 3.6. staan kunnen worden toegepast;
4.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 11 januari 2026;
4.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2025 door mr. J.M. Atema, rechter, in aanwezigheid van mr. L.J. Pel, griffier en op schrift gesteld op
22 juli 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.